De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 6 mei pagina 1

6 mei 1933 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER f Weekblad voer Nederland Onder hoofdredactie van A. C Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2918 Zaterdag 6 Mei 1933 l -y Een parlementair Kabinet-Colijn Waar ligt bet centrum, waaromheen de heer Colijn zijn Kabinet zal trachten te groepeeren T De heer Colijn heeft de opdracht ontvangen, «en parlementair Kabinet te vormen. Met de in deze zaken gebruikelijke terminologie heeft hij gevraagd de benoeming in beraad" te mogen houden. Men pleegt een dergelijke opdracht «erst te aanvaarden, wanneer men met zekerheid ?weet te ? zullen slagen. Dat het Kabinet een parlementair Kabinet moet zijn, beteekent, dat de heer Colijn er naar moet streven, een zoo stevig mogelijke combinatie in het parlement voor zijn plannen te winnen. Dat die combinatie een meerderheid moet om vatten, is niet strikt noodzakelijk, maar wel zeer gewenscht. Men spreekt ook wel van een parle mentair minderheidskabinet. Maar in de huidige omstandigheden, waar zeer zware eischen aan regeering en volksvertegenwoordiging zullen wor den gesteld, kon de regeering niet voorzichtig genoeg zijn in het scheppen van waarborgen, dat zij voor haar maatregelen op een meerder heid in het parlement zal kunnen rekenen. Absolute zekerheid_valt dienaangaande nooit te Verkrijgen. De volksvertegenwoordigers kunnen zich niet binden, iederen maatregel van de regeering te zullen steunen. H «t piogramma zal bovendien onmogelijk zoo precies in details kunnen worden uitgewerkt, dat de Kamer'van "te voren weet, wat haar staat to wachten. En de economische omstandigheden veranderen tegen woordig zoo snel, dat zelfs de regeering niet kan weten, wat zij over eenige maanden zal moeten doen. * * * Het is mijn overtuiging, die ik reeds de vorige week heb uitgesproken, dat de combinatie, die de heer Colijn voor zijn plannen zal moeten zien te winnen, in de eerste plaats zal moeten worden gezocht in het centrum van de Tweede Kamer, met uitsluiting van de meest radicale en de meest conservatieve elementen. Het Handelsblad gaat, geloof ik, in het algemeen wel met deze gedachte accoord, maar het ziet dat centrum op een andere plaats dan ik het zie. Het Handelsblad zoekt dat centrum bij de Christelijk-Historischen en de Liberalen. Ik daarentegen bij de Vrijzinnig-Democraten. Stel, dat men de leden der Roomsch-Katholieke Tweede Kamerfractie naast elkander zou plaatsen naar de mate van vooruitstrevendheid hunner denkbeelden op politiek gebied en rechts zou plaatsen niet de leden die rechts zijn in den zin van voorstander van de antithese", maar in den zin van conservatief" dan zou men een grooten linkervleugel ontwaren met tal van zooge naamde arbeidersvertegenwoordigers en een veel kleineren rechtervleugel met als hoekman den heer Kortcnhorst. Het midden wordt' ingenomen door de heeren Aalberse, Goseling en van Schalk. Plaatst men hiertegenover de liberalen naar het zelfde criterium gerangschikt, dan zullen de meest vooruitstrevende liberalen in de buurt komen van den heer Kortenhorst, maar de groote massa der liberalen nog rechts van den heer Kortenhorst. De heer Kortenhorst heeft vóór de Arbeidsgeschillenwet gestemd en Kj is een voorstander van de zoogenaamde bindendverklaring van de collectieve arbeidsovereenkomsten. Alle liberalen in Tweede en Eerste Kamer hebben tegen de Arbeidsgeschillenwet gestemd en zijn tegenstanders van de mogelijkheid vs(n bindendverklaring. Slechts ten aanzien van de bedrijfsraden bleek de heer Kortenhorst het met de Liberalen eens te zijn. Hij was het eenige lid der Roomsch Katho lieke Tweede Kamerfractie, die tegen dit ontwerp van Minister Verschuur heeft gestemd. De Antirevolutionnairen. en de VrijzinnigDemocraten zullen naar denzelfden maatstaf gerangschikt zich ongeveer bevinden op de hoogte van het midden der Roomsch Katholieke fractie. Ieder mensch is geneigd ook in de politiek zichzelf als het centrum ?Win de wereld te zien. Het is begrijpelijk, dat, wie anders in de politiek georiënteerd is, het centrum elders plaatst. Ik beweer niet meer, dan dat, wie zich in den gedachtengang der Antirevolutionnairen en Roomsch-Katholieken tracht te verplaatsen, het centrum dichter ziet bij de Vrijzinnig-Democraten, dan bij de Liberalen en Christelijk-Historischen. Stel dat deze analyse van het standpunt der Antirevolutionnairen en Roomsch-Katholieken juist blijkt en dat de heeren Colijn en Aalberse, zoekende naar een zoo groot mogelijke parlemen taire meerderheid voor het te vormen Kabinet, het centrum zullen zoeken, waar ik meen, dat zij het zullen vinden, moeten zij er dan mede volstaan uitsluitend de Antirevolutionnairen en de Roomsch-Katholieken en de Vrijzinnig-Demo craten in het Kabinet op te nemen? Stellig niet. Dat zou hoogst onvoorzichtig zijn. Zij moeten deze zuiver parlementaire kern van hun coalitie versterken met eenige personen van Liberalen, Christelijk-Historischen en zelfs zoomo gelijk van Socialistischen huize, die het programma van de kern zullen omschrijven en een zoo groot mogelijke waarborg moeten scheppen, dat het Kabinet op een meerderheid zal kunnen rekenen in het parlement. Hoe ik mij die keuze denk, kan ik beter met een paar voorbeelden, dan met een algemeene formule aangeven. Ik heb personen op het oog als den directeur van de Rotterdamsche Bank Beijen, den burgemeester van den Haag Bosch van Rosenthal, prof. Goudriaan, den vroegeren gouverneur-gene raal de Graeff, den oud-minister Posthuma of den onlangs afgetreden directeur-generaal van den arbeid Zaalberg. De heer Colijn heeft hoogstwaarschijnlijk, omdat zulks gebruikelijk is, afschriften ontvangen van de schriftelijke adviezen, die de leiders van de zes groote politieke partijen aan de Koningin hebben uitgebracht. Hij zal ongetwijfeld, alvorens zijn pro gramma op te stellen en candidaten voor de minis terportefeuilles te polsen, met de meeste leiders Inhoud: 1. Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta, Kabinet-Colijn. 2. K. L. W. Bezemer, Prof. van Vollenhoven. Boekenveiling. 3. L. J. Jordaan, Colijn's opdracht. 4. Melis Stoke, Mondainiteiten, teekeningen Harmsen van Beek, 5. B. van Vlijmen, Na het feest. Jhr. J .de Ranitz, Vier-landenconferentie. 6. L. H. van Elhorst, Pamflet van Werner Hegemann. 7. Dr. P. van Oolst, Ons zenuwstelsel. 9. Otto van Tussenbroek, Toegepaste kuns t.?Mr. E. Elias, Boekbespreking. 10?11. A. Plasschaert en A. E. v. d. Tol, Schilderkunst. 12. Mr. H. Scholte, Dramatische kroniek. 13. L. J. Jordaan, Bioscopy. 15. C. A. Klaasse, Beursspiegel. 16. Mr. E. Straat en Jan van Nijlen, Engelsche en Fransche boeken. 17. Willem de^Oeus, God's hand, teekeningen J. F. Doeve. 18. J. W. F. Werumeus Btining, Dans. 19. Uit het kladschrifl van Jantje. Alida Zevenboom, CroQuante croquetjes. 20. Letterraadsel. Charivaria. Omslag: Spelproblemen. van deze partijen overleg plegen. Het is geenszins uitgesloten, dat deze verschillende gegevens hem tot de conclusie zullen brengen, dat het beter is van een kern gevormd door de drie partijen der oude coalitie uit te gaan. Maar ook in dat geval lijkt het mij geenszins onwaarschijnlijk, dat hij tot vrijwel dezelfde combinatie zal komen, als ik mij heb ge dacht. In mijn gedachtengang zal hij immers ChristelijkHistorischen als de heer Slotemaker de Bruïne en niet van de gezindheid van den voorzitter van de Eerste Kamer de Vos van Steenwijk in zijn Kabi net moeten opnemen en dez<> kern versterken met persür1011' w'er politieke gezindheid ongeveer over-eenkornt met de overtü£i"£ VT-n het «-'-'atrum der coalitie. Het zal in dit geval -trouwens meer dan ooit in de eerste plaats aankomen op de kwaliteit der per sonen, die Minister zullen worden, dan op hun politieke gezindheid. Maar het zou een dwaasheid zijn de politieke gezindheid der candidaten buiten beschouwing te laten. Het Kabinet zal er immers naar moeten streven voor zijn daden een meerder heid te vinden in het parlement. Een ongenoemde men" heeft dezer dagen in het Handelsblad geschreven en zijn stuk werd op de voorste pagina geplaatst dat, wanneer de Liberalen bij de Kabinetsformatie werden uitge schakeld, de Liberale partij om redenen van poli tieke moraliteit er naar zou moeten streven, bij de eerste de beste gelegenheid zulk een Kabinet ten val te brengen. Dat is een allerbedenkelijkst standpunt. Het ware het beste middel om binnen den kortst mogelijken tijd de democratie en het parlementaire stel sel voor goed onmogelijk te maken. ? ledere politieke partij, ook een partij, die niet in het Kabinet vertegenwoordigd is, heeft in de omstandigheden waarin wij verkeeren, den duren plicht de Regeering in haar zware taak zoo veel mogelijk te steunen. En overwegingen van partijpolitieken en persoonlijken aard dienen zooveel als mogelijk is te worden uigeschakeld. A. C. JOSEPHUS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl