Historisch Archief 1877-1940
Georg Akxander en Martha Eggerth]in
Een moderne bruidschat"
BIOSCOPY
L. J. Jordaan
Paaschvreugde
Karel Lamac: ..Baby." Tnsoliiiiski
E. W. Emo: .,Een moderne bruidschat."
Koxy
F. Hollaender: Ifh nnd die Kaiserin."
Rembrandt
Feestdagen zijn dagen waarop men feest viert
ziedaar een ethymologische opvatting waartegen
weinig valt in te brengen. Het is de vraag maar
hoe, want het begrip is voor velerlei interpretatie
vatbaar. Zoo loopt in de Paaschdagen het register
van ,,Hoera ! Wij lachen weer !" tot de onver
korte Matthaus-Passion en ieder kiest zich uit
deze uitgebreide scala de toonshoogte, die hem
het best ligt.
Het ware onbillijk te beweren, dat de bios
copen het in deze dagen van den bloedigen strijd
om het amusement bijzonder laag zouden zoeken.
Integendeel het raffinement en de
gesoigneerdhêid van het moderne klankfilmproduct waar
borgen altijd nog wel een zekere standing, die
zelfs bij de hardnekkigst bedreven operettecultuur
niet verloren gaat. En dat het de operettefilm
moest zijn, die de cinegrafische kunst in de critieke
en gewijde week vertegenwoordigde, zou iedere
cassa-employée u hebben kunnen voorspellen.
",,Geen narigheid, meneer!" pleegt mijn oude
vriend, de bioscoopportier, te zeggen. Geef ons
maar een lief snoetje en een aardig wijsje en de
zaak is gezond l"
A la bonne heure dan.... de operettefilm. De
drie leidende filmtheaters van Amsterdam hebben
de beste paardjes van stal gehaald en
beconcurreeren elkaar in een tactische eensgezindheid
die te denken geeft, met geen geringere personages
dan respectievelijk: Anny Ondra, Martha Eggerth
en Lilian Harvey. Van dit merkwaardige
driegestarnte is Harvey verreweg de populairste
maar ook de onverteerbaarste. Het is moeilijk
te zeggen wat van dit stellig niet onbegaafde, doch
mateloos overschatte en uitgebuite talent te maken
zou zijn. Zij heeft temperament en een
filmpersoonlijkheid die ongetwijfeld aanspreekt en voor het
overigens zeer beperkte karakter van de ondeugen
de ingénue weet zij in haar beste oogenblikken
verrassend juiste accenten te vinden. Maar helaas
wie de goden ten verderve willen voeren,
dieschijnen zij volgens de nieuwste Olympische
methode, met charme te slaan jen hoe goedkooper
de charme, des te zekerder de ondergang. Harvey'0
pruimenmondje, schuihgehouden kopje, ondeuge d
wijsvingertje en wat er verder aan verteederenue
diminutiva moge bestaan, hebben deze speelster
een al te gemakkelijk succes bezorgd. Dit is wel < e
bekoring in haar meest bedenkelijken vorm en ( e
gevolgen van een onuitstaanbare gemaniereerdheid
en hinderlijke monotonie blijven niet achterweg' .
Het zijn sterke beenen, die een populariteit als
de hare ongestraft kunnen dragen ??Harvey's
bescheiden voorraad geest en talent blijkt bij
lange na niet toereikend, om een dergelijke navraag
te kunnen bevredigen. Veelzeggend is ook het
feit, dat iedere regisseur van beteekenis haar tot
nog toe galant uit den weg ging.
In de film Ich und die Kaiserin" is zij het
kapstertje van Keizerin Eugénie en de regisseur
heeft ook hierin niets anders van haar weten te
maken, dan de zooveelste herhaling der ondeugen
de ingénue. Trouwens Friedrich Hollaender,
die de regie voerde, lijkt niet in de eerste plaats de
'man om een filmfiguur zuiver te modelleeren en
tot leven te brengen. Daartoe hoort meer dan wat
vluchtige flair en wat zin voor makkelijk aan
sprekende grappigheid. Het is jammer te moeten
constateeren, dat de musicus Hollaender na zijn
voortreffelijk debuut als speler in Siodmak's
Der Manu der seinen Mörder sucht", dermate
tegenvalt. Voor de fijnheid en de veelzijdigheid
van het camera-spel heeft hij geen oog film
ziet hij als het grofste geschminkte en gepruikte
tooneel.... wie een verfoeilijke en vermoeiende
charge als de regimentsdokter" tolereert heeft
voor de film afgedaan. Zijn trouvailles zijn boven
dien meer van muzikalen dan van filmischen aard
het rijkelijk dikwijls herhaalde grapje van de
rinkelende ordeteekenen en het valsche kwartet
(overigens ' een der best geslaagde momenten)
zijn hiervoor het overtuigend bewijs. Maar ten
slotte moet men toch voor de verhanseling van
Offenbach's goddelijke muziek tot glyerige
filmschlagers wel een redelijk dikke huid bezitten.
|^ Temidden van dit weinig verkwikkelijk geheel
staat eenzaam de figuur van Conrad Veidt tra
gisch overblijfsel uit een grooten tijd. Al wat de
Duitsche filmkunst eenmaal aan kracht, fijnheid
en soberheid bezat heeft zich samengetrokken in
( dit prachtige, indrukwekkende, gevoelige masker
1 in deze navrante, beheerschte plastiek in
deze donkere, sonore stem. Het is wellicht de
allerongelukkigste greep geweest, om den reus Veidt
in dit luidruchtige, dikdoenerige pygmeeënrijk
te plaatsen. Laat ons verder van hem zwijgen
hij behoort tot een niveau, welks herinnering ons
de onschuldige Paaschvreugde grondig zou kunnen
bederven....
Martha Eggerth, die de Duitsche
Paramountfilm Een moderne bruidsschat" draagt, heeft in
ied"er geval het voordeel bescheidener van allure
te zijn dan Lilian Harvey en minder nadrukkelijk
geëtaleerd. Zij maakt een wellicht zwakker, doch
zeker rustiger en voornamer indruk dan haar
rivale. Als bij zoovele operettefilm-stars berust
haar verdienste uitsluitend in vocale capaciteiten
zonder haar bekoorlijke stem, zou geen regisseur
het in zijn hoofd halen deze zangeres voor de came
ra te halen. Maar een kalme, natuurlijke wijze
van acteeren zonder krampachtigheid en opge
schroefdheid, maken haar binnen het kader van
dit soort werk alleszins aanvaardbaar.
Hetzelfde contrast teekent vich af bij de verge
lijking der beide films. Een moderne bruidsschat"
is geen wilde, desperate poging om de harten te
veroveren het werkje helt veel meer over naar
de comedie dan naar de operette-show. Wie de
heer Elmo, de regisseur, is zou ik met geen
mogelijkheid kunnen zeggen. Maar hij leidt de
niet al te gekke historie, rustig en vaardig naar haar
blijmoedig einde. Het is alles bescheiden, maar
welverzorgd tweede-planswerk ook in de be
zetting der rollen. Georg Alexander, Hans
Brausewetter en Trude Berliner, zijn beproefde krachten
die net ver genoeg buiten de noodlottige sfeer der
geaccrediteerde lievelingen van het publiek zijn
gebleven, om een zekere aangename bescheiden
heid en natuurlijkheid te hebben behouden.
Anny Ondra !
Zij valt zeker niet buiten den radius der recla
me-tam-tam. Zoomin trouwens als haar regisseur,
Karel Lamac, die zich reeds presenteert met een
zelfbewustheid, welke de grootsten onder zijn
colAnny Ondra en Emilia Unda in Baby"
lega's zich na een tienmaal langeren staat van dienst
niet veroorloofde. Wanneer men bedenkt, dat
een Pabst twintig jaar hard en ernstig moest
werken, voor dat een geringe categorie filmlief
hebbers zich zijner bewust werd en een Sternberg
nog altijd in de schaduw van zijn creatuur
Dietrich leeft. . . . dan valt een lichte verwondering
over de voortvarendheid van den Tsjcchisclien
regisseur niet te onderdrukken.
Maar hoe dan ook men doet bij dezen snellen
roem gaarne een korreltje zout, waar het zoowol
in zijn persoon als in die van Anny Ondra, opmerke
lijke verschijningen geldt.
Anny Ondra verwijst men gaarne naar het
dubieuse genre der vrouwelijke clowns. Opzichzelf
een psychologisch monstrum een contradictio
in terminis. Een vrouwelijke burleske-speler is
namelijk een phenomeen, dat zich uiterst moeilijk
aanvaarden laat. Zoo oud als de menschheid is,
heeft zij zich instinctief verzet tegen de vrouw
als lachwekkend object bijzonderlijk in
den vrij ruwen vorm van den gag". Er leeft ook
bij den meest cynischen vrouwenverachter altijd
nog een restje traditie, dat de vallende, smijtende
en belachelijke vrouw als smakeloos doet afwijzen
en het staat te bezien of welke geavanceerde speel
ster ook, op het terrein der burleske ooit vasten
voet zal krijgen.
We moeten het met het vrouwelijke clownschap
van deze Anny Ondra dan ook maar niet al te
ernstig nemen. . . . het zou haar onvermijdelijk
fiasco kunnen beteekenen.
(Slot op pag. 14)
Het valsche kwartet" in Ich und die Kaiserin"
i
a
! "