De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 22 april pagina 10

22 april 1933 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

ff*' r Het mag dan waar zijn, dat er in Japan op het oogenbïk veel modern en door sommige groepen studenten zelfs ultra-modern tooneel geheel naar Europeeschen stijl en in Westersche kleederdracht gespeeld wordt, zooals men er ook bridge speelt a la Culbertson (wiens onlangs in het curieus Japansch verschenen boek aldaar zelfs het 'record van alle uitgaven sloeg) niettemin vereenigt het Land van de Rijzende Zon als steeds bij voorkeur de grootste tegenstrijdigheden tot een voor ons onbegrijpelijken paradox: in tientallen schouw burgen loopt het volk nog te hoop voor het aloude Kabuki", het traditioneele en in zichzelf gecrystalliseerde volkstooneel der gouden eeuwen. In Osaka bloeien nog de theaters der reusachtige marionetten en hier en daar houdt werkelijk een edele nog zijn No-troep het oudste en adellijkste tooneel dat de wereld kent. Geen land, behalve misschien Britsch-indië, is hiëratischer in kasten en standen verdeeld dan TDE' JAPANNERS l On-realistische Opvoeringen Algemeene Nation Japan. Voor het No-tooneel, nimmer populair be doeld, is dit echter het behoud geweest. Het verval was na, menigmaal. Uitgestorven is het nimmer. Bij het No-tooneel denkt de Europeaan natuur lijk het eerst aan de maskers, waarvan echter de meeste, die hier circuleeren, niet authentiek zijn. De oorspronkelijke No-maskers, die in Japan be waard worden, zijn vaak nog de origineelen der Middeleeuwen: unieke prestaties van snijkunst, juist omdat de placide voornaamheid van zoo'n gezicht een goed acteur, laat ons liever zeggen, een goed danser in staat stelt om door houding, dracht en belichting daarop alle gemoedsaandoeningen te laten weerspiegelen, die ook het natuurlijke gezicht kent, ja in verhoogden en gestyleerden vorm. No, een woord dat niets anders beteekent |dan het gebeurde", dat wat plaats vond" (ergo hetzelfde als het Grieksche drama") is een starre kunst van plastisch vermo gen door middel van de grootst mogelijke concentratie. Voort gekomen uit oude shinto-dansen en voor het eerst alstooneelvorm geinoarneerd door den priester Kwanami in 1375 of daaromtrent, hield het zich steeds bezig met religieus -feudale onder werpen: boete, zonde, wraak. Zijn stukken, kort en zelden meer dan n bedrijf vullend, zijn gedeel telijk pantomimes en dan sen, uitgevoerd door een, twee of ten hoogste drie acteurs. Het was van ouds af aan het privilege der adellijke families om zulke troe pen aan hun hof" te laten optreden. Even kostbaar als de maskers zijn de costuums. Deze behoorden niet aan de acteurs toe, maar aan de familie, die de uitvoering onder haar be.scherming nam. Zij werden den acteurs slechts geleend. Er wordt bij het No steeds ge speeld op een tot het uiterste ge synthetiseerd tooneel, vrij van realistische aanduidingen. Gelijk men hier onlangs bij den danser Umemoto reeds kon zien, geldt een waaier voor menig attribuut, het is aan de fantasie en de intelligentie van den toeschouwer overgelaten, zulks te duiden. Alleen de zwaarden en overige wapenen waren deugdelijk en kostbaar. De trant van het spel is van een diepen, boeddhisiischen ernst en slechts zelden werd het, als in onze Middeleeuwen de abele spelen, afgewisseld door introduceerende kluchten. Van de No-spelers mochten er nimmer meer dan vijf gezelschappen tegelijk bestaan, zij werden naar de rotsvaste traditie van alle Japansche spelers geormd door generaties van vader op zoon. Bij de revolutie van 1808, toen de mikado weer de heer schappij kreeg over de adellijke clan en het oude Yedo in het moderne Tokyo veranderde, dreigde het No ten onder te gaan. Maar n acteur, Umewaka Minoru, durfde het aan om de traditie voort te zetten en in een minimum van tijd waren ook aan de andere vier gezelschappen weer opgericht. Men speelt het No nog zooals men bij ons tournooien gaf: als een groot, mondain feest voor de upper ten. NO Geheel anders daarentegen het populaire theater in Japan, dat oorspronkelijk uit de gro teske handpoppen van Osaka's voorsteden is voortgekomen: het Kabuki-tooneel, dat ook beoefend wordt door de nu en dan in Amerika en" onlangs ook inWestSpelers vc tooneel. De gedichten -stfn indruk vc Europa rondreizende tconeelgezelschappen. Dit is. hoe eigen den Japanner ook de zucht tot sty leering zij, een realistisch tooneel, al neemt de vreemdsoor tige beschildering der acteurs, die zij van de Chineezen schijnen te hebben geleerd, ook het karakter van een masker aan en al is ook het verfijndst ge schilderde decor, waar men de bloemen denkt ai te kunnen plukken, in on/,e oogen toch nog steeds een stijlvorm en niet wat het voor het Japansche oog is de afbeelding van het natuurlijke leven. Niemand kan mooier bloemen in een vaas schikken dan een Japansche vrouw, niemand kan gracieuze! een tuin op het tooneel bouwen dan de Japan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl