Historisch Archief 1877-1940
l
A
fel'
Ast a Nielsen
I O S G O P Y
L. J. Jordaan
De Schoone Slaapster ontwaakt...
Krich Waschnek: ITnmöglichc tiebe."
Tnscbinski
Het is waar Asta, de Schoone Slaapster,
sliep nog geen tien jaar en de heer Hip van
Winkle maakte, meen ik, een tukje van een eeuw.
Maar gelijk wij van Indische" jaren spreken,
zoo kunnen wij van ,,film"-jaren spreken als
tienmaal rijker aan gebeurtenissen dan de gewone!
Asta Nielsen is ontwaakt, even voornaam even
rijk aan expressie eii inhoud als voorheen. Wij
stellen het vast met al de vreugde, den eerbied
en de diepe genegenheid welke deze legendaire
figuur oproept. Maar wij constateeren tevens, als
een lichte pijn, het wegblijven van iets dat wij
vroeger nooit misten en dat wij ook nu stellig ver
wachtten: het bijzondere het buitengewone!
Wij zien de kunstenares van scène naar scène
schrijden, treffend van plastiek, sober van gebaar,
nobel van houding en wij zijn vol bewondering.
Maar wij wachten. . . . Wij hooren haar donkere
stem, teeder van nuance, fraai van dictie, ondanks
het lichte accent een edel instrument. En wij
luisteren bewogen. . . . maar wij wachten !
Wij wachten op het Wonder. . . . dat niet meer
komt en niet meer komen kan !
Geenszins omdat Asta Nielsen -veranderd is
maar omdat wij. . . . omdat de tijden veranderd
zijn. In de tien jaren van haar afwezigheid heeft
een vorm zich geperfectionneerd werd een
wereldpubliek verwend. Wat een decennium
geleden een openbaring was, werd sindsdien een
verschijnsel, waarmee wij vertrouwd raakten.
Wij hebben om de Oarbo's en de Dietrich's ge
lachen wij hebben ons blindgestaard op de
particuliere eigenaardigheden van een
menschensoort, die haar bizarre keerzijde gehad heeft,
zoolang de wereld draait. Maar tusschen de extra
vaganties van fabelachtige honoraria en excen
trieke gewoonten door, groeide hier een kunst
tot een volmaaktheid en een verfijning, waarvan
de progressie in haar vollen omvang ons ontging.
Integendeel wij mopperen over gebrek aan in
houd", paradeeren met het woord kitsch" en
durven zelfs nog het hopeloos gezonken tooneel
als tegenpool te noemen. Terwijl toch de superiori
teit van een speelkunst", als Nielsen hier ont
plooit, door weinigen betwist zal worden.
Het is wel merkwaardig, dat de herleving van
een kunstenares uit een vroeger tijdperk noodig
was, om ons met een schok te doen begrijpen, wat
er in de film veranderd is. Wat ons vroeger aangreep
door zijn uitzonderlijkheid en zeldzaamheid heeft
thans die bekoring verloren. De koninklijke rust
en het innerlijke evenwicht van Asta Nielsen zijn
ons sinds lang vertrouwd geworden in Garbo
haar gevoel voor nuance en de sterke uitstraling
eener persoonlijkheid vonden wij terug in Mariene
Dietrich haar volmaakte techniek ontmoetten
wij bij Bergner. Het doet niets aan de onverander
lijke waarde van Nielsen af, dat ons dit alles niet
meer treft met de hevigheid van voorheen. Het
bewijst hoogstens dat het algemeen niveau der
interpretatie tot haar peil is gestegen.
Natuurlijk zal niemand ontkennen, dat de film
waarin men haar laat optreden, naar den vorm
zoowel als naar den inhoud beneden het middel
matige bleef. Maar de verantwoordelijkheid van
haar hals op dezen Waschneck te schuiven is ab
surd: in vergelijking met de draken waarin Asta
Nielsen vroeger schitterde kan men Unmögliche
Liebe" gevoegelijk een juweel noemen !
De Schoone Slaapster is ontwaakt en vindt een
andere wereld terug. Wij verheugen ons over deze
herleving wij verwachten van haar voor de
toekomst nog groote en schoone dingen. . . . maar
wij mogen niet blind zijn voor het feit, dat zij thans
n uit velen is geworden.
De litteraire film
John Stiilil Back Streef' Tuschinki
We zijn den laatsten tijd in eeri merkwaardig
stadium beland een stadium, dat kennelijk als
doorgangshuis dienst moet doen voor de film op
den weg van haar ontwikkeling. Ik bedoel het
tijdperk van de verfilmde litteratuur dit s.v.p.
niet op te vatten als roman, of novelle, of verhaal
doch als litteratuur qua talis. De filmer volgt het
litteraire werk meestal op den voet, comprimeert
den tekst in een zoo kort mogelijken dialoog en
tracht de rest aan te vullen met het spel der acteurs.
De opzet is hier ondubbelzinnig: men tracht de
sensatie van het gelezen boek te copiëeren en het
behoeft geen betoog, dat dit nimmer het einddoel
van de film (ook niet van de geluidsfilm !) kan
wezen. Wat hier gebeurt is geen creatieve, doch
reproduceerende arbeid.
Het is aardig om in deze situatie de houding
gade te slaan, van degenen die zoo verschrikkelijk
om den inhoud" van de film verlegen zitten.
