De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 8 april pagina 6

8 april 1933 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 8 April 1933 No. 2814 Vaste klanten Melis Stoke Teekenlngen Harmsen van Beek r Ze worden niet moe om mij te bezoeken, de een na den ander Optimisten zoeken in dezen crisistijd hard nekkig en rusteloos naar de lichtzijden van al het duistere dat ons omringt. Ze verheugen ons met de tijding dat nooit tevoren de industrie zoo efficiënt en doelmatig heeft gewerkt als tegen woordig, dat de groote moeilijkheden in het handels verkeer eene opruiming houden van al datgene dat zich daarin tot dusver staande wist te houden op een vooze basis, ze brengen ons de blijde bood schap dat alom gesaneerd, geconsolideerd en .wakkergeschud wordt en we vragen ons af of wij met onze sombere gedachten dan toch ongelijk hebben als we schuchter de veronderstelling wagen (Jat het middel erger zou kunnen zijn dan de kwaal. Maar aanstonds, wanneer ons deze gedachten bekruipen, staan er weer menschen gereed die ons trachten te doordringen van hun heilzaam opti misme. Zij zijn het die ons over het zwaarste heen helpen, en naar hen zal het zijn dat eenmaal, wanneer deze tijden achter ons liggen, onze ge dachten met dankbaarheid terug zullen gaan. Ik heb in mijne omgeving zes of zeven zulke menschen. Ze worden niet moe mij te bezoeken en op te bellen, en in de momenten van moedeloosheid heb ik slechts aan hen te denken om weer met frissche kracht voort te gaan. Deze vrienden vormen een vasten, trouwen kring, en ik wil ze hier gedenken. De oudste geeft zich uit voor mijningenieur zonder werk. Hij pleegt binnen te komen met een breeden, hartelijken glimlach, waarvan d_e oprechtheid onmiddellijk de aandacht afleidt van de duistere brokstukken van zijn gebit en de lichte alcoholgeur die hem pleegt te omzweemen. Zoodra hij binnen is wijst hij op de deur achter zich en herinnert er mij aan dat het mij vrij staat hem door die opening te doen verdwijnen. Uit mijn zak in den zijne De gedachte daaraan is opzichzelf al voldoende om mij er toe te brengen hem een stoel aan te bieden teneinde hem in de gemakkelijkste houding in de gelegenheid te stellen het bedrag te noemen dat hij zou willen zien verhuizen uit mijn zak in den zijne. Hij Weigert dit bedrag te noemen, want hij is een bescheiden man en hij houdt er niet van om, gelijk sommige waanwijze economen dat plegen te doen, precies te zeggen welke transactie er noodig is om een zeker evenwicht tusschen de wederzijdsche financieele omstandigheden te her stellen. Men kome mij niet aan met de beschuldiging dat deze verstandige en wereldwijze grijsaard een bedelaar zou kunnen zijn. Ik zou dit veront waardigd afwijzen. Ik ben er van overtuigd dat elk verzoek van zijn zijde de vrucht is van een nauwkeurige berekening, en niet anders dan een doelbewuste poging tot hoognoodzakelijke clearing. Het feit dat deze man, die beschikt over een groote talen- en menschenkennis en verscheidene diploma's, waaronder een bewijs van ontslag uit een Nederlandsche gevangenis, niet moe wordt bij mij aan te kloppen, sterkt mij in het geloof dat er in deze tijden, naast alles wat ons ontvalt en voos blijkt, ook relaties kunnen ontstaan van een taaiheid die men vroeger tevergeefs gezocht zou hebben. De tweede uit ons clubje is een Belg. Hij is lang en zwart, heeft zijn vaderlijk erfdeel opge maakt, en voert al zijn conversatie op een huilenden toon. Wanneer hij binnenkomt of telefoneert gunt hij zich nauwelijks tijd voor een groet om dan aanstonds los te barsten in een reeks van wee klachten die onmogelijk te onderbreken is. In den loop der tijden heb ik het juiste moment weten te observeeren waarop hem de adem begeeft en hij even lucht moet happen. Wanneer ik dat moment verzuim spreekt hij weer volle zes minuten onaf gebroken voort. Geen plek is meer onbezet Nooit heb ik iemand zoo plotseling liooron overgaan van het somberste stilzwijgen in een ononderbreekbare jammerklacht als deze man. En wanneer ik eerlijk moet zijn dan heb ik te ver klaren dat de beslissende geste mijnerzijds eigenlijk niet anders is dan een afkoop van het ontstellend "geluid dat hij voortbrengt. Want nauwelijks is deze geste gemaakt of hij zwijgt met plotselinge en bewonderenswaardige zelfbeheersching. Een ander lid van onzen kring houdt zich bezig met den verkoop van zelfvervaardigde kunstschat ten, het ruilmiddel immers dat, welke normen ons ook ontvallen, stabiel van onvergankelijke waarde blijft. Indien ik het verkeer met dezen vriend even gretig zou hebben aangevat als hij het, overigens zonder eenige aanmoediging mijnerzijds, geopend heeft, dan zou nauwelijks nog een vierkante centimeter van mijn huis onbedekt zijn. En wanneer ooit een kunstcriticus de aandacht van het publiek op deze werken vestigt, dan is het geslacht van dezen man tot in de verste toekomst een der rijkste van ons land. Zijn scheppingsdrang grenst aan het ongeloofelijke en de wijze waarop hij het product, met uit schakeling van den kunsthandel, rechtstreeks bij den waarachtigen minnaar brengt, is bewonderens waardig van eenVoud en doorzettingsvermogen. Toen hij eenigen tijd op het ziekbed was gekluis terd, stuurde hij er zijn jongen zoon op af en deze belooft, zoo^l niet als schilder, dan toch als makelaar, een enorme toekomst te zullen hebben. In ons clubje van trouwe vrienden bevinden zich nog drie andere kunstenaars, wier oeuvre grootendeels onverkocht blijft doch desondanks zekere vruchten met regelmaat blijft afwerpen, louter door het feit dat ze het precies weer zoo meenemen als ze het brachten. Onnoodig te zeggen dat de telefoon een belang rijke rol speelt in de onderlinge betrekkingen van ons groepje. Er gaat geen dag voorbij dat niet minstens een hunner mij opbelt, en zulks hoewel ik nooit het initiatief neem tot zulke gesprekken. Het is misschien niet aardig van mij zoo in het openbaar te gewagen van het bestaan van deze vaste vriendenkern temidden van de wankele zakenverhoudingen van deze wereld. Witte Curafao Sec Cherry Brandy Menthe Glaciale Curacao Brandy ? Koopt Nederlandsch fabrikaat! l Es ist nicht wahr (Gedachten bij een loudspeaker) De vrede van het huis wordt grof verstoord door rauwe stemmen en verwoede kreten.... Waar hebben we die klanken meer gehoord. ... ? Neen.. . . neen, we hadden het nog niet vergeten, dat onbeheerschte dissonant-accoord. Des avonds, bij de radio gezeten vernemen wij het weerzinwekkend woord waarmee een volk dat haakt naar werk en eten tot felle rassenhaat wordt aangespoord door leiders die van machtswaan zijn bezeten. Es ist nicht Wahr. ... de wereld moet het weten. Weer komt men ons met deze leus aan boord. Maar aan de lessen der ervaring meten wij het gewicht van dat verwaten woord dat als een kei ons huis in wordt gesmeten. Hoe heftig het protest wordt uitgekreten, wij weten waar de phrase thuisbehoort, en al wat aan het Ausland wordt verweten. . . . Het is de materieele Jodenmoord hoe 't in de Nazi-taal dan ook mag heeten. Het buitenlandsch protest wordt uitgemeten De verontwaardiging is van de soort die sinds den oorlog nog niet is vergeten. De ondeugd van ee;i volksdeel woekert voort al heeft het dan wat tronen omgesmeten. Nog draagt de wereld-aether ongestoord de overslaande stemmen dier proleten. Nog zit de wereld stomverbaasd en hoort wat weer. als zoo vaak vroeger, wordt verweten aan 't volk dat overal en nergens thuisbehoort. Hoe luid de spreker roept van wraak en moord, en wat aan grofheid rauw wordt toegebeten, de draad des lots spint onverbreekbaar voort, en 't is de stem van 't menschelijk geweten waar Duitschland nog de weerklank niet van hoort, verdoofd als 't is door eigen luide kreten. . . . Es ist nicht Wahr. . . . Neen. wij zijn niet vergeten waar deze leuze eerder werd gehoord. . . . Misleiding heeft geen vat op ons. . . . wij weten. . . . MELIS STOKE Want stuk voor stuk beschouwen de vrienden ons bondgenootschap als strikt privéen persoonlijk. Ze zijn zoo bescheiden op dit punt dat ze het stelselmatig vertikken om bij de aankondiging van hun bezoek het ontvangend personeel op de hoogte te brengen van hun bedoelingen of van de zeer speciale verhouding' die tusschen hen en mij bestaat. Ze volstaan met de hooghartige verklaring dat ze zich alleen tegenover mij persoonlijk en ver trouwelijk kunnen uitspreken. Eenmaal heeft een Bureau op het gebied van informaties op liefdadigheidsgebied getracht zich te dringen tusschen hen en mij. Onnoodig te zeggen dat ik dit aanbod met verontwaardiging van de hand heb gewezen. Want het moge dan struisvogelpolitiek zijn, maar ik zou voor geen geld van de wereld kwaad willen hooren van deze menschen die mij het gevoel geven dat ik in deze economische woestenij tenminste geen eenzame ben.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl