De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 25 maart pagina 5

25 maart 1933 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2912 De Groene Amsterdammer van 25 Maart 1933 ré. *.» 5t w ?i c M ' Spreek zaal DEMOCRATIE EN SOCIAAL-DEMOCRATIE IN NEDERLAND Ik doe een beroep op de redactie van de Groene Amsterdammer, om in haar blad te mogen antwoorden op de Kroniek, die Dr. Henri Polak in ,,Het Volk" aan mijfl artikel in de Groene van 18 Februari j.I. heeft gewijd. Het gaat thans niet om de muiterij aan boord van de Zeven Provinciën. Dienaangaande hebben prof. Kuyper en ik onze meeningen gegeven. Replieken daarover zijn overbodig. Maar het gaat thans om de niet minder ge wichtige vraag, of een lid van een poli tieke partij behoorlijk handelt door ten aanzien van een gewichtig punt zich in het openbaar te stellen tegenover zijn partij. Aan Dr. Henri Polak Ik ontving in goede orde uw kroniek in Het Volk" van 4 Maart j.I., waarin gij de u gestelde vraag, hoe gij denkt over de houding van menschen als Cramer en Oudegeest in de Zeven Provinciën"-zaak op elegante wijze ontwijkt en in plaats daarvan een beoordeeling geeft van het artikel, dat ik over deze zaak in de Groene Amsterdammer heb geschreven. Gij komt tot verpletterende oordeelvellingen; gij vindt mijn publicatie een vergrijp zoo grof, zoo laak baar, zoo onvergeeflijk", dat gij niet de woorden kunt vinden om hetnaarverdienstetekarakteriseeren". En gij constateert met ontzetting dat mij de nocdige eigenschappen van gemoed en van hart ontbreken" om onder de 80.000 met zorg uitgekozen S.D.A.P. gemoe deren en S.D.A.P. harten een plaats waardig te zijn. Gij zegt het zonder blikken of blozen :de leus der Engelsche Jingo's: Right or wrong, my country, maak ik tot mijn grondbeginsel; al zou ik in duizend opzichten andere meeningen huldigen dan de bij mijn Partij gangbare, toch sta ik naast haar, wanneer zij wordt aangevallen. Welnu: de leus van dit blinde partijchauvinisme is nooit mijn wapenspreuk geweest en zij zal het ook nooit worden. Ik ben u zeer erkentelijk, dat gij hetgeen ons verdeelt zoo openlijk hebt uitgesproken. Gij zijt, naar gij u misschien herinnert, niet de eerste sociaal-democraat, die zijn moreele beginselen in het Jingoïsme zoekt. Uw vroegere collega in het bestuur van den A.N.D.B., de heer S. R. de Miranda, heeft nog slechts enkele maanden geleden dezelfde spreuk ge citeerd, toen hij de uitbanning der drie muitende" (dat Wil in dit geval zeggen: zelfstandig oordeelende) Amsterdamsche raadsleden moest goedpraten. En daarom wil ik hier nog eens duidelijk uitspreken, dat gij en uw oud-collega (en ook de anonyme J. J. v. d. Velde, die tegen mij in Het Volk" schreef) uitgaan van een beginsel, dat lijnrecht het tegengestelde is van dat der democratie. De democratie berust niet op de heerschappij van de helft plus n. De democratie gaat uit van den innerlijken samenhang van het geheele volk en zij berust op het vertrouwen, dat de groote massa des volks bij voortduring geleid wordt door een juist inzicht in hetgeen tot heil van het geheele volk zal strekken. De democratie berust zeer essentieel op het ver trouwen in de kracht van de waarheid, die zich door vrijwillige overtuiging, door een voortdu rend beroep op ieders individueel besef voor rede en redelijkheid een weg moet banen. Daarom heeft de democratie tot voorwaarde de vorming van een gezonde publieke opinie: vrijheid van drukpers, vrijheid van vereeniging en ver gadering zijn daarbij haar voornaamste hulp middelen. Maar deze hulpmiddelen zijn vaten zonder in houd, indien zij niet gevuld worden met het resul taat van zelfstandig nadenken. Daarom legt de democratie aan ieder staatsburger den plicht op zich een eigen oordeel te vormen over de publieke zaak en daarvan te getuigen, duidelijk en klaar op het oogenblik dat het noodig is, Gij vervalscht de democratie, gij vervalscht de publieke opinie, indien gij aan U zelf, aan mij, indien gij aan wie ook, het recht zoudt willen ontzeggen om deze plicht te vervullen.' Men zou dit recht prijs geven, indien men lid was van een politieke partij ? Maar waarom wordt men uit vrijen wil lid van een partij ? Omdat men de daden van die partij in het verleden met instemming heeft "begroet, omdat men van die partij voor de toekomst daden verwacht in het belang van het geheele volk, omdat men vertrou wen heeft in de personen der leiders, dat zij deze verwachting zullen verwezenlijken. Hoe nu, indien op een beslissend oogenblik dit vertrouwen beschaanld wordt; enkele leiders verkondigen dingen, die U met de grootste ergernis vervullen; andere en niet de geringste slag'en erin" met weloverwogen woordenkeus zoo te spreken, dat het geen vleesch is: en geen visch; het dagblad van Uw partij maakt de vorming van een zuivere volksoyertuiging onmogelijk door ten dentieuze onloyale, nog net d.oor de mazen van het net heenglippende berichtgeving en ,,stemmingsstukjes." Met beroep op welk recht zult gij mij dan beletten aan mijn verontwaardiging over dit alles uiting te geven? Maar ik erken, dat ik met deze vraag bij U aan het ver keerd e adres ben. Gij vraagt niet naar recht gij zijt als alle Jingo's alleen beducht voor Uw macht. Gij maakt u bezorgd over verkiezingen en aantallen kamerzetels. En gij ziet niet eens meer in, dat een paar kamer zetels meer u en uw partij en de groote zaak der democra tische politiek niet zullen baten, indien zij verkregen zijn door een dubbelzinnige en illoyale propaganda. En nu gij u zoo uitvoerig hebt bezig gehouden met de moreele waarde van mijn schrijven, wil ik mij nog eenige oogenblikken verpoozen, met een ontleding van de moreele waarde van uw niet-schrijven en uw nietspreken tot vier weken na dato. Gij zult u zonder twijfel de vraag gesteld hebben hoe het komt, dat ,,de burgerpers" als een losbarsting van de hel" op de S.D.A.P. is aan gevallen. Gij zult in uw ver zameling dagbladen de ge beurtenissen op den voet volgend bemerkt hebben, dat het eerste symptoom van deze losbarsting lag in een vergadering van de S.D.A.P. op den Zondag toen het eerste tele gram over de muiterij ons land bereikte. Gij zult U herinneren, dat Op die vergadering het ongehoorde schandaal plaats vond, dat de mededeeling, dat een schip der Nederlandsche marine, door muiters overmeesterd, het ruime sop had gekozen, met applaus werd begroet. (iij zult u herinneren, dat op die vergadering Ir. Cramer zijn beruchte woorden sprak. Gij zult U herinneren, dat Het Volk" in haar Maandagnummer over deze gebeurtenissen eenige pakkende kopjes vertoonde en een fijn gestyleerd .stemmingsstukje uit Den Helder opnam. En natuurlijk zult gij als bezadigd man op dit alles eerst eenige meditatie hebben laten volgen, die gij nog eens voor ons neerschrijft in Uw kroniek: ,,De m^nschen reageeren niet gelijkelijk op aan grijpende gebeurtenissen, want dit is afhankelijk van karakter, temperament, algemeen inzicht en opvatting van het bijzondere geval, opgedane ervaring en andere factoren". En als wijsgeerig en gematigd man uitgaande van deze onweersprekelijke stelling zou het U niet invallen achtenswaardige lieden te misprijzen, veel minder te schelden, te grieven en te beleedigen." Als fijnbesnaard en uiterst gevoelig man zult gij een wijle over dit alles gemijmerd hebben.... Maar toen gij terugkeerde tot Uw werkelijkheid van verantwoordelijk en geroutineerd politicus en journalist moet gij u de', vraag gesteld hebben: Wat beteekent dit alles tégenover het Nederland sche volk en tegenover nwjn partij. En als scherp zinnig en ervaren man moe,t gij geantwoord hebben dit applaus en deze zin op dit oogenblik gezegd, deze kopjes" en deze stemmingsstukjes" beteekenen een breuk tusschen.de overgroote meerder heid van het Nederlandsche volk en de producenPact van vier Teekenins B. van Vlijmen ten van, al dit fraais. Aan welken kant sta ik, aan welken kant staat mijn partij ? Let wel: Uw partij had op dat oogenblik (laat ons zeggen Maandag 6 Februari 18 uur of, zoo '"? gij wilt, Dinsdag 7 Februari 12 uur) nog geen partij gekozen. Uw partij-jingoïsme behoefde U nog niet in den weg te zitten. Vier of vijf liedert zonder verantwoordelijkheidsgevoel plus een zaal met handenklappers bepalen niet de meening, kunnen en mogen niet de meening bepalen van een verantwoordelijke politieke partij. Gij stond tr dus voor een vrije, maar uiterst belangrijke be-^ slissing. « Gij hebt uw partij zeer lief: zij js voor U de belichaming van de beginselen zonder welke gif het leven waardeloos zoudt achten." ». Gij zag voor uw oogen hoe deze partij gecompro mitteerd werd. Gij hadt met uw Engelsche traditie een voorbeeld bij de hand, hoe een andere arljeiderspartij zich in een soortgelijk geval gedrufeg.-, Gij moet U zeer geërgerd hebben; ik kan en ik wil van u niet aannemen, dat gij ? de uitingen ': uit de Nederlaiidsche arbeiderspartij goedkeurde.» En wat deedt gij ? Wat deedt gij om Uw partij» voor een losbarsting van de hel" te . vrijwaren ?Gij deedt niets. Ifeelemaal niets.,Men hoorde of7.ag niets van U. , - s Gij liet de geheele rel zich ontwikkelen en den* eersten keer, dat gij uit den hoek komt, is het om, ienmnd de les te lezen, die wél uiting gat' aan zijn ergernis en aan zijn teleurstelling. Maar gij maakte U door Uw stilzwijgen mede verantwoordelijk en mede schuldig aan de houding uwer partij. En omdat gij en de talrijke met u gelijkgezin den dit alles verdragen hebben eri erbij gezwegen hebben daarom heb ik wat hard gesproken en daarom heb ik u verlaten. J. G-OUDUIAA.N Jr.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl