Historisch Archief 1877-1940
IT- 'D E S C H
Het levenswerk van Antoon Derkin
Adriaan Lubbers en Will
Antoon Derkinderen
Raam
Bij Esher Surrey, den Haag
We zouden deze tentoonstelling kunnen
noemen die van een aantal Gustave de Smet's
uit een bepaalde periode, van een aantal
ongelijke Jacob Smits', waarbij werken zijn,
die in Holland niet zeer overrtdïnd zullen
Kunstzaal Buffa
werken ;~^van een'aantal Thcvenet's,
van een schilder dus, die in Holland
eigentlij k onbekend is en van een
aantal Ensor's, die ten eenenmale
onvoldoende zijn om dezen zflten,
geschakeerden schilder zijn roem
hier te lande te bevestigen.
Van al dezo schilders, zooals zij hier
vertegenwoordigd zijn, lijken mij de
Thcvenet's, zoo niet geheel en al', toch
het maest geschikt begrepen te worden
door deu gemiddelden burger. (Ik be
doel door den
gemiddeld-aestfietischen burger). Deze mag misschien
wat moeite hebben met de kleur.(een
Vlaamsen of Waalsche kleur is anders
dan de onze en de techniek is dus een
wat andere) de voorstellingen, zdoals
zij ontstonden in de ontroeringen'van
den maker, zijn dien burger zeker niet
vreemd. Het zijn gedeelten .van binnen
kamers, als stilleven gezien, of het
zijn werkelijk stillevens; oen enkelen
keer gaat het om het'licht buiten.
De beschouwingswijs is die der
luministen zonder echter een totale
overrompeling van de vormen door
het licht te zijn. En er is soms ook
iets van den humor in het werk van
een burgerlijken geest, die verder een
voudig-weg zijn werk verricht. Geestig
is, in zijn soort, inderdaad de man
zittend bij den muur van zijn luis,
buiten in het tuintje, terwijl ik daarbij
zou willen noemen, het interieur met
den haan en de kip vlak bij de deur
binnen (deze beesten zijn vrijer, vlot
ter geschilderd dan heb overige) en
het stilleven, met
d e scheepslantaarn,
met de trompet en
met de haringen,
die kort maar toch
duidelijk
doendenken (door ijlt e en
kleur) aan Ensor.
' Zooals ik zei ver
tegenwoordigen de
Ensor's hier slechts
den Oostendschen
schilder, die
onbevangen-weg ? een
voorlooper was van
iedere laatre poging
der schilderkunst
in zijn land en
wiens maskers"na
vroegere interieurs
(Ie salon bourgeois)
en na stillevens on
getwijfeld tot} de
merkwaardighe den
van onze periode
zullen behooren,
wanneer zij op hun
best zijn! IJl-scherp
is hier No. l een
bloemstuk j^met
figuren er-rond. M
Jacob Smits, de
Hollander, die^ zoo
hollandsch begon
(zie het groote werk
over hem) heeft
zich als !de
schilderj der
Kempensche landschappen
en
der^binnenhuizen en in enkele
portretten ontwik
keld tot een afzon
derlijk, in Belgi
zeer gevierd talent en tot een
maker van een reeks werken, die ook
Permeke niet onopgemerkt liet. Hij
heeft zich ontwikkeld tot een talent,
dat om den geestelijken inhoud van
zijn werken en om den aard zijner
voorstellingen Hollanders gemakkelijk
verstaanbaar zou moeten zijn en
toch is deze
Rotterdammer-van-huisuit in dat Holland veel minder gezien
dan te verwachten leek. En dat ligt
misschien eenigszins in zijn vereen
voudiging der vormen, die veel sterker
is dan bij de Hollandsche tijdgenooten
en soortgenooten, maar het ligt zeker
in zijn kleur, die op andere, zwaarder
wijze opgezet, wanneer zij typisch is
voor hem, het schilderen niet alleen in
grooter partijen verdeelt, maar den
Hollander ongewoon blijkt.
Een schilderij als hier is
met de groote witte lucht
en alles zoo zwaar geschil
derd, verrast de velen, de
menigte, door zijn toch
ietwat romantischen een
voud en doordat de massa
van de verf ons te mate
rieel blijft. En zulk werk
is de persoonlijkheid van
Jacob Smits, in verf ge
bootst ! Kunt ge dat niet
waardeeren, dan blijft u
verder zeer ongewoon.
Zwakker werk als hier
veel is, kunt ge gemakke
lijker misschien waardee
ren, maar het is zwakker
(de intérieurs met een
figuurtje). Een schilderij
tje, hoewel vereenvoudigd,
het vrouwtje aan de
waschtobbe lijkt mij, als
goed werk, eerder voor
Hollandsche beschouwers
aanvaardbaar te wezen.
Veel gemakkelijker onge
twijfeld dan Gitstare de
Smet. Toch is deze onmis
kenbaar in zijn
Hollandschen tijd een colorist ge
weest van zuivere kracht
en veel van zijn werken
uit die periode lijken mij
tot de blijvende te behoo
ren van die hij maakte.
Zóó, soms zeer sterk van
kleur, vindt ge hem hier niet; ge vindt
hem hier in de meeste werken te veel
ons aan Permeke's vormen en voor
dracht herinnerend. Hij wordt door
Permeke in deze werken ganschelijk
gedomineerd.
En toch ziet ge, dat deze vormen,
Permeke natuurlijk, de Smet niet
voegen. Ge kunt dat opeens zien aan
een détail (dat den wezentlijken de
Smet doet bespeuren). Zoo'n détail is
de hond van den jager, die zich beide
op het eerste plan, vóór het
dorpsgezicht bevindt. Is de jager zeer a la
Permeke, de hond mist de groote.
hoekige samenvattingen van Permeke;
de hond is veel objectiever gezien,
alleen veel en veel weeker vereen
voudigd. Het talent van Gustave de
Smet mist den grooten lementairen
dwang van Permeke's vormen; de
kleur van de Smet is op zachter
teederheid ingesteld, en wat de lijn van
de Smet aangaat, zij mist het onaf
wijsbare, dat Permeke's lijn bezit. Het
A Plasschaert ei
lijkt mij daarom een winst voor de
Vlaamsche schilderkunst in werken
van de Smet hem te kunnen vinden,
buiten Permeke's overheersching ge
schilderd. Hij is daar goed genoeg
voor en heeft genoeg eigen talent om
zulke teekeningen te kunnen maken
en zulke schilderijen t« kunnen schil
deren. (Hij deed datl) Hier in Esher
Surrey zien wij hem te veel als een
overheerschte en zouden zij, die het
overige werk niet kennen, een ver
keerde voorstelling van de Smet zich
C. Troyon
eigen kunnen maken.
Deze tentoonstelling licht dus. als
geheel genomen, niet zuiver in over
Ensor en over de Smet. en niet mach
tig genoeg over Smits. Zij is nu eens
te eenzijdig, dan te onvolledig. Dat
zijn slechte eigenschappen voor een
tentoonstelling, die werken bevat,
waarvan er niet iedren dag in
Ilollandzijn te zien. .M.
Adriaan Lubbers bij
Itiitt'u. Amsterdam
Kr is in het leven van de meeste
kunstenaars, zoo niet van allen, altijd
wel een bepaalde ontmoeting in het
uiterlijke leven, die tot een innerlijke
ontmoeting wordt., welke de scheppen
de krachten bevrijdt en het. voor dien,
min of meer sluimerende talent vo<
goed activeert. . . . Zulk een ontmt
ting kan van den meest verschillend-n
aard zijn; zij kan plaats hebben >p
tijdstippen en in omgevingen die v<
een mensch wel het minst gcëige