Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 15 April 1833
No.
2915Waarom oorlog
PO
Voorwaarts te gaan van ongelijk recht naar gelijk
cecht voor allen. Deze laatste strooming zal
bizpndere beteekenis krijgen als in den boezem der ge
meenschap werkelijk verschuivingen der machtsver
houdingen optreden, zooals tengevolge van velerlei
historische factoren kan gebeuren. Het recht kan
«ch dan langzamerhand aanpassen aan de nieuwe
machtsverhoudingen; of de heerschende klasse is
cooals vaker geschiedt niet bereid deze
veran- deringen te dulden, het komt tot opstand, burger
oorlog, derhalve tot tijdelijke opheffing van het
recht en tot nieuwe toepassing van geweld, na
afloop waarvan een nieuwe rechtsorde wordt in
gesteld.
Er is nog een andere bron van verandering
van het recht, welke zich slechts op vreedzame
wijze openbaart: de cultureele ontwikkeling der
gemeenschapsleden, doch dat behoort tot een com
plex, dat pas later aan de orde kan komen.
Wq zien dus, dat ook binnen een gemeenschap
de gewelddadige oplossing van belangenconflicten
niet vermeden kon worden. Doch de uit een samen
leving op denzelfden grond voortvloeiende
nood«kelijkheden en gemeenschappelijke behoeften
begunstigen den snellen afloop van een dergelijken
«trijd en de waarschijnlijkheid van een vreedzame
oplossing neemt onder deze omstandigheden ge
stadig toe. Een blik op de geschiedenis der
menschheid laat ons echter een lange reeks conflicten zien
tusschen n gemeenschap en een of meer anderen,
tusschen groote en kleine eenheden, stadsgebieden,
landstreken, stammen, volken, rijken, die bijna
steeds beslist worden door de krachtproef van een
oorlog. Zulke oorlogen eindigen hetzij met
berooving, hetzij met de volledige onderwerping en ver
overing van een der partijen.
Men kan over alle veroveringsoorlogen niet n
zelfde oordeel vellen. Verscheidene, zooals die der
Mongolen en Turken, hebben slechts onheil
gebracht. Andere hebben daarentegen bijgedragen
tot de verandering van geweld in recht, doordat
«sij grootere eenheden tot stand brachten, binnen
welke de mogelijkheid, geweld te gebruiken, dan
verdwenen was en een nieuwe rechtsorde de con
flicten besliste. Zoo hebben de veroveringen der
Romeinen de landen om den Middellandschen Zee
de kostbare pax romana gegeven. De
veroveringszucht der Fransche koningen heeft een vreedzaam
vereenigd, bloeiend Frankrijk geschapen. Hoe
paradoxaal het ook klinkt, men moet toch toegeven
dat de oorlog misschien geen ondeugdelijk middel
zou zijn voor de vestiging van den zoo begeerden
eeuwigen" vrede, daar hij groote eenheden
vermag te scheppen, waar binné"n een sterk
centraal gezag verdere oorlogen onmogelijk maakt.
Maar toch deugt hij er niet voor, want de resul
taten van een verovering zijn in den regel niet
duurzaam; de nieuw geschapen eenheden vallen
weer uit elkaar, meestal tengevolge van den
gebrekkigen samenhang der gewelddadig
vereenigde deelen. En bovendien heeft verovering
tot nu toe slechts partieele samenvoegingen,
al waren zij ook van grooten omvang, tot stand
gebracht, welker interne conflicten een geweld
dadige beslissing juist hebben uitgelokt. Het
gevolg van al deze krijgsinspanningen was dan
ook slechts, dat de menschheid talrijke en steeds
wederkeerende kleine oorlogen heeft geruild
voor schaarsche, maar des te vernietigender groote
oorlogen.
* *
*
Bij toepassing op onzen tegenwoordigen tijd
verkrijgt men hetzelfde resultaat als waartoe
Gjj langs korteren weg zijt gekomen. Een doel
treffende verhoeding van den oorlog is slechts
mogelijk, als de menschen het eens worden over
de instelling van een centraal gezag, waaraan
de berechting van alle belangenconflicten wordt
overgelaten. Blijkbaar worden hier twee
vereischten vereenigd: dat een zoodanige boven
allen staande instantie geschapen wordt, en dat
zij met de noodige macht wordt bekleed. Het eene
is nutteloos zonder het andere. Nu is de Volken
bond als een zoodanige instantie gedacht, doch de
andere voorwaarde is niet vervuld: de Volkenbond
heeft geen eigen macht en kan deze slechts ver
krijgen als de leden der nieuwe vereeniging, de
Sigtnund Freud
afzonderlijke staten, hem die macht afstaan.
Daarop schijnt echter voor het oogenblik weinig
kans te bestaan. Nu zou men een instelling als
den Volkenbond volstrekt niet kunnen begrijpen
als men niet wist, dat men te doen heeft met een
proefneming welke in de geschiedenis der
menschheid zelden is gewaagd, en misschien nog nooit
in dezen omvang. Het is een poging om gezag,
d. w. z. dwingenden invloed te verwerven door het
beroep op een bepaalde ideeële gezindheid, terwijl
gezag anders op het bezit van de macht berust.
Wij hebben gezien, dat twee dingen een gemeen
schap bij elkaar houden: de dwang des gewelds en
de gevoelsbanden technisch noemt men ze
identificaties tusschen de leden. Als een
dezer factoren verdwijnt, dan kan het mogelijk
zijn dat de andere de gemeenschap in stand houdt.
De hierboven aangeduide ideeën zijn natuurlijk
slechts dan van beteekenis, als zij belangrijke
gemeenschappelijke aspiraties der leden uitdrukken.
Het is dan de vraag hoe sterk zij zijn. De
geschiedeSigmund Freud
nis leert, dat zij inderdaad uitwerking hebben
gehad. De panhelleensche gedachte bijvoorbeeld,
het besef, dat men iets beters was dan de omwonen
de barbaren, dat in de amphictyonieè'n, de orakels
en de spelen zoo krachtig tot uitdrukking kwam,
was sterk genoeg om de wijze van oorlogsvoering
tusschen Grieken te verzachten, maar natuurlijk
niet in staat, om militaire conflicten tusschen
de deelen van het Grieksche volk te verhoeden,
zelfs niet om een stad of stedenbond te weer
houden, ter benadeeling van een rivaal een verbond
met den Perzischen vijand te sluiten. Evenmin
heeft het christelijke gemeenschapsgevoel, dat
toch machtig genoeg was, in den Renaissancetijd
kleine en groote christelijke staten verhinderd
bij hun onderlinge oorlogen steun bij den Sultan
te zoeken. Ook in onzen tijd bestaat er geen lei
dende gedachte, waarvan zulk een vereenigenden
invloed zou kunnen uitgaan. Dat de nationale
idealen, die tegenwoordig de volken beheerschen,
naar een tegengesteld effect streven, is maar al te
duidelijk. Br zijn menschen die voorspellen, dat
pas het algemeene doordringen der bolsjewistische
denkwijze een eind aan de oorlogen kan maken,
maar van dat einddoel zijn wij althans op dit oogen
blik nog ver verwijderd en misschien zou het pas
na verschrikkelijke burgeroorlogen te bereiken zijn.
Het schijnt derhalve, dat de proefneming, werkelijke
macht door de macht der ideeën te vervangen,
thans nog tot mislukking gedoemd is. Het is een
rekenfout als men verzuimt in aanmerking te
nemen, dat recht oorspronkelijk ruw geweld is
geweest en ook tegenwoordig den steun van het
geweld nog.niet kan ontberen.
Ik kan er thans toe overgaan, een andere van
Uw stellingen toe te lichten. Gij verwondert U
er over, dat het zoo gemakkelijk is de menschen
voor een oorlog in geestdrift te brengen, en ver
moedt, dat er iets in hun innerlijk werkzaam is,
een natuurdrift om te haten en te vernietigen
die aan een dergelijke ophitsing tegemoet komt.
Wederom kan ik u slechts zonder eenig voorbehoud
bijvallen. Wij gelooven aan het bestaan van zoo'n
aandrift en hebben juist in de laatste jaren ons
best gedaan haar uitingen te bestudeeren. Mag ik
in dit verband nader ingaan op een onderdeel van
de leer der menschelijke aandriften, tot welke wij
in de psycholanalyse na veel tasten en weifelen zijn
gekomen? Wij nemen aan, dat de aandriften des
menschen van slechts tweeërlei aard zijn: zoodanige
die behouden en vereenigen willen wij noemen
ze erotische aandriften, precies in den zin van
Plato's Eros in het Symposion, of sexueele aan
driften, met bewuste verruiming van de gangbare
opvatting van het begrip der sexualiteit, en
andere, die willen vernielen en dooden; wij vatten
deze laatste samen als agressie- of vernietigings
drift. Gij ziet, dit is eigenlijk slechts de theoretische
verdieping van de beroemde tegenstelling tusschen
liefhebben en haten, die misschien met de polari
teit van aantrekking en afstooting in een oer-ver
band staat, dat op uw gebied een rol speelt. Laat
ons echter niet al te snel met de waarden van goed
en kwaad opereeren. Van deze aandriften is de
eene even onmisbaar als de andere, uit het
samenen elkaar tegenwerken van beiden vloeien de ver
schijnselen des levens voort. Nu schijnt het, dat een
aandrift van de eene soort zoo goed als nooit
geisoleerd in werking kan treden, zij is altijd verbon
den gelegeerd, zeggen wij met een zeker
quantum van den anderen kant, dat haar doel
modificeert, of onder bepaalde omstandigheden het
bereiken daarvan juist mogelijk maakt.
Zoo is bijvoorbeeld de drang tot zelfbehoud on
getwijfeld van erotischen aard, maar juist hij kan
het niet stellen buiten de beschikking over de
agressie als hij zijn doel wil bereiken. Evenzeer
heeft de liefdesdrang, die op objecten gericht is,
de toevoeging van den veroveringsdrang noodigy
indien hij althans zijn object in bezit wil krijgen.
De moeilijkheid, de twee soorten natuurdrifteu
in hun uitingen te isoleeren, heeft ons juist bij
hun doorvorsching zoo lang dwars gezeten.
Als Gij met mij een stap verder wilt gaan, hooit.
Gij, dat de menschelijke handelingen nog een com
plicatie van een andere soort laten zien. Zeer zelden
is de handeling het werk van een enkele aandrifts
opwelling, die op zich zelf al uit eros en destructie
moet zijn samengesteld. In den regel moeten ver
scheidene op gelijke wijze samengestelde motieven
elkaar ontmoeten om de handeling mogelijk te.
maken.
Een uwer collega's heeft dat al. geweten,
een zekere professor G. Ch. Lichtenberg, die inder
tijd onze klassieken in Göttingen in de physica
onderwees; doch misschien was hij als psycholoog
nog belangrijker dan als natuurkundige. Hij vond
de motie venroos uit door te zeggen: De beweeg
redenen waarom men iets doet, zouden net zooals
de 32 winden gerangschikt en hun namen op soort
gelijke wijze gevormd kunnen worden,bijvoorbeeld
brood?brood-roem, of roem?roem-brood".Indien
derhalve de menschen tot oorlog worden opgewekt,
kunnen een groot aantal motieven in hun binnenste
instemmend antwoorden, edele en lage, zoodanige
waarvan men hardop spreekt en andere waarover
men zwijgt. Wij hebben geen aanleiding ze allemaal
bloot te leggen. Het lustgevoel, dat aggressie en
vernietiging opwekken, bevindt zich zeker onder
hen; ontelbare wreedheden uit de geschiedenis en
uit het dagelijksche leven bevestigen zijn bestaan
en zijn kracht. De samensmelting van dit streven
naar vernietiging met andere erotische en ideëele
aandriften vergemakkelijkt natuurlijk zijn bevre
diging. Menigmaal krijgen wij, als wij van de
gruwelen der geschiedenis hooren, den indruk,
alsof de ideëele motieven den vernielingslusten