De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 8 april pagina 13

8 april 1933 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

l A fel' Ast a Nielsen I O S G O P Y L. J. Jordaan De Schoone Slaapster ontwaakt... Krich Waschnek: ITnmöglichc tiebe." Tnscbinski Het is waar Asta, de Schoone Slaapster, sliep nog geen tien jaar en de heer Hip van Winkle maakte, meen ik, een tukje van een eeuw. Maar gelijk wij van Indische" jaren spreken, zoo kunnen wij van ,,film"-jaren spreken als tienmaal rijker aan gebeurtenissen dan de gewone! Asta Nielsen is ontwaakt, even voornaam even rijk aan expressie eii inhoud als voorheen. Wij stellen het vast met al de vreugde, den eerbied en de diepe genegenheid welke deze legendaire figuur oproept. Maar wij constateeren tevens, als een lichte pijn, het wegblijven van iets dat wij vroeger nooit misten en dat wij ook nu stellig ver wachtten: het bijzondere het buitengewone! Wij zien de kunstenares van scène naar scène schrijden, treffend van plastiek, sober van gebaar, nobel van houding en wij zijn vol bewondering. Maar wij wachten. . . . Wij hooren haar donkere stem, teeder van nuance, fraai van dictie, ondanks het lichte accent een edel instrument. En wij luisteren bewogen. . . . maar wij wachten ! Wij wachten op het Wonder. . . . dat niet meer komt en niet meer komen kan ! Geenszins omdat Asta Nielsen -veranderd is maar omdat wij. . . . omdat de tijden veranderd zijn. In de tien jaren van haar afwezigheid heeft een vorm zich geperfectionneerd werd een wereldpubliek verwend. Wat een decennium geleden een openbaring was, werd sindsdien een verschijnsel, waarmee wij vertrouwd raakten. Wij hebben om de Oarbo's en de Dietrich's ge lachen wij hebben ons blindgestaard op de particuliere eigenaardigheden van een menschensoort, die haar bizarre keerzijde gehad heeft, zoolang de wereld draait. Maar tusschen de extra vaganties van fabelachtige honoraria en excen trieke gewoonten door, groeide hier een kunst tot een volmaaktheid en een verfijning, waarvan de progressie in haar vollen omvang ons ontging. Integendeel wij mopperen over gebrek aan in houd", paradeeren met het woord kitsch" en durven zelfs nog het hopeloos gezonken tooneel als tegenpool te noemen. Terwijl toch de superiori teit van een speelkunst", als Nielsen hier ont plooit, door weinigen betwist zal worden. Het is wel merkwaardig, dat de herleving van een kunstenares uit een vroeger tijdperk noodig was, om ons met een schok te doen begrijpen, wat er in de film veranderd is. Wat ons vroeger aangreep door zijn uitzonderlijkheid en zeldzaamheid heeft thans die bekoring verloren. De koninklijke rust en het innerlijke evenwicht van Asta Nielsen zijn ons sinds lang vertrouwd geworden in Garbo haar gevoel voor nuance en de sterke uitstraling eener persoonlijkheid vonden wij terug in Mariene Dietrich haar volmaakte techniek ontmoetten wij bij Bergner. Het doet niets aan de onverander lijke waarde van Nielsen af, dat ons dit alles niet meer treft met de hevigheid van voorheen. Het bewijst hoogstens dat het algemeen niveau der interpretatie tot haar peil is gestegen. Natuurlijk zal niemand ontkennen, dat de film waarin men haar laat optreden, naar den vorm zoowel als naar den inhoud beneden het middel matige bleef. Maar de verantwoordelijkheid van haar hals op dezen Waschneck te schuiven is ab surd: in vergelijking met de draken waarin Asta Nielsen vroeger schitterde kan men Unmögliche Liebe" gevoegelijk een juweel noemen ! De Schoone Slaapster is ontwaakt en vindt een andere wereld terug. Wij verheugen ons over deze herleving wij verwachten van haar voor de toekomst nog groote en schoone dingen. . . . maar wij mogen niet blind zijn voor het feit, dat zij thans n uit velen is geworden. De litteraire film John Stiilil Back Streef' Tuschinki We zijn den laatsten tijd in eeri merkwaardig stadium beland een stadium, dat kennelijk als doorgangshuis dienst moet doen voor de film op den weg van haar ontwikkeling. Ik bedoel het tijdperk van de verfilmde litteratuur dit s.v.p. niet op te vatten als roman, of novelle, of verhaal doch als litteratuur qua talis. De filmer volgt het litteraire werk meestal op den voet, comprimeert den tekst in een zoo kort mogelijken dialoog en tracht de rest aan te vullen met het spel der acteurs. De opzet is hier ondubbelzinnig: men tracht de sensatie van het gelezen boek te copiëeren en het behoeft geen betoog, dat dit nimmer het einddoel van de film (ook niet van de geluidsfilm !) kan wezen. Wat hier gebeurt is geen creatieve, doch reproduceerende arbeid. Het is aardig om in deze situatie de houding gade te slaan, van degenen die zoo verschrikkelijk om den inhoud" van de film verlegen zitten. In den regel toch is die inhoud" dank zij de geadopteerde methode voor het projectiescherm zeer behoorlijk te noemen. Wanneer de bewerker niet al te zeer behoeft te schipperen, kan hij het litteraire werk in zijn groote lijnen vrijwel onge schonden overbrengen en het resultaat is dan ook meestal een schappelijk scenario, dat zich door onze naar inhoud" dorstende hersens tamelijk wel aanvaarden laat. Consequent gesproken moet de inhouds"man zich bij dezen staat van zaken zeer wel gevoelen en ik meen niet mis te raden, wanneer het meerendeel der toeschouwers gelooft met deze methode op den goeden weg te zijn. Nietwaar het melodrama", het onmogelijke verhaaltje" ... al deze schrikbeelden van een publiek, dat geen film als film kan zien, vallen weg. En maar zeer weini gen merken, dat hier iets veel ergers wordt ge presenteerd: n.l. het overbodige. Een goede roman behoeft om geen reden ter wereld nog eens per film herkauwd te worden ook al biedt zij gele heid tot het mooiste spej". En geen film behoeft zich in deze phase te schamen voor een gebrek aan litteraire logica of voor een mislukt geïnter preteerd sentiment, wanneer zij het medium zuiver en gevoelig hanteert. Vandaar de onoverbrugbare klove, die hen scheidt Welke beleedigd zijn door het malle" slot van Sternberg's Marokko" of door het melodramatische" in ..I am a fugitive...." en dezulken, die deze kitsch-gruwelen gaarne op den koop toe nemen. Het is per slot van rekening een quaestie van intense belangstelling zoo men wil: van liefde voor de zaak. Wie van de film in dit stadium een in alle opzichten volmaakt kunstwerk verwacht, komt met zijn aspiraties ettelijke jaren te vroeg. Wie haar alleen verdraagt als foutloos communi catiemiddel van logische ideeën en gevoelens, doet beter zich bij zijn boeken of (zoover dit nog reikt) bij het tooneel te houden. Beide categorieën zou men willen adviseeren: Blijf asjeblieft weg zoolang tot de film u naar den eisch bedienen kan. Intusschen heeft de litteraire film evenveel recht op belangstelling, als welke andere vorm van Irene Dunne experiment ook. Wij zijn nu wel zoo wijs geworden, dat wij weten hoezeer iedere weg ook de zij-weg de ervaring verrijkt. En blijkt een film als Back Street" in zijn soort een belangrijk werk. Want hoewel deze film een typisch voorbeeld mag heeten van het zonder filmische inspiratie gecopieerde litteraire oeuvre, heeft zij toch haar interessante zijden positief en negatief gespro ken. Deze geschiedenis van de vrouw, die een verhouding" heeft met een getrouwden man en die niettemin mér zijn echtgenoote is, dan de wettige gemalin, maar door het gemis aan het legale boterbrief je haar liefde het heele leven door als een smartelijk verborgen schuld moet dragen deze geschiedenis is om te beginnen wel van zeer litterairen huize. Misschien zal de filmkunste naar der toekomst een dergelijk complex van beschouwingen en gevoelens in frappanten cinegrafischen vorm kunnen vastleggen de tijdge noot doet stellig verstandiger daar voorloopig van af te zien. Back Street" tenminste geeft geen moment de overtuiging van het tegendeel. Het beeld doet niets anders dan de handeling noteeren: de gelieven ontmoeten elkaar, loopen elkaar mis, kussen elkaar etc. De gesproken tekst geeft het filosofische en motioneele resumé. De regisseur. . . regisseert. Nergens voelt men. dat, de man achter het apparaat in de verbeelding ingrijpt het drama in eigen hand neemt. De scènes volgen elkaar op met de regel maat en de neutraliteit, waarmede de bladzijden van een boek worden omgeslagen zonder een andere bewogenheid dan die der personages op het doek. Daarbij valt de vorm waarin dit copiëeren van den roman geschiedt nog geenszins onverdeeld te loven. Met name het eerste deel, dat omstreeks l OOI) speelt, lijdt aan een zekere armoede in de conceptie. Het geval is te benauwd met te beperkte en te onoordeelkundig gekozen middelen gereali seerd, om de atmosfeer van het poque op te roepen. De costumes, coiffures en het milieu zijn weinig overtuigend en de film, die dit alles zoo volmaakt geven kan, wordt daardoor te kort gedaan. Ook om een ander voorbeeld te noemen is het leeftijdsverschil (van n.b. dertig jaar !) der hoofd personen in liet eerste en laatste deel. te weinig geloofwaardig. In het algemeen behoort deze liefhebberij voor transformatie-virtuositeit niet op het projectiedoek thuis de film is geen asyl voor daklooze tooneeltrucs en de goochelt oor van Helen Mayes in The sin of Madeleine Claudet" behoort ten spoedigste naast .Tannings' oudema.rmenrolleti in het rariteitenmuseum bijgezet. Back Street" heeft gelukkig dit schminkdoosexperiment niet herhaald en zijn sujetten de ongewa'sschen gezichten met geteekende rimpels en vuile vlekken bespaard. Maar het resul taat is dan ook, dat een beetje grijs aan de slapen de illusie van den vijftigjarigeri leeftijd geenszins geeft. Helaas.... was het maar waar! (Slot op pag. 14)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl