Historisch Archief 1877-1940
No. 2914
De Groene Amsterdammer van 8 April 1933
17
Bollenzondag
*
Otto van Tussenbroek
Tcekening .Toe Raphacl
Wij zijn er welhaast weer aan toe
dat de bollen bloeien in de befaamde
streek waar met den handel in bol
gewassen kapitalen verdiend werden
en kapitalen verloren zijn gegaan. De
uittocht der stedelingen trekt zich
echter van winst en verlies niets, aan
en bij duizenden gaat men te voet,
per tram, per rijtuig, auto of rijwiel
er op uit om het echt Hollandsch
festijn te vieren der tulpen en hya
cinten waarmede men zichzelf of zijn
voertuig omkranst.
Er zijn menschen die op den
glorieusen bollen-Zondag (want er is er
telkenjare eigenlijk maar n enkele
dag van dien naam !) zich zoodanig
onder bloemen bedelven dat zij in
zekeren zin aan levende lijken doen
denken met dit verschil echter dat
niet anderen hen in de blommetjes
zetten" maar dat zij het bij uitzon
dering zichzelf aandoen".... Wat
overigens meer valt aan te bevelen !
Er zijn ook menschen die zich in
Nice of Oannes wanen en heel hun
auto onder de fel-kleurige trossen als
in een bloemen-corso laten schuil
gaan wat vooral het geval is als de
wagen aftandsch geworden is en hier
en daar wat beschadigd is. Men ziet
dat alles dan zoo niet en een Ford j e
uit vroeger tijden heeft aldus nog een
kans om voor een lage Lancia te
worden versleten als overigens het
vehikel maar niet zoo heel hoog op
zijn wielen stond.
Er zijn op zulk een dag plaatsen
op den straatweg, die zich slingert als
een gordel van veilige klinkers tusschen
Leiden en Haarlem, waar de drukte
op de spitsuren werkelijk levensge
vaarlijk wordt, maar gewoonlijk loopt
alles (mede dank zij het vloek-verbod !)
met een sisser of een paar hartelijk
gemeende woorden af, als het niet
blijft bij een deuk in een spatbord
of een gekraakte fiets. De voetgangers
zorgen overigens wel buiten schot te
blijven. . . .
Laatstgenoemden zijn tegenover
het rollend materieel sterk in de
minderheid maar. . . . zij zijn er
toch. Trouwens de al of niet zin
gende vierdaagschelingeri weren zich
dapper en men maakt er. nut en
genoegen vereenigend, een
oefentocht van. Het is dan ook een
waarlijk roerend schouwspel in een
dorp als Sassenheim (een nederzetting
van het transito-type) zulk een door
tocht te mogen beleven.
Er zit gang en stijl in de deelnemers
van beiderlei kunne, die van bollen
als bezeten zijn. Dat wil zeggen van
de bloemen dier bollen.... Sommigen
hebben zich nog voor het bereiken
der kleurige velden reeds rijkelijk van
bloemguirianden voorzien, welke voor
luttel gelds langs de wegen, kant en
klaar aaneengeregen, te koop geboden
worden; anderen practisch van aard,
omhingen zich met de nuchtere
knapzakken en knipsgrage kiektoestellen
eri men ziet daar dan zoo va,n alles
langs komen in energieke houding en
twee aan twee of drie aan drie terwijl
het gedreun der stappen over de
keien klinkt. Trainingspakken van
donkerblauw tricot, lurnber-jackets
in bruin caca-d'oie, witte hemden
met Schiller-kragen doen rijkelijk op
geld; de al te lange plus-fours meten
zich met al te koi-te shorts; er zijn
mannelijke vrouwen eri vrouwelijke
mannen bij wier pull- en slip-over's
maar weinig verschillen en het moet
zonder twijfel den eenzamen dorps
diender bij het regelen van het ver
keer nu en dan wel voor de oogen
duizelen bij het voorbijtrekken dier
kleurige stoeten terwijl zijn machtig
handgebaar als met tooverslag de
motoren in vrij loop gebiedt, terwijl
het geronk begeleid wordt door de
geliefde wijzen liefst als cocktail op
gediend uit de luidsprekers voor de
opejn vensters der buren, die elkander
met het cacophonisch gerucht den
radio-loef trachten af te steken.
Bomantiek en nieuwe zakelijkheid
gaan in deze omgeving hand in hand.
Een ijzeren telefoonpaal rijst vredig
naast een looden Arnor, doedelzak
spejende, in een met gevlochten
ijzerdraad omheind voortuintje ....
Een rneisje niet een afgezakten hoed
op 'het roode hoofd blèrt: .,bloemè!"
. .J.en de bloemen hebben het met
of zonder meisje op den bollen-Zondag
de menigte aangedaan. Het is feest !. .
Maar bij de bocht op het zooge
naamde auto-kerkhof tusschen
Oegstgeest en Sassen!* raakt men in
d<verdrukking. Wat daar al niet. te zien
is aan rare eri zonderlinge voertuigen
grenst aan het ongeloofelijke. Hier
hebben de voetgangers maar weinig
karis. Wagens die gewoon zijn ram
melende melkbussen te rijden zijn met
een bewonderenswaardige onverschil
ligheid tegenover alle wettelijke voor
schriften op dezen Zondag voor per
sonen-vervoer ingericht. Op banken en
stoelen hebben de inzittenden ge
moedelijk plaats genomen en men is
..uit !" Een bestelfiets van oen bakker
rijdt in plaats van kadetjes en knipjes
een stel blozende kinderen rond. Ken
hoogen hoed" is in gebreke gebleven
en de bestuurder ligt plat op zijn
buik onder den wagen, terwijl uit een
luidspreker van een touring-car met
twee dozijn duttende en doezelende
menschen het bekende Irgend wo
auf der Welt gibts ein kleines .Bischen
(ïlück" ironisch opklinkt. En tus
schen heel deze opstopping van blij
bollen-toerisme trekt rustig en onver
stoord het eenige paardebeest een
woonwagen voort en denkt er het
zijne van !
Alen laat zich midden op den weg
vereeuwigen, met bloemen bedaan
alsof men op Hawaïis. Voor later !"
Men drijft een levendigen handel in
slingers en boeketten. Voor thuis !"
De stank der benzine en walm der
uitlaatgassen is bedwelmend maar
men is buiten. Men flirt, men geeuwt
of wel: men beziet een onafgebroken
stroom menschen, motoristen vooral
en de juffrouw, die van haar fiets
gevallen, opkrabbelend getuigde 't Is
hier net het Leidsche Plein" had
volktmen gelijk. . . . Want toen ze
thuis kwam in Mokum had ze wel de
aaneengeregen verlepte blommetjes
maar niet de fel-kleurige velden gezien.
Wat begrijpelijk is want een mensch
is nu eenmaal volgens hen die het
welen kunnen een gezellig levend
kuddedier. . . .
Iets hebben wij verloren dat noode
gemist wordt. Dat is de stoomtram,
nu vervangen door electrische tractie.
Die stoomtram cow-shed on wheels"
zooals een befaamd Engelsch teekenaar
haar eenmaal spottend doopte, gaf
lijn en bepaling aan het beeld daar op
de bocht bij het oude kerkje op den
hoek, zooals zij zich een weg baande
door de menigte, het zuchtend steunen
der stoommachine begeleidend met
muzikaal belgelui, een roetrook uit
haar korte schoorsteen blazend als
een afscheids- of welkomstgroet.
De electrische" mist alle poëzie.
De electrische" gaat te gauw en
vooral: zij mist de hiiiselijke sfeer
die aan de oude stoomtram haar be
koring gaf. Maar overigens is alles bij
het oude gebleven. De bollen en de
Bols zxillen ook dit jaar hun oude
gevestigde reputatie niet verzaken; de
IJsco's en Ranja's zullen weer opgeld
doen en de horden zullen zich als van
ouds vermaken zooals men dit gewend
is. Dat Kleines Bischen Glück" is
ze overigens van ganscher harte ge
gund !. . . .
Als 't Zondag is en heel mooi iveer
en alle klokjes slaan
en alle menschen keurig-net
verkleed uit wand'lcn gaan,
dan blijf ik liever uit de buurt,
op zolder of in bed,
wijl ik helaas geen sjabbcs-pak,
berouw noch motor heb.
Kn denk daar in de eenzaamheid
de allergekste zaken :
Wat hebben ivij (bijvoorbeeld) hier
met Mozcs' wet te maken!
Mozaïsch, en dan nog misvormd:
de zevende was feest,
en Zondag is de rste dag,
dat 's altijd zoo geweest:
Zes dagen zult gij sjacheren.
den zevend' U verstaan
met God, dan kunt gij daarna weer
zes dagen zicend'len gaati.
Zoo was de Wet, zoo wordt ze nog
maar al te graag geleerd :
ti dag voor God, dat is niet te veel,
dan zijn ive weer bekeerd.
Eén dag voor zes, en fraai vermomd,
een feestdag voor de vromen.
Wie door de week" met God verkeert
blijft Zondags liever droomen.
JOH. C. P. ALBERTS