Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta
Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dam
Keizersgracht 355, Amsterdam G. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gein. Giro G. 1000
Opgericht in 1877
No. 2915
Zaterdag 15 April 1933
Een briefwisseling Einstein-Freud
"W a a r o m oorlog
Waarde Heer Einstein,
r
Toen ik vernam, dat Gij voornemens waart.
mij uit te noodigen tot een gedachtenwisseling
over een thema waaraan Gij uw belangstelling
wijdt en dat Gij ook de belangstelling van anderen
?waardig acht, heb ik mij bereidwillig accoord
verklaard. Ik verwachtte, dat Gij een probleem
op de grens van het heden ten dage kenbare zoudt
kiezen, waarheen ieder van ons, de natuurkundige
zoowel als de psycholoog, zich zijn eigen weg kon
banen, zoodat zij, uitgaande van verschillende
richtingen, elkaar op hetzelfde terrein zouden
ontmoeten. Gij hebt mij toen echter verrast met
de vraag, wat men zou kunnen doen, om het
noodlot van den oorlog van de menschen af te
wenden. Eerst ben ik geschrokken, onder den
indruk van mijn bijna had ik gezegd: van onze
onbevoegdheid, want dat leek mij een practische
taak, die voor staatslieden is weggelegd. Daarna
heb ik echter begi?pen, dat Gij de vraag niet hebt
opgeworpen als onderzoeker en natuurkundige,
doch als vriend der menschheid, die gevolg had
gegeven aan de opwekking van den Volkenbond,
ongeveer zooals de Poolvorscher Fridtjot Sansen
op zich nam, de noodlijdende en van hun land
beroofde slachtoffers van den wereldoorlog te
hulp te komen. Ik overwoog voorts, dat van mij
niet verlangd werd, practische voorstellen te doen.
doch dat ik slechts had aan te geven hoe tiet
probleem, den oorlog te voorkomen, er psycholo
gisch .beschouwd uitziet.
Doch ook daarover hebt Gij in Uw brief vrij
wel alles gezegd. Gij hebt mij om zoo te zeggen
den wind uit de zeilen genomen, maar ik vaar
gaarne in uw kielwater en vergenoeg mij alles te
bevestigen wat Gij aanvoert, in dier voege dat
ik het naar mijn beste weten of vermoeden
breeder uitwerk.
Gij begint met de verhouding van recht en macht.
Dat is ongetwijfeld het juiste uitgangspunt voor
ons onderzoek. Mag ik het woord macht" door
het scherpere, hardere woord ,,geweld" ver
vangen? Recht en geweld zijn tegenwoordig voor
ons tegenstellingen. Het is gemakkelijk aan te
toonen, dat het een uit het ander is voortgekomen,
en als wij teruggaan tot het eerste begin en nagaan
hoe dat oorspronkelijk gebeurd is. valt ons de
oplossing van het vraagstuk van zelf in den schoot.
Doch Gij wilt mij wel verontschuldigen, indien ik
bij het volgende algemeen bekende en erkende
dingen voordraag alsof zij nieuw waren; het
?verband noodzaakt mij daartoe.
Belangenconflicten tusschen menschen worden
?dus in beginsel door de toepassing van geweld
beslist. Zoo is het in het heele dierenrijk, waarvan
?de niensch zich niet moest uitsluiten; toegegeven,
dat er voor menschen nog meenigingsconflicten
bijkomen, die tot de hoogste sferen der abstractie
reiken en een andere techniek van beslissing
schijnen te vereischen. Maar dat is een latere
complicatie. Oorspronkelijk, binnen een kleine
menschenhorde, besliste de grootste spierkracht
over de vraag aan wien iets zou toebehooren of
"wiens wil tot uitvoering zou worden gebracht.
Spierkracht wordt spoedig versterkt en vervangen
door het gebruik van werktuigen; overwinnaar
wordt hij, die de beste wapens heeft of ze het doel
treffendst gebruikt. Met de invoering van het wapen
begint reeds het geestelijke overwicht de plaats
Sigmund Freud
In ons vorig nummer lieten mij een brief van
Einstein aan Freud verschijnen, waarin de nat
uurkundige den psycholoog om hulp en voorlichting
verzocht in de brandende kwestie der
oorlogsbestrijding. Wij herinneren er ..aan, dat Einstein in het
bizonder over twee punten opheldering vroeg: wat is
de aard en de kracht van hei den menschen blijkbaar
aangeboren instinct om te haten en te vernietigen,
en met welke psychologisch gefundeerde methoden
kan het oorlogsgevaar beter bestreden worden dan
de laatste tien jaren is geschied?
Freud's antwoord laten wij hieronder volgen. Reeds
eerder is er in De Groene Amsterdammer een bijdrage
van Freud verschenen en wel over het zelfde onder
werp. Op 17 Januari 1913 drukten wij een brief af,
door Freud aan den redacteur Frederik van Eeden
geschreven, waarin de Weensche geleerde er op wees
hoe, in den oorlog, vele onderdrukt gewaande aan
driften ook bij den geciviliseerden niensch door
breken.
In zijn repliek aan Einstein bekijkt Freud het
vraagstuk, hoe de oorlog uitgebannen kan icorden,
van het standpunt van den psycholoog. Zijn antwoord
is onverschrokken en zonder illusies; een lichte ironie
is hier en daar onmiskenbaar. Doch het laat hoop,
althans aan dengene, die harde feiten onder de oogen
durft zien. Het pacifisme van onzen tijd is nog groo
tendeels onbewust. Doch de beschaving schrijdt voort,
en het besef, dat volgende oorlogen tot algeheele ver
nietiging moeten lijden, dringt door. Deze beide fac
toren moeten een doelbeimtst en algemeen aanvaard
pacifisme in leven roepen.
Wij kunnen nog mededeelen. dat de oorspronkelijke
uitgave dezer merkwaardige brie-)'wisseling in boek
vorm verschijnt bij het Institttt International de
Coojii'-ration Intellect u elle" te Parijs.
der ruwe spierkracht in te nemen; het einddoel
van den strijd blijft hetzelfde: de eene partij
moet door het letsel dat hem wordt toegebracht
en door de verlamming van zijn krachten gedwon
gen worden, zijn aanspraken of verzet op te geven.
Uit wordt het volledigst bereikt, als het geweld
den tegenstander duurzaam uit den weg ruimt,
of te wel hem doodt. Zulks biedt twee voordeelen :
dat hij niet nogmaals als tegenstander kan optre
den, en dat zijn lot anderen afschrikt, zijn voorbeeld
te volgen. Bovendien bevredigt het dooden van
den vijand een instinct, dat later besproken moet
worden. Tegen het oogmerk den vijand te dooden.
kan zich de overweging verzetten, dat hij voor
nuttige dienstverrichtingen kan worden gebruikt,
indien men hem, bang gemaakt, in leven laat.
Dan vergenoegt dus het geweld er zich mee. hem
te onderwerpen in plaats van hem te dooden. liet
is het begin van het sparen van den vijand, doch
de overwinnaar heeft van dit oogenblik af rekening
te houden met de loerende wraakzucht van den
overwonnene, geeft een stuk van zijn eigen veilig
heid prijs.
Dat is dus de oorspronkelijke toestand, de heer
schappij van de grootste macht, van het ruwe of
verstandelijk gesteunde geweld. Wij weten, dat
dit regime in den loop der ontwikkeling is veran
derd; er leidde een weg van het geweld naar het
recht. Maar welke? Slechts n, naar ik meen. Hij
ging via het feit, dat de superieure kracht van den
enkeling kan worden geneutraliseerd door de
vereeniging van een aantal zwakken. ,,Eendracht
maakt macht". Geweld wordt gebroken door een
heid; de macht der vereenigden vormt dan het
recht in tegenstelling tot het geweld van den enke
ling. Wij zien, dat recht de macht is van een ge
meenschap. Het is nog altijd geweld, bereid zich
tegen iederen enkeling te keeren die er zich tegen
verzet; het werkt met dezelfde middelen en streeft
naar hetzelfde doel; het verschil ligt werkelijk
slechts daarin, dat het niet meer het geweld van
den enkeling is dat zich laat gelden, maar het ge
weld der gemeenschap. Doch voor dezen overgang
van het geweld naar het nieuwe recht is de vervul
ling van een psychologische voorwaarde noodza
kelijk. Het samengaan der velen moet bestendig
en duurzaam zijn. Indien het slechts tot stand werd
gebracht ter bestrijding van n overmachtige,
om na diens onderwerping weer uit elkaar te
vallen, dan zou er niets bereikt zijn. De eerstvol
gende, die meent dat hij de sterkste is, zou opnieuw
naar de heerschappij streven en het spel zou einde
loos worden herhaald. De gemeenschap moet per
manent in stand worden gehouden, moet zich
organiseeren. voorschriften uitvaardigen, die het gevrees
de verzet van onvolgzame leden verhoeden, orga
nen aanwijzen die waken over de nakoming der
voorschriften of wetten, en zorgen voor de tenuit
voerlegging der reeht-matige daden van geweld.
Met de erkenning van een zoodanige belangen
gemeenschap ontstaan tusschen de leden van een
vereenigde menschengroep gevoelsba-nden, ge
meenschapsgevoelens, waarop haar werkelijke
kracht berust.
Hiermede is, geloof ik. het essenticele bepaald:
de onderwerping van het geweld door overdracht
dev macht aan een grootere eenheid, die door de
gevoelsbanden van haar leden in stand wordt ge
houden. Al het verdere is uitwerking en herhaling.
De verhoudingen zijn eenvoudig, zoolang de ge
meenschap uitsluitend bestaat uit een aantal even
sterke individuen. De wetten dezer vereeniging
bepalen dan. in hoeverre de enkeling, teil einde een
veilige samenleving mogelijk te maken, afstand
moet doen van zijn persoonlijke vrijheid om kracht
voor geweld te gebruiken. Maar een zoodanige
toestand van rust is slechts theoretisch denkbaar,
in werkelijkheid wordt de situatie gecompliceerd
door de omstandigheid, dat de gemeenschap van
den beginne elementen bevat die niet even sterk
zijn. mannen en vrouwen, ouders en kinderen, en
weldra, tengevolge van oorlog en onderwerping
overwinnaars en overwonnenen die tot heeren en
slaven worden. Het recht der gemeenschap wordt
dan de uitdrukking der ongelijke machtsverhou
dingen in haar midden, de wetten zullen door en
voor de machthebbers worden gemaakt en den
onderworpenen weinig rechten toekennen. Van
dat oogenblik bestaan er in de gemeenschap twee
bronnen van rechts-onrust, doch ook van rechts
vorming. Ten eerste de pogingen van enkele der
heerschers orn. zich te verheffen boven de voor
allen geldende beperkingen, derhalve om terug te
gaan van de heerschappij van het recht naar de
heerschappij van het geweld. Ten tweede het voort
durende streven der onderdrukten om meer macht
te verwerven en deze veranderingen door de
wet te zien bekrachtigd, dus om, integendeel,
"