Historisch Archief 1877-1940
t A"-"
De Groene Amsterdammer van 1 April 1933
No. 2913
,
tó»
:i. "
Werkelijkheid die fantasie werd
Melis Stoke
Teekenineen Harms«n van Beek
De schreeuwleelijk met de pet
op het witte doek
Als de pauze, tergendste van alle wachtperioden,
in de bioscoop voorbij is; wanneer op het
projectiedoek de laatste iinna's de voortreffelijkheid van
haar product bekend stellen en wanneer de aller
laatste kellners rondsnellen met het bijna vergeten
biertje, dan nestelen we ons gemakkelijker voor
de hoofdgebeurtenis van den avond: de hoofdfilm.
We hebben de critiek gelezen van onzen trouwen
leidsman in de courant, we hebben kennis genomen
?van diens bordeel en daaraan de bekendstellingen"
den' filmexploitant op de advertentie-pagina
«n nu wacht ons het aantrekkelijk en
schouwspel van een uur.
Meestal is het begin van de film een maat
voor de -te vestigen opinie. Onze getrainde smaak
weet al na de eerste minuut of de film te zoet, te
realistisch of te onwaarschijnlijk zal zijn.
Het was onder die omstandigheden dat we tot
onze-verrassing den schreeuwleelijk met de pet
op ierkenden.
Om u te doen deelen in die verrassing moet ik
u iets v'sxi 3e voorgeschiedenis vertellen.
Die speelde te Lugano, in het voorjaar van 1932.
Het was er nog zoo-wat tusschenbeiden: niet
beelemaal' warm en ook niet bepaald koud. Er
lag nog eiken morgen sneeuw op de bergtoppen
rondom het meer en tegen den avond, als die
sneeuw rose verkleurde en de zon verdween, kon
het bepaald guur zijn.
Maar er waren bloemen in het park en de
tulptenboom aan de promenade, tegenover ons hotel,
stond in volle praal.
Wanneer een kille wind de golfjes van het meer
opdreef, dan keken we tot troost naar onzen bloeien
de tulpenboom die lente suggereerde. En er waren
ook morgens en middagen dat men zich werkelijk
in het zonnetje koesteren kon.
Gaf den chasseur het briefje
Overigens waren de hotels nog tamelijk leeg.
Ik heithner me nog goed dat we den man
met de pet voor het eerst zagen. Er was een oploopje
van menschen voor het hek van een der hotels,
en aangezien we het barometerhuisje reeds hadden
gecontroleerd en niets speciaals,te doen hadden,
voegden we ons bij de kijkers.
Voor den hotelingang stond een geweldige auto.
Ze was lichtblauw gelakt en straalde van nieuwheid.
Naast de auto stond de man met de pet op:
een klein, onaanzienlijk kereltje met een kinder
achtig gezicht. De pet leek hem veel te groot.
Bovendien waren er nog een stuk of drie sportief
gekleede mannen die druk af en aan liepen en
het gezelschap werd gecompleteerd door een portier
in vol gala en een chasseur met witte handschoenen
aan.
Ze beweerden allemaal druk tegen elkander
en schenen een afspraak te maken.
Toen zag ik bij het hek twee film-operateurs
met hun toestellen g t aan.
Een bioscoop-opname" zeiden de menschen
om ons heen.
En dit bleek het inderdaad te zijn.
Bet kleine kereltje verdween in de hotelpoort
en een paar maal achtereen werd de scène herhaald.
Hij stapte naar buiten, de portier schoot toe en
opende het portier. Het pet-mannetje stapte in,
en wenkte op het laatste moment den chasseur
om hem een briefje te overhandigen.
Daarna geschiedde de opname zelf en het
mannetje reed den wagen met een vaartje naar
buiten. Achter de film-draaiers stopte hij. En
hiermee was het schouwspel geëindigd.
Sindsdien zagen we de auto telkens rijden. We
ontmoetten haar op de bergwegen in de omgeving;
overal waar we kwamen was het kereltje met
de pet, in gezelschap van de operateurs en nog
een paar menschen.
Wat ons haast nog meer irriteerde dan de veel
te groote pet, was het feit dat de man bij alle
gelegenheden zong.
Op een laten namiddag toen we langs de
promende liepen, drong een luid gezang tot ons door,
Hij zong het hoogste lied
en waarachtig, op een hoog balcon stond het
kereltje met de pet op.
Hij strekte de armen uit naar de bergen en zong
het hoogste lied ....
Zelfs in zijn vrijen tijd, zeiden we, schijnt
hij zijn mond niet te kunnen houden, en die pet
zet hij geen oogenblik af.
Hier eindigt de voorgeschiedenis en keeren we
terug naar de Haagsche bioscoop.
De eerste maal dat het ventje op het doek
verscheen, kwam hij ons vaag bekend voor.
Toen was er een vertrekkende trein en op het
bord stond de plaatsnaam Lugano geschilderd.
Het is de schreeuwleelijk... riepen we tegelijk.
En waarachtig, hij was het.
We zagen de f ijnbesneeuwde bergen.... we
zagen de tulpenboom, we zagen de prachtige
auto, en we zagen het ventje met de pet.
We zagen het mannetje met de pet op bij onzen
tulpenboom, we zagen hem de armen uitstrekken
naar de bergen.... we zagen hem in de scènerie
waarin we hem het vorige jaar telkens hadden
aangetroffen....
En hij zong.... hij zong.... zoo luidkeels
als we hem nog niet hadden hooren zingen. We
zagen hem voor het hotel in de auto springen en
den chasseur het briefje geven, maar ditmaal
stopte hij niet bij het hek doch reed door, onderwijl
voortdurend luidkeels zingend.
Al onze ergernis over dit mannetje met zijn te
groote pet en zijn zoo ontzettend hardnekkig
Onze ergernis keerde terug
gezang, keerde terug. Maar welk een avonturen
bleek hij daar te Lugano beleefd te hebben. We
zaten er verbaasd naar te kijken. Er had zich daar
een drama afgespeeld waar we eenvoudig geen
Muziek
Constant van Wessem
Bij den dood van Alexander
Schmnlle»In Januari nog zagen wij Alexander Schmulter
op het podium en noemden wij hem hier in
vwband met zijn pioniersarbeid voor de modern*
zoowel als voor de oude vioolmuziek. Diretft
daarop werd hij ernstig ziek, doch na eenigen tijd
hielden de alarmeerende berichten over het ziekte
verloop op, zoodat de buitenstaanders konden
meenen, dat het critieke stadium voorbij was.
Voor hen komt de tijding van zijn overlijden dus
nog vrij onverwacht.
Alexander Schmuller werd slechts 52 jaar oud
en wij realiseeren ons dit moeilijk, zoolang reeds
scheen zijn figuur onafscheidelijk van ons muziek
leven en meenden wij hem reeds te kennen. Het
was echter eerst in 1914, na het uitbreken van den
oorlog, dat hij in ons midden verscheen en dat hij,
bjj ons een tweede vaderland vond voor dat
Rusland, dat hij verlaten had tijdens een verblijf
in Duitschland en waar hij geboren werd.
Schmuller was bij zijn eerste optreden voor ons
al een markante verschijning. Doch niet alleen
zijn opvallend uiterlijk, de groote gebakkebaarde
kop met den scherpen neus op een klein en
tengergebouwd lichaam wat aan zijn verschijning
iets legendarisch, iets Paganini-achtigs gaf
trok onze aandacht, ook zijn speciaal geaard.
niet magistraal, maar zeer verfijnd en verinnigd
vioolspel wekte onze meer dan gewone belang
stelling.
Spoedig was Schmuller een geliefde en veel
geziene figuur in ons muziekleven, hij werkte hard,
gaf lessen en velen roemden zijn paedagogiscbe
gaven. Meer en meer trad hij op, ook in het
Concertgebouw op de abonnementsconcerten liet
hij zich al vaker hooren, en zijn concerten muntten,
al spoedig uit boven die van vele anderen, omdat
hij de wegen van het gemakkelijke succes meed en
er meer op uit was ons iets nieuws en onbekend»
te brengen dan ons door het voorspelen van de
overbekende standaardwerken van het reper
toire van zijn ongewone violistische gaven te over
tuigen.
Schmuller was wat men noemt: een persoonlijk
heid en hij is het tot aan zijn dood gebleven; zonder
vooropgezette excentriciteit wist hij steeds origi
neel te wezen, hij paarde aan een helder inzicht
een zeer geestige wijze van zich uit te drukken,
zoowel met het gesproken als met het geschreven
woord. Hij schreef een vlekkeloos Hollandsen en
ook wat hij sprak was bijna vrij van accent.
Maar voor zijn bons mots gebruikte hij het liefst
de Duitsche taal! Vele van zijn karakteristieke
uitspraken zijn bij de intimi bewaard gebleven.
In de latere jaren van zijn leven gold hij vooral
als pionier van het moderne vioolconcert, hij be
wonderde veel in het kunnen der modernen en ook
hun streven wist hij in zijn toelichtingen
zeerduidelijk uiteen te zetten. Hij zag ook niet zulk
een groot onderscheid tusschen klassieke en
moderne muziek, hij zag bijvoorbeeld in het
vioolconcertv an Hindemith associaties met Bach. Maar
zelfs al was hij het in zijn hart met een bepaald
werk niet eens, zulks weerhield hem nooit al het
persoonlijke op zij te zetten en zich volledig aan
de vertolking van dat werk te geven. Op zijn tijd
was hij ook polemisch, zoo hield hij eens eenmerk
waardig afbrekende lezing over Strawinsky.
Wij zullen Schmuller missen, nu wij hem niet
meer in ons midden zullen 7,ien. Wij kunnen het
ons nog niet eens goed voorstellen, hij was ons te
vertrouwd.
notie van hadden gehad. Maar het kan best zijn
dat er van allerlei atelier-opnamen tusschen door
waren geflansd.
De stukken werkelijkheid die wij hadden
meebeleefd, waren fantasie geworden. Ons wereldje
van het vorig voorjaar, de besneeuwde bergen.
en onze tulpenboom, de bergwegen en de promena
de, waren niet anders dan decor, en het mannetje
met de groote pet en de harde stem was het
middelpunt van dat alles.
En dit laatste, het besef dat het onze wereld
was, die hij in die film om zijn persoon liet draaien,
deed ons feitelijk pas begrijpen waarom hij ons.
daarginds zoo geërgerd had.