In den regel toch is die inhoud" dank zij de
geadopteerde methode voor het projectiescherm
zeer behoorlijk te noemen. Wanneer de bewerker
niet al te zeer behoeft te schipperen, kan hij het
litteraire werk in zijn groote lijnen vrijwel onge
schonden overbrengen en het resultaat is dan ook
meestal een schappelijk scenario, dat zich door onze
naar inhoud" dorstende hersens tamelijk wel
aanvaarden laat. Consequent gesproken moet de
inhouds"man zich bij dezen staat van zaken zeer
wel gevoelen en ik meen niet mis te raden, wanneer
het meerendeel der toeschouwers gelooft met deze
methode op den goeden weg te zijn. Nietwaar het
melodrama", het onmogelijke verhaaltje" ... al
deze schrikbeelden van een publiek, dat geen film
als film kan zien, vallen weg. En maar zeer weini
gen merken, dat hier iets veel ergers wordt ge
presenteerd: n.l. het overbodige. Een goede roman
behoeft om geen reden ter wereld nog eens per
film herkauwd te worden ook al biedt zij gele
heid tot het mooiste spej". En geen film behoeft
zich in deze phase te schamen voor een gebrek
aan litteraire logica of voor een mislukt geïnter
preteerd sentiment, wanneer zij het medium zuiver
en gevoelig hanteert. Vandaar de onoverbrugbare
klove, die hen scheidt Welke beleedigd zijn door
het malle" slot van Sternberg's Marokko"
of door het melodramatische" in ..I am a
fugitive...." en dezulken, die deze kitsch-gruwelen
gaarne op den koop toe nemen.
Het is per slot van rekening een quaestie van
intense belangstelling zoo men wil: van liefde
voor de zaak. Wie van de film in dit stadium een
in alle opzichten volmaakt kunstwerk verwacht,
komt met zijn aspiraties ettelijke jaren te vroeg.
Wie haar alleen verdraagt als foutloos communi
catiemiddel van logische ideeën en gevoelens, doet
beter zich bij zijn boeken of (zoover dit nog reikt)
bij het tooneel te houden. Beide categorieën zou
men willen adviseeren: Blijf asjeblieft weg zoolang
tot de film u naar den eisch bedienen kan.
Intusschen heeft de litteraire film evenveel
recht op belangstelling, als welke andere vorm van
Irene Dunne
experiment ook. Wij zijn nu wel zoo wijs geworden,
dat wij weten hoezeer iedere weg ook de zij-weg
de ervaring verrijkt. En blijkt een film als
Back Street" in zijn soort een belangrijk werk.
Want hoewel deze film een typisch voorbeeld
mag heeten van het zonder filmische inspiratie
gecopieerde litteraire oeuvre, heeft zij toch haar
interessante zijden positief en negatief gespro
ken. Deze geschiedenis van de vrouw, die een
verhouding" heeft met een getrouwden man en
die niettemin mér zijn echtgenoote is, dan de
wettige gemalin, maar door het gemis aan het
legale boterbrief je haar liefde het heele leven door
als een smartelijk verborgen schuld moet dragen
deze geschiedenis is om te beginnen wel van
zeer litterairen huize. Misschien zal de filmkunste
naar der toekomst een dergelijk complex van
beschouwingen en gevoelens in frappanten
cinegrafischen vorm kunnen vastleggen de tijdge
noot doet stellig verstandiger daar voorloopig van
af te zien.
Back Street" tenminste geeft geen moment
de overtuiging van het tegendeel. Het beeld doet
niets anders dan de handeling noteeren: de gelieven
ontmoeten elkaar, loopen elkaar mis, kussen elkaar
etc. De gesproken tekst geeft het filosofische en
motioneele resumé. De regisseur. . . regisseert.
Nergens voelt men. dat, de man achter het apparaat
in de verbeelding ingrijpt het drama in eigen
hand neemt. De scènes volgen elkaar op met de regel
maat en de neutraliteit, waarmede de bladzijden
van een boek worden omgeslagen zonder een
andere bewogenheid dan die der personages op het
doek. Daarbij valt de vorm waarin dit copiëeren
van den roman geschiedt nog geenszins onverdeeld
te loven. Met name het eerste deel, dat omstreeks
l OOI) speelt, lijdt aan een zekere armoede in de
conceptie. Het geval is te benauwd met te beperkte
en te onoordeelkundig gekozen middelen gereali
seerd, om de atmosfeer van het poque op te roepen.
De costumes, coiffures en het milieu zijn weinig
overtuigend en de film, die dit alles zoo volmaakt
geven kan, wordt daardoor te kort gedaan. Ook
om een ander voorbeeld te noemen is het
leeftijdsverschil (van n.b. dertig jaar !) der hoofd
personen in liet eerste en laatste deel. te weinig
geloofwaardig. In het algemeen behoort deze
liefhebberij voor transformatie-virtuositeit niet
op het projectiedoek thuis de film is geen asyl
voor daklooze tooneeltrucs en de goochelt oor van
Helen Mayes in The sin of Madeleine Claudet"
behoort ten spoedigste naast .Tannings'
oudema.rmenrolleti in het rariteitenmuseum bijgezet.
Back Street" heeft gelukkig dit
schminkdoosexperiment niet herhaald en zijn sujetten de
ongewa'sschen gezichten met geteekende rimpels
en vuile vlekken bespaard. Maar het resul
taat is dan ook, dat een beetje grijs aan de
slapen de illusie van den vijftigjarigeri leeftijd
geenszins geeft. Helaas.... was het maar waar!
(Slot op pag. 14)