De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 1 april pagina 15

1 april 1933 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2913 De Groene Amsterdammer van 1 April 1933 15 Steun aan den landbouw C. A. Klaasse De nieuwe machtigingswet" Het is nu alweer een paar jaar geleden dat de regeering de eerste wankele schreden zette op het pad van den. boerensteun. Heel voorzichtig zijn we begonnen met een maatregel die eigenlijk niet eens openlijk als ondersteuning werd erkend, alleen maar als een noodzakelijk uit den weg ruimen van een onbillijkheid in de tarief wetgeving: het compenseerend invoerrecht op suiker. Maar al heel spoedig kwam de aap uit de mouw: het was toch eigenlijk wel steun, en het was niet voldoende. Waarna de uitkeering op den bietenbouw volgde, en, sedert dien zijn er voortdurend nieuwe maat regelen gekomen, allemaal ten doel hebbende den landbouw en later ook de veeteelt te beschermen. De suikersteun werd gevolgd door het tarwewetje, daarna kwam het aardappelmeel aan de beurt, de vleeschcontingenteering volgde, de crisiszuivelwet, de eierensteun enz., zoodat nu de crisiswetgeving vrijwel de heele agrarische productie omvat. En dat alles onder, achteraf beschouwd, merk waardig weinig protest. Hetgeen, gezien de traditiejneele vrijhandelsmentaliteit, en wars-van-regeerings-ingrijpen-stemming, die bij ons toch nog altijd de overhand heeft, wel moet -verwonderen. Er is feitelijk niemand die in ernst wil volhouden, dat , wanneer de landbouw aan overproductielijdt, men dat proces maar moet laten uitzieken door lage prijzen en als gevolg daarvan productie-inkrimping, opdat aldus zoo spoedig mogelijk de natuurlijke sanéering", waarop toch altijd nog veel overigens niet fatalistisch aangelegde toeschouwers van het economisch wereldgebeuren bouwen, tot stand kome. Die betrekkelijke onverschilligheid, waarmee al deze inbreuken op de vrije concurrentie zijn ont vangen zelfs door do meest principevaste politici, moet ten deele wellicht wolden toegeschreven aan de economische ontwikkeling der laatste jaren welke de relatieve waarde van elk principe in het daglicht heeft gesteld. Maar misschien komt daarbij te>ch ook wel de oneierbewuste erkenning dat onder de huidige omstandigheden ons vasthouden aan het natuurlijke saneerings"-beginsel een misluk king zou zijn. Stel eens dat wij de boeren zouden laten crepeeren, en dat de agrarische productie hier zou inkrimpen, zou dat eenige verbetering in de marktpositie dezer producten brengen, wanneer niet overal elders eenzelfde standpunt zou worden ingenomen? Daar ligt hier de voornaamste voet angel; overal elders houdt men met hand en tand de productie op peil, tracht die zelfs uit te breiden. Gegeven die feiten kan er van natuurlijke saneering bij ons niets terecht komen, als wij dat op eigen houtje willen doen, het zou de ruïne van het boeren bedrijf beteekenen zonder noemenswaard practisch resultaat voor de marktpositie. Concludeert men dan om deze reden dat het de moeite waard is om terechtertrjd ook met dit prin cipe te breken dan is er nog de vraag: hoe. Men : kan den steun geven daar waar zonder helpende hand het bedrijf ten onder moet gaan, daar waar financieele draagkracht van den ondernemer niet meer aanwezig is. Behoudens enkele uitzonderin gen (aanvankelijk bij denaardappelmeelsteun, ook bij den tuinbouw) heeft men dese methode niet ge volgd. Waar inderdaad heel wat tegen in te brengen zou zijn, maar waarvoor toch ook wel iets to zeggen valt. Vooral wanneer men den boerensteun ziet in dit licht: tengevolge van de crisis is er een wan verhouding ontstaan tusschen de prijzen der agra rische producten eenerzij ds en industrieele pro ducten anderzijds. Ook deze laatste zijn in prijs gedaald, maar in veel geringer mate. Waar deze divergeerende prijsbeweging niet steunt op gelijk gerichte ontwikkeling der productiekosten, en dus op den duur een nivelleering zal moeten intieden, is het van belang deze thans reeds ten deele tot stand te brengen door de prijzen der agrarische producten via en overheidssteun op te voeren boven het peil dat ze bij vrije marktontwikkeling halen. Aldus herstelt men de koopkracht van de boeren bevolking. Deze laatste stelling klinkt erg populair en sophistisch, maar zij is dat veel minder dan zij lijkt. De crisisgeschiedenis leert inderdaad dat algemeene prijsdaling en prijs verschuiving in hooge mate de crisis plegen te verscherpen. Het is vol komen juist dat wanneer men door kunstmatige maatregelen de prijzen van agrarische producten opschroeft dit oppervlakkig bezien slechts een ver schuiving van koopkracht van den consument naar den boer is. Maar de facto is die verschuiving een conserveering van wat anders verloren gegaan zou zijn. Ware deze verschuiving irrelevant, dan zou men tot de conclusie moeten komen dat een algemeene prijsdaling nimmer nadeelige gevolgen kan hebben omdat immers tegenover het nadeel der producten een precies evengroot voordeel der consumenten zou staan, de koopkracht der ver bruikers zou evenveel toenemen als die der vexirtbrengers zou dalen. De crisiservaring is daar om het tegendeel te bewijzen. * * * , Tot zoover de motiveering van steun aan de boe ren die in dit licht bezien niet alleen ten bate van de boerenbevolking geschiedt, maar ook de in andere be drijfstakken werkzame bevolking ten goede komt, ondanks het feit dat deze als consument meer voor de agrarische producten te betalen krijgen dan zonder deze maatregelen. Hoe heeft men nu die theorie in praetijk gebracht ? Juist voor ons land als traditioneel vrijhandelsgebied beteekende de steun een novum. waaraan men niet gewoon was, waarin men zich dus moest inwerken, met alle daaraan verbonden waarschijnlijkheid om in den aanvang fouten te maken. En dat is dan ook gebeurd ! De kardinale fout is wel geweest de versnippering van de steunmaatregelen. Daaruit zijn alle nevenver schijnselen voortgevloeid. Ik wees er boven reeds cp dat allerlei wetjes elkander hebben opgevolgd. telkens een nieuw onderdeel van het agrarische bedrijf steunend. Terwijl toch practisch al, toen de suikersteun werd ingeluid, de heele landbouw nood lijdend was ! Die versnippering heeft eenerzijds tot gevolg gehad dat onbillijkheden ontstonden, de een werd wel, de ander niet gesteund, hetgeen weer tot gevolg had dat de maatregelen niet het maxi mum effect konden sorteeren omdat de koopkrachtverschuiving maar tct een zeer klein deel werd ge nivelleerd. Maar de meest funeste consequentie van het stelsel was wel dat er een zeer begrijpelijke ten dens ontstond om de cultuur uit te breiden van die gewassen die gesteund werden ten koste van ele niet gesteunde producten. Hetgeen intusschen alleen maar kon gebeuren omdat men de steunactie niet verbonden heeft met ingrijpen in de teettvrijheid. De versnippering alleen zou nog geen verschuivingen in de productie te weeg gebracht hebben wanneer men maar den steun had beperkt tot een zekere productie b.v. die van de' laatste paar jaren. Dat heeft men verzuimd met het gevolg b.v. dat na hot tarwewetje het volgende jaar de tarweuitzaai on geveer is verdubbeld zoodat men het maalpercentage dat aanvankelijk 20 was (bij een toen reeds door de eerste wet toegestaan maximum van 25) heeft moeten verhoogen tot 40. Wat beteekende nu die uitbreiding van de tarwecultuur 'i Dat de boerensteun een oneconomische productie in het leven riep ! Waanneer eip bepaalden grond vóór de tarwewet haver werd verbouwd die een opbrengst leverde van X tegen den wereldmarktprijs dan werd het nu voordeelig om daarop tarwe te beiuwen, ook al was de opbrengst bij den wereldmarktprijs daarvan maar X-mrn-2, omdat de regeeringsprijs" een e>pbrengst waarborgde van X-plus-vier. Deze gewaswisseling beteekende voor den boer inderdaad een winst van vier, maar voor de Nederlandsche volkshuishou ding een verlies van twee ! Men had beter gedaan den boer zijn haver maar te laten verbouwen, die op de wereldmarkt te verkoopen, daarvoor goedkuopere tarwe terug te ke>open, en die met opslagtegen regeeringsprijs af te zetten. Uit dien opslaghad dan de haver-boer zijn vier gulden ..premie" kunnen krijgen, en de regeering had nog twee gul den overgehouden. Dat is wel de voornaamste economische fout die in dezen werd gemaakt. Wa.nneer men de vrije prijsvorming als régulateur van de productie weg neemt, dan moet daarvoor een nieuwe reguleerende factor voor- in de plaats gesteld worden i.c. liet voorschrift van de overheid die ook den prijs zelf gaat regelen. Dat is niet alleen economisch nood zakelijk, maar ook een eerste eiseh voor de practische uitvoerbaarheid van de heele steunactie. Een onbeperkt kwantum steunen is onmogelijk. en dus zal men moeten beginnen om wanneer men een premie gaat verstrekken die natuurlijk de Beursspiegel Donderdag, 3O M uur t Het is met de hoerastemming in Wallstreeet, die na de heropening van beurs en banken.zich mani festeerde, alweer gedaan. Cpnieuw een bewijs dat alleen de ,.psychologische factor" op den duur toch niets vermag wanneer niet daarachter iets reëelers staat. Hetzelfde hebben wij kunnen ervaren met betrekking tot de hausse die de Lausanne-overeenkomst verleden jaar zomer volgt de. Die heeft toen veel langer gduurd, en juisdaardoor was er althans een kans, dat door de bloote duur en intensiteit het effect van de louter psychologische factor zich in de feiten en cijfers zou gaan vertoonen in welk geval de realiteit de verwachting had kunnen opvolgen. Maa,r ook toen al is tenslotte alles ttp niets uitgeloopen, al zijn dan ook op de beurs de laagterecords v ars vóór Juli 1932 voor vele fondsen niet meer bereikt. Dat het dit keer al heel spoedig zou doodloopen is nu niet zoo erg verwonderlijk, eerder moet men zich erover verwonderen, dat na de reactied ie sedertdien is ingetreden de koersen niet nog meer zijn gevallen. Want waarop berustte nu eigenlijk het optimisme na de beursopening? Dat de bankcrisis achter den rug was misschien? Maar waarom is die eigenlijk achter den rug? Van sa neering in het bankwezen is geen sprake geweest. En om eenige waarde te hechten aan het onder zoek" dat Roosevelt deed instellen naar de solrditeit der banken alvorens de machtiging tot her opening te geven is toch wel te naïef. In drie a vier dagen, waarvan nog een Zaterdag en Zondag, zou men verscheidene duizenden banken hebben onder zocht ! Om alleen een oppervlakkig inzicht te krijgen in de situatie van n der groote banken zou een onderzoek van eenige maanden zeker noodig zijn! Maar het Yankee-publiek heeft deze comedie van bankcontröle blijkbaar geslikt. Hoelang het vertrouwen, dat op zoo wankelebas is gegrondvest is, zal duren? Gelukkig voor de banken dat ook zonder comedie wan trouwen pleegt dood te loopen. Het is onge twijfeld waar, dat de overwinning van een bankcrisis ook voor de bedrijvigheid van de aller grootste beteekenis is, en uit dien hoofde is een herstel op de beurs uit dezen hoofde dan ook niet onlogisch. Alleen moet men beseffen, dat de invloed beperkt blijft tot het voorkomen van verder kwaad, van verergering der situatie; een verbe tering kan hier alleen niet uit voortkomen. O. K. strekking heeft de productie te stimuleeron, dit effect uit te schakelen. De ervaring heeft de regeering deze waarheden geleerd, en daaraan is het nieuwe ontwet-p voor. een machtigingswet betref fende den boerensteun ontsproten. Gemakkelijk zal de taak ongetwijfeld niet zijn die de regeering daarmee op zich neemt, of eerder: op de schouders van haar opvolgers legt. In de eerste plaats omdat de resultaten van de landbouw riu eenma,al in de allereerste plaats nog afhankelijk zijn van een niet door menschenhand te controleeren factor: de natuur. Daarop wijst ook zeer terecht N. H. Blink in een artikel in K.S.B. Hij releveert daarin dat, terwijl in 1931 tarwebloem por H.A. circa 2000 KG. opleverde, inliet volgende jaar dit cijfer niet min der dan "000 K.G. beliep, dus 50% meer. Ook voor aardappelen kent men in twee achtereenvolgend»» jaren dergelijke verschillen b.v. 200 en 300 H.L. per II.A. En dan een tweede factor: de tijd dien het kost de productie te veranderen. Voor landbouw gewassen alleen in den zaaitijd, en voorde veeteelt is nog veel meer tijd noodig. Wil men b.v. do melk productie beperken, dan kan dit zonder ingrijpende maatregelen van ,.afzet" van een deel der produceereride koeien die weer de vleeschniarkt over hoop zouden gooien alleen maar in een tijdvak van twee jaar gebeuren doordat men een kleiner deel der- koekalven aanhoudt die over twee jaar gaan produceeren. Maar de wet levevt in pik geval do gelegenheid om di- ergste fouten uit den boerensteun te halen, beter ten halve gekeerd.... Eu daar moeten we het min of meer dictatoriale karakter dat door deze wet aan de regeoringsmaat regelen zal wolden ver leend voor over hebben. Meer en meer ziet, men trouwens in alle landen dat op het stuk der ciisiswetgoving 't nocdig blijkt om den gewonen parle mentairen gang van zaken wat in te elammeii. Al legt natuurlijk zulk een macht in de handen der regeering haai' een zware verantwoordelijkheid op !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl