De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 22 april pagina 17

22 april 1933 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

Pioniersarbeid op Borneo De grot der liefde Het doel van ons bezoek aan een, in het wereldverkeer nog zoo spaar zaam opgenomen, gedeelte van WestBorneo, was het onderzoeken en in erfpacht aanvragen van eenige landbouw- en houtconcessies. In het bijzonder was onze aandacht gevestigd op de dicht onder de kust gelegen eilanden, die bijzonder geschikt zijn voor cocosnotencultuur, en de dieplandwaarts-in gelegen, uitgestrekte strandbosschen, welke schier onuit puttelijke voorraden Bakau-Bakauhout bevatten. Om het werk vlot en met succes te doen verloopen, was pangerang Abdoelah in dienst ge nomen; een tamelijk ontwikkelde inlander, die bijzonder goed in deze streken bekend was. Niet alleen als gids, doch vooral als onverschrokken jager, woudlooper en zwemmer had hij zijn sporen verdiend. Hij stond bij de bevolking als onkwetsbaar bekend, waartoe zijn menigvuldige gevechten met de trotsche, wilde stieren, die hij geheel alleen in de wildernissen opzocht en buit maakte, het hunne hadden bijgedragen. Hard, heel hard werd er gewerkt. Een herademing was het, na den geheelen dag in de modder geploeterd te hebben, door een koel zeebad en versterkend maal weer op te frisschen en daarna in een luchtige pyama, lang uitgestrekt op den bodem van een bootje, van alle vermoeienissen uit te rusten. De aanwezigheid echter van een menigte krokodillen, waaronder zich reuze-exemplaren bevonden, maakte het verblijf bij de kust zeer onveilig en deed ons spoedig besluiten eenige honderden meters uit den wal voor anker te gaan liggen. Te meer haastten wij ons, als er vlak bij de boot een kanjer opdook, met een lichaamsom vang van een flink paard, die ons seconden lang onheilspellend aanstaarde. Meermalen gebeurde het toch, dat er prauwen met inlanders bemand door deze monsterachtige reptielen geënterd werden en de opvarende in de diepte der zee een afschuwelijken dood vonden. Van de indrukwekkende bekoorlijkheden dezer streken geniet men vooral bij zons op- en ondergangen, welke spoedig de vele ongerief lijk heden doen vergeten. Wanneer aan den horizon een nevel-achtige streep uit de wateren opdoemt en het dagoog zooals de inlanders de zon noemen , zijn strakke sym metrische, waaierachtig uitgespreide lichtbundels het uitspansel inzendt en na kort tijdsverloop als een enorme vuurbal boven den kim verrijst, dan ontwaart men een tafereel waarvan de schoonheid uw volle aandacht vraagt. Hemel en aarde worden overstroomd met een wemeling van lichtgolven en een schittering van tinten en kleuren, die als 't ware een visioen uit een -andere lichtwereld geven. De zon zendt haar stralen over de vele eilandjes, die geheel met sierlijke palmboomen begroeid zijn; de machtige bladerkronen van de : palmen weer'spiegelen in de blauwe golven. In deze heerlijke oorden, te midden van deze paradijsachtige natuur, ver weg van onze gekunstelde, overbeschaafde samenleving vertoefden wij wekenlang. * Abdoelah, een echte waterrot, zoo als de meeste bewoners der kust streken, zou ons eens laten zien, hoe lang hij wel onder water kon blijven H. A. Krook en verzocht ons den tijd goed te controleeren, waarna hij onderdook. Wij lagen met onzen sloep dicht bij de kust. Vijf minuten wachten.... er ge beurde niets. Zeven minuten. ... in angstige spanning verbeidden wij zijn terugkomst, doch de zee bleef rimpeloos en onbewogen. Na tien minuten besloten wij te handelen. Wij zwommen en doken in alle richtingen, om hem zoo mogelijk nog te kunnen redden, doch helaas, al onze pogingen waren vruchteloos. Mismoedig zetten wij ons op een rots neder, niet wetende wat aan te vangen. Ten slotte moesten wij wel aannemen, dat onzen vriend een ongeluk was overkomen en, door spierkramp over vallen, machteloos was geworden, of wel aan een haai ten prooi gevallen en in de diepte gesleurd was. Br bestond echter nog de mogelijk heid, dat hij door een sterken stroom was mede gevoerd en door zwemmen de kust elders bereiken zou. Maar ook die hoop moesten wij spoedig laten varen, daar een groot aantal krokodillen stroomafwaaits zicht baar was. Wij zaten nog te overleggen en min of meer te treuren, toen een uitbundige schaterlach ons oor trof. Dat vroolijke geluid kwam uit het glundere snuit van Abdoelah. Welke nu juist de eerste woorden waren, die hem bij dit plotseling wederzien naar zijn hoofd werden geslingerd, blijven beter onvermeld; maar ten slotte waren wij toch zeer verheugd den snaak weer in levenden lijve in ons midden te zien. Toen wij er op aandrongen te vernemen, op welke wijze hij ons die poets had gespeeld, verzocht hij ons hem te willen volgen, waarop het raadsel zich vanzelf zou oplossen. Zeer nieuwsgierig zwommen wij nu gezamenlijk een veertigtal meters in noordelijke richting van de plaats waar onze boot gemeerd lag, steeds den steilen rotswand volgend. Ab doelah gaf ons een teeken, dook onder, en wij, geleid door het licht dat van zijn hielen weerkaatste, volgden. Op een diepte van ongeveer vijf meter zagen wij een opening in de rots, welke door een paar uitloopers goed voor het oog verborgen was; wij zwom men achter Abdoelah naar binnen en bereikten het inwendige van de rots, waar een grot was gevormd. Eerst wazig en onduidelijk begon de omge ving zich langzamerhand helderder af te teekenen. Reusachtige stalactieten daalden van de meer dan tien meter hooge gewelven af, zuilen vor mend die een enormen ovalen koepel torsten. Stalagmieten met hun grillige contoeren rezen hier en daar uit den rotsbodem op. Donkere spelonken, afgesloten door ragfijne voorhangsels van druipsteen, werden door onze toortsen, die Abdoelah in waterdichte zakken medegenomen had, fantastisch verlicht. Men waande zich in een verblijf der Undines verplaatst. Op enkele plaatsen vegeteerden planten van een fletse geel-groene kleur; onze stemmen veroorzaakten eeri oorverdoovend geraas; het zachtste gefluister werd hier door echo's opgevangen en uit gangen en spe lonken weerkaatst. De temperatuur was gelijkmatig en aangenaam. Plet was wel duidelijk dat deze grot met de buitenlucht in verbinding stond, daar anders niemand er zoo lang had kunnen blijven en er ook geen planten-leven bestaan zou hebben. In het verre verleden was deze In de strandbosschen grot bij toeval door een jong opper hoofd ontdekt, die in de nabijheid geneeskrachtige zeegewassen aan het verzamelen was. Hij nam zich voor deze vindplaats zorgvuldig geheim te houden, daar deze hem van grooten dienst kon zijn, aangezien hij betrok ken was in een samenzwering tegen het voornaamste opperhoofd van de naburige landstreek, een man van een wreede en tyrannieke geaard heid. Een ander opperhoofd had de zelfde voornemens en was bezig een opstand voor te bereiden, toen hij door n van zijn volgelingen ver raden en veroordeeld werd om met zijn geheele familie verdronken te worden. Deze man nu had een zeer schoone dochter die reeds lang door het jonge opperhoofd bemind werd, doch nimmer had hij haar hierover durven spreken, daar hij wist, dat haar verloofde iemand was van een hoogeren rang dan hij. Thans echter zekerheid hebbende dat haar leven zou worden geofferd, trachtte hij haar 's avonds te naderen. Hij vertelde welk lot haar wachtte en bood zich tegelijk als redder aan. Het meisje stemde onmiddellijk in een vlucht toe en beiden begaven zich in alle stilte naar de kust waar reeds een prauw gereed lag. Op weg naar het rotseiland vertelde hij haar waarheen zij gebracht werd, en tegen het aanbreken van den dag zwommen zij de grot binnen, waarop hij. na haar het benoodigde voedsel verstrekt te hebben, vertrok. Eiken - avond keerde hij weer. Het duurde niet lang, of hij zag dat de genegenheid wederkeerig was. Na eenigen tijd in den grot doorgebracht te hebben. waarin de minnaar het meisje van de fijnste matjes en alles wat een Moèroetsch meisjeshart kan bekoren, had voorzien, besloot hij haar naar een plaats te brengen, waar zij De grot der liefde (oude gravure) rustig en veilig konden samenwonen. Eindelijk zijn kans schoon ziende, organiseerde hij met eenige vertrouwe lingen een langdurigen tocht naar de oerbosschen onder voorwendsel boschproducten te gaan verzamelen. In plaats hiervan zette hij koers naai de grot terwijl hij zijn tochtgenooten te kennen gaf, op eenigen afstand te wachten, daar hij een vrouw voor zich wilde zoeken, en hierop ver dween hij in de diepte. Na verloop van enkele minuten verscheen hij weder aan de opper vlakte van het water, vergezeld van een beeldschoon meisje. In den beginne waren zijn vrienden vreeselijk ver schrikt, denkende dat zij een godin was; toen zij haar echter herkenden, hielden zij haar voor een geest verschijning, daar*zij niet beter wisten. dan dat zij met al haar overige familieleden verdronken was. Eenige jaren later, toen de tyrari zelf was omgebracht, keerde hij met zijn vrouw terug naar zijn land.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl