Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 8 April 1933
Het fotografeeren van geluid
Dr. P. van Olst
I>e Kerr-cel
Volgens mijn plan bespreek ik nu eens een onder
deel der geluidfilm-techniek, namelijk de methode
waarop het geluid wordt vastgelegd in een foto
grafisch beeld op de geluidfilmstrook, dus het
Tobis-Klangfilm" procédé.
Hierbij is een zeer belangrijk onderdeel de
zoogenaamde Kerr-cel, genoemd naar haar ontdekker,
lK>ewel eigenlijk alleen het principe van hem
afk«nstig is en het praktisch bruikbare apparaat
voor de geluidfilm door latere onderzoekers
gebouwd is. Zooals men weet wordt meestal een
lichtstraal min of meer gebroken bij den overgang
van de eene in de andere middenstof, dus b.v. van
lucht In water, van lucht in glas, van luchtledig in
lucht komend, enz. Er zijn ook stoffen die
zoogenftMnd dubbelbrekend" zijn, d.w.z. dat een
eenktauige (enkelvoudige) lichtstraal, die in deze
«tot ijJAnendringt, toch nog in twee, verschillend
gebroken deelen wordt gesplitst. Kijkt men door
deze dubbelbrekende stof naar een punt, dan
Het men dit dubbel. Ten slotte zijn er ook stoffen
die onder gewone omstandigheden enkelbrekend
zgn, maar onder invloed van een electrisch veld
dubbelbrekend worden in een mate die afhankelijk
is van de sterkte van het electrisch veld. Dit
Kerreffect is vooral duidelijk bij nitrobenzol of
nitrototuol. Laat men dus een eenkleurige lichtstraal van
standvastige sterkte door een dezer genoemde
Vloeistoffen passeeren, dan kan men door de
aanwezigheid van een electrisch veld om en in deze
vloeistof haar dubbelbrekend maken, dus de
lichtstraal verzwakken, als men het ne gebroken
bestanddeel tegenhoudt, het andere doorlaat. Hoe
dit tegenhouden gebeurt, laat ik thans in het
midden (voor wie ze kent, vermeld ik alleen dat dit
met Nicol'sche prisma's gebeurt). In ieder geval
heeft men dus in de Kerr-cel een middel om wisse
lende sterkten van electrische stroomen om te
zetten in wisselende lichtsterkte.
Het geluid, dat men op de film wil vastleggen,
wordt opgevangen in een mikrophoon. Veel ge
bruikt wordt de band-mikrophoon. Hierbij bevindt
zich een bandje aluminium, uiterst dun (slechts
twee duizendste mm. dik) tusschen de polen van
een magneet. Het bandje is zoo bevestigd dat het
ongehinderd kan trillen. Wanneer nu geluid het
bandje treft, gaat het trillen en komt dus nu eens
dichterbij, dan weer verderaf van de magneet
polen, waardoor wisselend sterke electrische stroo
men geïnduceerd worden. Hoe hooger het geluid
is, in des te sneller tempo wisselen deze
stroomsterkten. Hoe harder het geluid is, des te grooler
zijn de wisselingen in stroomsterkte. Deze geïndu
ceerde electrische stroomen, die eerst nog versterkt
worden zonder dat zij echter van aard veranderen,
worden nu gevoerd door het apparaat waar zich de
Kerr-cel bevindt. Het is allicht het beste even de
inrichting schematisch weer te geven in figuur 1.
Het licht van een constantbrandende lamp L
wordt door eenige condensorlenzen O geconcen
treerd en valt door een Nicol'sch prisma (N 1) op
een bakje B gevuld met nitrobenzol (of nitrotoluol).
In de vloeistof hangen twee metaalplaten, de
condensatorplaten M, waartusschen een smalle
spleet overblijft, waardoorheen het licht pas seeren
kan, om na het verlaten van het bakje een tweede
Nicol'sch prisma (N2) te passeeren.
De lichtstraal gaat verder door een lens O, die
zoo geplaatst is dat zij juist een beeld van de spleet
maakt op de film F, die draait over de rol. De spleet
zelf is vrij lang (40 mm.) maar smal (in de
teekening is dit de hoogte tusschen de condensatorplaten
M) n.l. slechts ruim een kwart mm.
Hopelijk is het nu begrijpelijk dat het
spleetbeeld, dat op de film als een fijn streepje valt,
wisselend helder zal zijn, naar gelang de electrische
stroomen, die uit de hier niet geteekende microfoon
komen, de condensatorplaten M hooger of lager
electrische spanning geven, dus een sterker of
zwakker electrisch veld maken, dat de Kerr-cel
zoo beïnvloedt als in den aanvang van dit artikel
beschreven is. Een toon van 435 trillingen zal
daardoor op de film per seconde 435 spleetbeeldjes
doen opteekenen, die bij het ontwikkelen van de
film als zwarte dwarsstreepjes op de geluidfilm
strook voor den dag komen. Hoe krachtiger deze
toon is des te donkerder zullen deze streepjes zijn.
Hoe hooger de toon is, des te dichter zullen de
streepjes bijeen liggen op de met constante snelheid
voortgedraaide film.
Daarmee is de opgave dus afgeloopen, om het
geluid vast te leggen in een fotografisch beeld op
de geluidfilmstrook.
De hoogste toon, die men -^^^?^^^^,1^^
vast moet kunnen leggen, ""?"?"?j^^^^?
heeft ongeveer 10.000 tril- ZZüZaZZiMM^H
liugen per seconde, en wordt ^^^^^^^^^^^
dus voorgesteld door 10.000
spleetbeelden op een stuk ^SSSSSSSSSS
film, dat in n seconde . EEESESEEEÏE^S
wordt afgedraaid. De
beeldhoogte der foto's op de
beeldfilm is 18 mm.; er worden
24 foto's per seconde gepro
jecteerd dus er loopt in een
seconde 24 x 18 mm. film af,
of 450 mm. Moeten hierop
10.000 spleetbeeldjes staan, Fig.Z.Geluidstrepen
die elkaar natuurlijk niet aan ibij toenemende
toonmogen raken daar zij dan hoogte. Hoe hooger
met elkaar samen zouden
vloeien dus niet meer van
elkaar te onderscheiden zou
den zijn, dan moet dus de
afmeting der spleetbeeldjes
in de film-lengterichting,
smaller zijn dan 45 duizend
ste mm. Nu is in de praktijk
de smalte dezer spleetbeeld
jes of strepen slechts 17 dui
zendste mm., dus zij zijn nog goed duidelijk van
elkaar gescheiden.
De mogelijkheid om de strepen (zooals ik de
spleetbeeldenfoto's nu verder noem) goed onder
scheidbaar te houden, wordt bemoeilijkt door
dezelfde lichtverstrooing, die ook bij het gewone
fotografeeren ons last kan bezorgen. Wanneer men
een kamer fotografeert, tegen het licht der ramen
in, zal men wel ervaren hebben dat op de foto het
licht van de ramen zich heeft uitgebreid als een
halo. Dit komt doordat de lichtstralen in de
gevoelige laag indringend, tegen den glaskant der
plaat terugkaatsen en de gevoelige laag ook elders
aantasten dan alleen daar waar wij het fotografisch
beeld wilde hebben. Bovendien wordt het licht
ook altijd min of meer diffuus verstrooid naar alle
zijden in de gevoelige laag van de door het licht
getroffen plek uit. Deze twee redenen maken dat
de spleetbeelden, vooral als zij dicht opeen liggen
(dus bij de hooge toonen) minder goed uiteen zijn
te houden. In fig. 2 zijn strepen aangegeven van
toenemende toonshoogte, dus steeds dichter opeen.
Men begrijpt allicht dat bij de onderste fijne, dicht
opeengelegen strepen de optredende halo tusschen
de strepen het hinderlijkst is en het scherp
uiteenhouden der strepen het meest bemoeilijkt. De
ierugkaatsing tegen den filmachterkant wordt
tegengegaan door een tusschenlaagje, aangebracht
tusschen de gevoelige gelatinelaag en het celluloid
van de film. De zijwaartsche licht-verstrooiing
wordt tegengegaan door de gevoelige laag met
bepaalde kleurstoffen te kleuren, die deze ver
strooiing absorbeeren.
Een volgenden keer komt het veranderen der
filmstreepjes in geluidreproductie ter sprake.
toon, des te dichter
liggen de strepen
(spleetbeelden) bij el
kaar en des te moei
lijker is het, ze nog
te onderscheiden, niet
alleen voor het oog
maar ook voor het
weergeef-apparaat.
Museum-commissies
Deze commissies hebben sinds geruimen tijd
mijn aandacht , en ik kom er eindelijk toe, eenige
mijner meeningen omtrent zulke commissies te
publiceeren. Allerlei gevallen uit den laatsten tijd
gaven daartoe aanleiding.
A. Wat is een directeur van een museum? Dit
is de eerste vraag, want daaruit komen de ver
houdingen voort, die tusschien hem en de com
missies zullen of kunnen ontstaan. De functie van
een directeur van een museum, een belangrijke
functie ! kan zijn van aesthetischen aard ten eerste,
ten tweede zou het een finantieel-leidende functie
kunnen wezen; ten derde een functie, die zoowel
aesthetisch als finantieel-leidend is. Wanneer het
laatste geval zich kan verwerkelijken, is, dat
spreekt van zelf, de functie het belangrijkst, als
ten minste de nadruk dan nog valt op het
aesthetische ! Hij is dan werkelijk een director om het
agiteerende woord dictator niet te gebruiken, en het
is voor mij de zuiverste oplossing. Waarom zou
toch de aangestelde niet van uit dit inzicht ge
kozen worden? Hij moet volgens mij
aesthetischbevoegd zijn immers in de eerste plaats, en het
rekensommetje, dat er bij komt, van uitgaven en
inkomsten zal hij er dan nog wel bij kunnen op
lossen. Hij heeft dan ook de geheele verantwoordelijk
heid, en dat is goed. Iedereen weet, dan wanneer
hij niet voldoet, wie niet voldoet, en de voor zijn
functie ongeschikte, ten eerste weer
aesthetischonbevoegde, kan verwijderd worden door pen
sioneering, of door plaatsing in een andere betrek
king. Maar wie moet oordeelen vraagt ge misschien,
over zulke aesthetische onbevoegdheid? Daartoe
zou een scheidsgerecht moeten worden samen
gesteld b.v. uit vijf leden bestaande, uit b.v. twee
schilders der oudere richting of richtingen, uit
twee schilders der nieuwere en nieuwste richtingen
en uit n lid, gansch geen partijganger, b.v. een
gezaghebbend krüikus, wien het praesidium zou
toevallen, maar die gewoon met de anderen mee
stemde.
Bij een als zoodanig benoemd directeur van een
museum behoort geen enkele commissie, in het beheer
van het museum ingrijpend, benoemd te worden of
naast hem te bestaan (wat niet uitsluit, dat wei
gezinden daarnaast zich kunnen groepeeren tot
(finantieelen) steun van het museum maar zonder
rechten; de directeur is de laas.'
B. Een directeur kan benoemd worden als be
voegd kunstkenner alleen. Hij is dan verantwoorde
lijk in deze zaken alleen, en als tweede ambtenaar
zou in een finantieele zaken bevoegd ambtenaar
het financieele beheer kunnen regelen. Hierin
schuilt echter een gevaar voor botsingen en voor
ingrijpen wederzijdsch in de materie van den andere.
Daar zooals ik zei, het finantieel beheer betrekke
lijk eenvoudig moet zijn, zou ik het in dit geval
beter achten dat niet een ambtenaar van finantieele
zaken werd benoemd, maar dat daar een vrijwillige,
niet-gesalarieerde commissie, bestaande uit een
vijftal of zelfs een drietal finantieel-bevoegden,
geconstitueerd werd, ter controle van den boek
houder, zoo die er is, en anders ter controle van
het finantieele boekje van den directeur. In het
geval, dat er een boekhouder mocht zijn, sta deze
hiërarchisch onder den directeur.
C. Het derde geval is dat een directeur voor de
finantieele zaken zou worden aangesteld en dat
een commissie, saamgesteld b.v. als het
scheidsgericht hierboven vermeld, de (aesthetische)
aankoopen zou regelen. Deze commissie behoefde niet
gesalarieerd te zijn, of alleen vacatie-gelden te ge
nieten. Het bezwaar van zulke commissie is echter
de grootere traagheid, altijd commissies eigen, en
het is iedereen bekend, dat bij aankoopen plotse
ling moet opgetreden worden.
Dit schijnen mij de drie mogelijke of de drie
verkiesbare wijzen van werken toe. Alles is dan
voldoende bepaald en scherp genoeg gescheiden.
En is er aanleiding toe om daartoe over te gaan?
Ik wil in dit algemeen artikel geen speciale
geSlotsom. Mijne meening omtrent dit ingewik
kelde probleem is, dat de eerste oplossing (onder A
aangeprezen) de beste, de noodzakelijke is. Is die
niet te vinden, dan moet naar B of naar C gehandeld
worden. Maar altijd moet machts-oveitreding van
commissies bovenal verhinderd worden; deze
werkt gewoonlijk verwarrend en is zelfs noodlottig
meestentijds. Laat een directeur dus werkelijk een
director" zijn, iemand, die inderdp"'n
geeft, leidt.
Fig. 1. Schema voor'het fotografeeren van geluid (inrichting: zie bovenstaand artikel).