Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 22 April 1933
No. 2918
Ir* .
Voorjaarsvreugde
Melis Stoke
Teekenlngen Harmsen van Beek
De lama's met de herinnering
Ik heb mij altijd levendig geïnteresseerd voor
het dierenleven,
Wanneer het dan ook voorjaar wordt dan
wacht ik met verdubbelde spanning op mijn
courant.
En het eerste wat ik daarin lees is het
familiecommuniquéomtrent het doen en laten van de
samenleving achter tralies en glas in Artis.
Met voldoening laat ik mij inlichten omtrent
de voorspoedige uitbreiding van sommige gezinnen,
omtrent den welstand en de vorderingen van reeds
eerder geborenen en een gevoel van verteedering
maakt zich van mij meester als ik lees van al die
snoezige jonge en jonggeboren leeuwtjes en
krokodilletjes en tijgertjes.
Is het daarom niet te veronderschuldigen dat
ik,, een. gezet heer op middelbaren leeftijd, mij
gedrongen heb gevoeld tot een wandeling door
den dierentuin?
Ach, de aanblik van jeugd verjongt ons en ver
kwikt ons hart.
Het was een zonnige morgen en met veerkrachti
ge stappen schreed ik het hek van onzen vermaarden
dierentuin binnen, om aanstonds links af te slaan
langs de kameelen en drommedarissen en de lamas
die mij in infantiele herinneringen aan een spoeg
op mijn matrozenpakje altijd nog wat behoedzaam
doen uitwijken.
Het was nog leeg op dit vroege uur, maar in
het apenhok trof ik een opgewekt gezelschap aan.
Ten deele bevond het zich voor, ten deele achter
de tralies en de bezoekers waren even vroolijk
als de gastheeren. "
Deze laatsten demonstreerden zeer ten genoegen
van een groot aantal kinderen en eenige heeren
van mijn leeftijd, hun altijd wat schaamteloos
familieleven. Ze sarden en achtervolgden elkander,
vraten haastig en ongegeneerd op wat ze te pakken
konden krijgen, klauterden en krijschten, kortom
ze leverden een duidelijke afspiegeling van het
geen zich afspeelt in onze samenleving.
* *
*
Op een bepaald oogénblik bevond ik mij achter
een. niet onknappe en zeer levenslustige kinder
juffrouw, die een viertal beschermelingen inleidde
.in de geheimen -van de fauna.
Ze gaf de aapjes van allerlei te eten en de kin
deren keken in spanning toe.
Nu en dan schaterden ze van het lachen bij het
komieke van zoo menschelijke reacties van de
apen en voor ik het wist, had ik mij bij het kleine
gezelschap aangesloten.
Het mag als algemeen bekend verondersteld
worden dat aansluiting van heeren op een zekeren
leeftijd bij kinder juf f rouwen een veelvoorkomend
en dikwijls terecht scherp veroordeeld verschijn
sel is.
De lezer diémij uit een jarenlange reeks van
openhartigheden grondig kent zal stellig wel van mij
willen aannemen, dat ten deze bij mij geen andere
'drang bestond dan die eener gezonde belangstelling
en dat er niets troebel» of dvtbbelzinnigs was in
den gezonden lach 3ien ik- voortdurend paarde
aaft dien der vier allerliefste kinderen.
Misschien was het n stem uit een ver verleden
die mij, in deze omgeving die ik in zooveel jaren
niet bezocht had, weer als vroeger dreef in het spoor
eener levenslustige professiorieele geleidster.
Zulk een kinder juf die van hok tot hok de span
nende commentaren levert op het bonte prenten
boek van de dierenwereld, behoort nu eenmaal
thuis in het complex van reminiscenties die mij
aan den dierentuin verbinden, en daarom volgde
ik haar hardnekkig.
En nu rnoge het zijn dat de kinder juf f rouw zelve,
ook als ze deze regelen leest, hierin een teleur
stelling vindt. . . . het moge zijn dat ze de hard
nekkigheid waarmee ik haar en haar troep j e
volgde van de apen naar de insecten, van de insec
ten naar de roofdieren en van de roofdieren via
de nijlpaarden en zeeleeuwen naar het chocolade
tentje, beschouwd heeft als een hulde aan haar
inderdaad zeer aantrekkelijke persoonlijkheid, de
eerlijkheid gebiedt mij thans haar terwille van een
juiste voorlichting van duizenden lezers die illusie
te ontnemen.
Ik bleef in haar spoor en trachtte elk woord
dat ze sprak op te vangen, ja, indien eenigszins
mogelijk aan te vullen met mijn commentaar,
dan wel nieuwe mededeelingen uit te lokken door
het stellen mijnerzijds van niet altijd scherpzinnige
doch altijd belangstellende vragen. En het was
mij alsof ik, bevrijd van den last der jaren, weer
als een kind met mijn juf langs al die bekende en
geliefde plekken toog.
Een dikke oudere heer met een wandelstok,
voortdurend achter een j af met vier kinderen. . . .
Ik geef toe dat het beeld zonder mijne toelich
tingen weerzinwekkend of op zijn minst genomen
verdacht is.
En toch was het vrij \ari elke onbehoorlijke
bijgedachte.
Ik hoorde weer de klanken van vroeger, de
commentaren die tienduizenden Juffen in den
loop van een eeuw hebben geleverd op dieren
achter tralies.
Het waren de dingen die mijn Juf, de vrouw
aan wier hand ik dit leven binnenschreed, mij
geleverd heeft op leeuwen en tijgers en giraffen.
Er verandert niets aan de opvoeding der kinderen.
Wat ik dertig jaar geleden hoorde uit de mond
van mijn Juf vernamen deze kleintjes woordelijk
uit dien van de hunne. ...
Voortdurend achter een juf aan
De geslachten volgen elkander op en steeds
worden hun de geheimen van den dierentuin op
dezelfde wijze geopenbaard.
En wat die kinderen'nu leerden. . . . ?
Ach, gij die een kinderjuf hebt gehad begrijpt
dat immers zonder meer. . . . Bij de leeuwen.
de geheimzinnige n oersterke vorsten van de
wildernis in wier diepe oogen _ge het melancholiek
verlangen naar de woestijn huiverend onderkent.
zeide de Juf dat de eene leeuw Kees heette en
de leeuwin, naar ik meen, Arabella. ...
En dékinderen keken met ontzag naar de
geweldige dieren en riepen Kees en Arabella.
Bij de olifanten wier machtige en preahistorische
vormen de gedachten drijven naar de moerassen
vari den oertijd, verklaarde ,Juf niet anders dan
dat de eene olifant Piet (ik kan mij in den naam
vergissen) heette en ze voerde den anderen
apennootjes.. . . . .
En bij de Giraffen trof het mij, terwijl ik opkeek
naar de eindelooze halzen die het groen vari versche
boompjes verslonden, dat Juf wist te-"vertellen
dat een dier onwezenlijke wezens naar den naam
Nelly luisterde. Nelly. . . . Nelly. . . . riepen
dekinderen en ik verrukt.
Juf keek mij speelsch van terzijde aan: een dikke
enthousiaste oudere heer die zoo hardnekkig
haarverklaringen omtrent het dierenrijk volgde. . . .
of misschien dacht ze ook wel iets anders.
Nelly. . . . Nelly. . . . riepen de kinderen en ik,
verheugd om deze rariteit der schepping. . . .
En zoo ging het voort. . . . langs nijlpaarden en
herten en misvormde neushoorns die allemaal
namen bleken te hebben... . Hendrik en Gerard.
en Marie en Betsy. ...
Het was weer als vroeger
Het was weer als vroeger, toen ik zelf klein was.
en Juf mij haar commentaar leverde op hét
boeiende prentenboek van God's schepping.
Spreekzaal
In .,De Groene Amsterdammer" las ik eenigen
tijd geleden een artikel van den heer Lou
Lichtveld over Ellington's Oreole Rhapsody. Naar
aanleiding van dit artikel zou ik de volgende
vragen willen stellen:
1°. Is het den schrijver van dit stuk onbekend,
dat de opname op Brunswick A 9079 eveneens door
Ellington's orkest wordt gespeeld, zij het dan onder
den schuilnaam Jungle Band?
2°. Is het bekend, dat sommige van Elling
ton's kleinere werken zeker zoo mooi en inte
ressant zijn? Voorbeelden: The Mooche, Mood
Indigo, Black and an Fantasy, Oreole Love
Cal e?
:,°. Dat de Amerikaansche negercomponist
Donald Redman ons op jazzgebied een meester
werk je heeft gegeven in Chant of the Weeds?
4°. Dat het idioom waarin Ellington, Eedman en
enkele andere schrijvers een andere is dan dat.
waarin Whiteman, Ilylton en vele anderen (laten)
schrijven? Men noemt deze tegenstellingen respec
tievelijk hot en straight; in werkelijkheid is er
sprake van een tegenstelling tusschen jazz-muxiek
en bastaard jazz-muziek. De Rhapsody in Blue is.
dus geen jazz-muziek. Enkele modulaties van de
II.M.V. opname van Creole Rhapsody (speciaal in
het tweede deel) zijn niet in het jazz-idioom ge
schreven. Dat is de zwakke plek van Oreole Rhap
sody uit jazz- eii stijl-oogpunt gezien. Waarom dit
zoo is zal ik hier niet nader uiteen zetten. De boven
genoemde jazz-werkjes missen deze fout.
5°. Dat het zeer twijfelachtig is of de liederen.
van den blanken componist Stephen Forster wol
- Amerikaansche negermelodieën zijn? Ik vrees, dat
de sentimentaliteit van zijn liederen van
AngelSaksische herkomst is.
Tot slot zou ik willen opmerken, dat het steeds
mijn verwondering hoeft opgewekt, dat musici.
die steeds bereid zijn opmerkingen over jazz
muziek te maken, nooit hebben opgemerkt, dat de
jazzophicl een scherp onderscheid pleegt te maken
(/.ie sub 4°.) tusschen die muziek, waarna de musici
gewoonlijk de jazz wenschen te beoordoelen, en die,
welke een zuivere kunstuiting van een in de
Westersclie beschaving overgeplant neger-ras is. Omdat
de musiceeno/jzfi liet karakteristieke van de
jaz/tnuziek is, is overname door het blanke ras te recht
vaardigen. Maar dan moet die musicecrwijze ook
zuiver worden overgenomen zonder
verbasteringEn daarbij blijve de muziek het doel.
Hierbij dank zeggend voor de mij verleende
plaatsruimte, teeken ik
Hoogachtend
J. B. VAN PRA 'U