Historisch Archief 1877-1940
HO. 2916
De Groene Amsterdammer van 15 April 1933
Duitschland als debiteur
C. A. Klaasse
*.
Zwarte conclusie»
In de paar laatste weken zijn de koersen der
Duitsche obligatiën aan de internationale beurzen
met sprongen omlaag gegaan. Of eigenlijk waren er
niet eens een paar weken mee gemoeid, de koers
daling die sedert de derde week in Maart plaats
?Vond en die 10 a 15 pOt. bedroeg is grootendeels
tot stand gekomen in de paar dagen na de publica
tie van het jaarverslag van de Beichsbank; terwijl
de onmiddellijk daarop volgende aankondiging der
aflossing door deze instelling van het herdisconto
crediet ad pro resto $70millioen, verstrekt door
verschillende circulatiebanken, een nieuwe stimu
lans voor deze koersbeweging bleek te zijn. In dien
zelfden tijd ondering de koers van den Mark aan
de internationale beurzen een gevoelige daling,
zooals die sedert 1931, toen kort na het instellen
van de Devisenzwangswirtschaft" af en toe
"bressen in de barricades der desbetreffende nood
verordening de koers tijdelijk omlaag deed gaan,
?zelfs tot ? 55. , niet meer is voorgekomen. De
mark daalde onder de ? 58. en het disagio voor
bankpapier was nog aanmerkelijk grooter.
Wat is van dit alles de reden? Het is zeer zeker
niet de eerste maal, dat Duitsche obligatitn een
stuk onder de helft van de nominale waarde
noteeren, en ook de Mark heeft een verleden",
hoewel men, zooals gezegd, daarom al ruim ander
half jaar in de geschiedenis terug moet gaan,
wanneer men van de kleinere fluctuaties afziet.
Br zijn twee factoren die afwisselend, en nu eens
met meer dan met minder nadruk geponeerd, als
een last op de markt der Duitsche waarden hebben
gedrukt: de reparatielasten en de politieke situ
atie. Zoolang op de Duitsche betalingsbalans de
enorme oorlogslasten lusten, zijn de commercieele
«rediteuren niet veilig, was de ne stelling. En de
andere : al kan Duitschland betalen, is er toch een
groote kans, dat men te avond of morgen daarmee
ophoudt, want er zijn krachtige stroomingen om
de buitenlandsche verplichtingen te ontkennen.
»H De reparatieverplichtingen behooren practisch
tot het verleden, ook al zou de voorwaardelijkheid
van de Lausanner afspraken, door starheid van
Amerika's houding in zake de oorlogsschulden,
van beteekenis worden, omdat ook in dat geval
Duitechland ongetwijfeld zal volharden in het
nietbetalen. En wat de politieke situatie betreft: het
kan niet ontkend worden, dat het gevoel van
rechtszekerheid hier niet overmatig groot is, maar
de Hitler-regeering, van welke men aanvankelijk
op dit punt nogal radicale opvattingen vreesde,
heeft van het begin af het standpunt ingenomen,
dat de commercieele schulden erkend dienen te
worden en voldaan .... zoolang althans de mid
delen toereikend zijn. De nieuwe
Rijksbankpresident heeft die houding op de jongste aandeel
houdersvergadering dezer instelling nog eens on
derstreept.
Zijn deze uitlatingen als ernstig gemeend te
beschouwen, dan is er ook in deze factor dusg een
aanleiding om pessimistischer te zijn dan voorheen.
De vraag is alleen of men vertrouwen kan hebben
in de welgemeendheid van deze uitspraken. Daar
over straks nader.
Ik heb hierboven al gezegd, dat vooral de pu
blicatie van het Rijksbankverslag de stemming op
de markt van het Duitsche devies en van de
Duitsche obligaties deed omslaan. Dit verslag
heeft met de twee vorengenoemde invloedsfactoren
niets te maken, maar wel met de derde:
Deutschlands Zahlungsfahigheit". Aan die betalingscapaci
teit twijfelden, zooals gezegd, velen toen de
reparatïeschuld nog als een zwaar gewicht op de
uitgaafschaal van de betalingsbalans lag. Maar ook nadat
dit gewicht eraf genomen is, blijft natuurlijk dit
punt een factor van de allergrootste beteekenis. In
de laatste jaren waren wij min of meer gewend
geraakt, dit probleem te verwaarloozen, juist
?omdat Duitschland op dat gebied zulk oen
bewonderenswaardige aanpassingscapacité'it had
getoond, in dier voege: dat tusschen 1928 en 1930,
in den loop van twee jaar dus, het saldo van de
handelsbalans van rond 2 milliard minus was
verkeerd in een bijna even'groot plus. In 1928
kon Duitschland nog crediet krijgen, met als ge volg
een groot invoeroverschot; toen in de volgende
jaren de credietstroom opdroogde en men moest
voortgaan rente en aflossing op de vroeger gesloten
leeningen te betalen, zonder nu dus uit nieuwe
voorschotten de aldus in de betalingsbalans ge
slagen bressen te kunnen stoppen, draaide de
handelsbalans geheel om van een sterk passieve
naar een sterk actieve. Zelfs onder die omstandig
heden bleef de transfermogelijkheid een vraagstuk
zoolang de reparatieverplichtingen duurden, maar
toen daarover de Lausanner regeling getroffen was,
was het saldo van de handelsbalans niet alleen
voldoende om rente en aflossing op de buiten
landsche obligatieleeningen te kunnen trans
fereeren", ook voor de rente! op de korte schulden
bleef ruime dekking", en zelfs gaf 1931 een flink
saldo voor extra-aflossing op schulden, grootendeels
aangewend voor terugkoop tegen lage koersen van
buitenlandsche emissies ten laste van Duitsche
debiteuren.
In 1931 was het actiefsaldo van de handels
balans niet minder dan 2,8 milliard. Inderdaad
deden zich in dat jaar tijdelijke factoren gelden
die de tendens hadden den export abnormaal te
stirtuleeren, o.a. de credietnood,die vele fabrikanten
noopte a tout prix hun producten op de wereld
markt te werpen. Maar er bleef dan ook nog heel
wat speelruimte over voor minder gunstige ont
wikkeling, alvorens de rente en de normale af
lossing der buitenlandsche schulden (wat de
kortloopende schulden betreft alleen rente natuurlijk)
in gevaar kwamen.
. Intusschen is er heel wat gebeurd. De Duitsche
export onderging een krachtige daling tengevolge
van verschillende factoren: de ponden val maakte
den uitvoer naar Engeland veel moeilijker, terwijl
de concurrentie met Engelsche producten op de
wereldmarkt daarvan ook in hooge mate den invloed
ondervond. Voorts was de alleiwege toenemende
protectie natuurlijk een zware handicap voor den
Duitschen export. Ook op den import trachtte
Duitschland wel aan alle kanten te beknibbelen,
door bescherming vooral van de agrarische be
drijven, maar het resultaat is toch geweest, dat
de uitvoer heel wat harder achteruitliep dan de
import. In 1932 was het uitvoeroverschot nog
maar 1.1 milliard, dus nog geen 40% van het
cijfer over 1931. En juist in de laatste maanden
is de verslechtering op dit gebied vrijwel cata
strofaal geworden. Over 1933 zijn tot nu toe slechts
bekend de cijfers van Januari en Februari.
Deze vertoonen een exportsaldo van slechts 49
milüoen tegen rond 200 millioen in dezelfde
maanden van het vorige jaar. Zou men deze twee
maanden als basis voor het heele jaar moeten
aannemen, dan zou er dus een exportsaldo van
niet meer dan een kleine 30&" millioen beschikbaar
komen. Het saldo van de dienstenbalans"
(schetpvaart enz.) was over 1932 0.3 milliard;
neemt men aan dat dit cijfer onveranderd blijft
dan zou er dus voor rente- en kapitaaltransport
600 millioen beschikbaar zijn. Voor rentebetaling
en ,.periodieke", dus normale, aflossing op buiten
landsche schuld was in 1932 rond l milliard
noodig. Er zou dus al een, tekort zijn van 400
millioen, wanneer er geen extra terugbetalingen
op lange en korte schuld plaats vond.
Hierbij moet intusschen "vermeld worden, dat
blijkens de cijfers van de Duitsche betalings
balans over 1932 er een onverklaarbaar saldo"
was van 400 millioen in het credit, d.w.z. dat er
400 millioen meer aan het buitenland betaald zou
zijn dan volgens de inkomsten, rekening houdend
met den goudexport, mogelijk was. Wanneer men
zou aannemen, dat ook dit jaar nog wel 400 millioen
meer voor transport beschikbaar is dan uit de
bekende handels- en dienstenbalanscijfers zou
blijken, dan zou men dus kunnen concludeeren
dat dan alles nog juist rondloopt (immers: 300
millioen saldo handelsbalans, 300 millioen saldo
dienstenbalans en 400 millioen incognito, samen
beschikbaar dus l milliard, en dat is juist noodig
voor rente en aflossing); en nog optimistischer
zou men kunnen zijn wanneer men bedenkt, dat
de rentelast dit jaar zeker lager zal zijn, door de
regelmatige en extra aflossingen, en door rente
verlagingen (kerkelijke leeningen en Stillhalte).
Intusschen is het uitermate gevaarlijk om zijn
conclusies te bouwen op een onverklaarbaar
saldo". Afgezien nog van het feit, dat men sedert
de speciale deviezenbepalingen inzake de betaling
van zgn. Zusatsexport" niet meer den vollen
export ten gunste van de ontvangsten op de
betalingsbalans kan brengen.
En tenslotte is het geenszins zeker dat de
dienstenbalans" weer hetzelfde actiefsaldo zal
aanwijzen. Al met al moet dus aangenomen worden,
dat er een heele groote kans is, dat binnen
afzienbaren tijd de betaling van rente en/of aflossingen
op de Duitsche obligatieleeningen tendeele in
Sperrmark zal moeten geschieden. Immers de
positie van de Reichsbank is niet van dien aard
dat een tekort op de loopende posten" van de
betalingsbalans gedurende eenigen tijd aange
vuld zou kunnen worden uit de goud- of deviezen
voorraad. Dit stootblok is toch al relatief klein
en het wordt nog met een 35 pCt. verminderd door
de juist aangekondigde terugbetaling van het
herdiscontocrecl.iet ad pro resto 70 millioen dollar.
Deze eerste belangrijke maatregel van Schacht is
overigens volmaakt begrijpelijk. Waar dit crediet
toch niet de aanvankelijke opzet: d e goudvoorraad
op normaal peil en het vrije deviezenverkeer
intact te houden, heeft kunnen verwezenlijken, had
het voor Duitschland al lang in het geheel geen doel
meer. liet was zonde en jamnier om rente te be
talen voor een crediet, dat men toch voor geen
ander doel werkelijk mocht aanwenden dan
Vorspiegelung falschev Tatsachen" wat de
deviezensituatie betreft.
Natuurlijk zijn er in een geval als het onder
havige twee mogelijkheden. Ik schreef hierboven,
dat men binnen afzienbaren tijd gedeeltelijke
betaling in Sperrmark moet verwachten wanneer
althans de verhoudingen niet beter worden. Dit
vooronderstelt al, dat men ingrijpen zal in de ver
plichtingen der debiteuren die in deviezen luiden.
Men zou als alternatief de deviezenpos'itie den vrijen
loop kunnen laten, en niet ingrijpen bij do buiten
landsche leeningen", hetgeen zou beteekeiieri
depreciatie van de Mavk, aldus Kngeland.s voorbeeld
volgend, hetgeen op het oogenblik heusch niet zoo
weinig aanlokkelijk lijkt. Algemeen is men hier
echter de stellige overtuiging toegedaan, dat Schacht
en ook de regeering dit niet willen, leder heeft
toch zijn. portie ijdelheid en dat alleen zou voor
Schacht al voldoende reden kunnen zijn om zijn
Mtir/i, zijn creatie, tot het uiterste te handhaven.
En het hangt alleen maar van den wil af; dat men
in dit land, waar men de deviezenbarricadekunst
tot in de perfectie meester is, de munt niet KOU
kunnen handhaven als rnen hot wenschte is on
denkbaar.
Tenslotte nog een vraag: zijn de cijfers waaruit
de bovenstaande zwarte conclusies noodwendig
getrokken moeten worden juist of pour besoin de la
cause opgemaakt, aldus de statistiek misbruikend
om betalingsohwil te niaskeeren en de schijn van
onmacht te geven? Kr zijn hier menschen, die de
juistheid van de cijfers positief in twijfel trekken,
maar booze tongen zijn overal. En. . . . voor het
practische resultaat doet het er ook weinig toe,
want als de cijfers juist zijn, dan zal men niet
kunnen doorgaan met betaling; zijn de cijfers
gegoocheld, dan zou alleen daaruit reeds blijken
dat men niet van plan is de betaling onverminderd
voort te zetten. Dat onder deze omstandigheden
de stemming voor Duitsche obligatiën niet over
matig willig is, behoeft niet te verwonderen; voor
de daling van de Mark, die overigens al weer
evenals de koersdaling der obligatirn door een
herstel gevolgd is, lijkt veel minder aanleiding.
.Berlijn, l l April.
DE DESTEVARINAS
i ?