De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 6 mei pagina 15

6 mei 1933 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

«o. 2918 De Groene Amsterdammer van 6 Mei 1933 15 Beursspiegel f-, t Bfe C. A. Klaasse Donderdag, 4 Mei Op de New-Yorksche aandeelenbeurs heerscht in de laatste dagen een onzekere stemming, waar door het koerspeil van een groot aantal fondsen wat is teruggeloopen. Na de vrij krachtige stijging, die vrijwel alle aandeelen nu sedert het loslaten vanden gouden standaard hehben geboekt, is zulk een bezinning" alleszins begrijpelijk. En de bewe ging van de laatste dagen behoeft nog niets te voorspellen omtrent den uiteindelijken. invloed dien het koersniveau van de dollarontwaarding zal ondergaan. Maar toch draagt de nog uiterst lichte in zinking van de laatste dagen wel een wat ander karakter dan een gewone reactie, die nu eenmaal elke plotselinge haussebeweging pleegt te volgen. Meer en meer wordt het duidelijk, dat men zich in foeurskringen begint af te vragen of hetgeen op jjnoaetair gebied tot nu toe is geschied en staat te gebeuren, wel een koersstijging rechtvaardigt. Dus niet alleen de vraag: is de krachtige stijging niet wat overmatig geweest, maar: is er eigenlijk -wel aanleiding voor eenige stijging. Zulk een aan leiding zou er alleen maar zijn indien er redelijke grond was om te verwachten, dat de winsten van een groot aantal ondernemingen hun rendabiliteitsverhoudingen noemenswaard zullen zien ver beteren. Dat zou inderdaad het geval zijn indien de prijzen, welke zij voor hun producten kunnen be dingen, onder den invloed van de monetaire ont wikkeling zouden verbeteren. Maar dit is nu juist -voor zeer vele ondernemingen een open vraag. Zullen bv. de prijzen der voornaamste grondstoffen omhoog gaan? Tot nu toe is er niets anders gebeurd dan dat de dollar eerst rond 10 pCt., daarna tot ongeveer 85 pCt. van de goudwaarde deprecieerde. Die ge beurtenis alleen zou inderdaad de grondstofprijzen in Amerika evenredig doen stijgen, voor zoover de -wereldmarktprijzen gelijk blijven, en de Amerikaansche prijs nog voldoenden samenhang met dien ?wereldprijs vertoont, wat ook al lang niet bij alle grondstoffen meer het geval is tengevolge van beschermende rechten en voorkeurstarieven. De «erste vraag is wel: zal het wereldprijsniveau gelijk blijven, en daarmee het Amerikaansche omhoog gaan, of zal het Amerikaansche gelijk blijven en daarmee de wereldprijs omlaag gaan?. Voorloopig zijn de Amerikaansche prijzen van een aantal producten belangrijk gestegen, maar dat zegt nog niets omtrent de duurzaamheid. Toen Engeland den gouden standaard verliet stegen ook plotseling verschillende groothandelsprijzen gelijk op met de depreciatie, doch na ongeveer een maand was een groot deel van die stijging alweer ongedaan gemaakt. Amerika is voor vele producten op de wereld markt een minstens even belangrijk vrager of aanbieder als Engeland destijds, zoodat ook nu een aanpassing van het wereldprijsniveau zeer goed mogelijk is. Toch is er in deze wel eenig verschil: in Engeland bestonden destijds geen inflatieplannen, de Engelsche producent verwachtte nauwelijks een stijging van de pondenprijzen, en de omge keerde verwachting in deze van de Amerikaansche handel en speculatie kan een factor van beteekenis zijn. Bovendien was in September 1931 de depressie inzooverre zwaarder dan nu, dat de markt zich in een volkomen labielen toestand bevond, zoodat elke stoot een nieuwe daling kon veroorzaken; op het oogenblik is in verschillende grondstofmarkten veel meer weerstand, zoo b.v. in de tinmarkt, wellicht geldt dit tot op zekere hoogte ook voor koper. Maar op zijn best genomen is het kwestieus hoe de prijzen in Amerika en elders zich zullen ontwik kelen. Voor industrieele producten is de situatie iets anders. Daar zal speciaal voor die producten waar van Amerika geen overwegenden marktinvloed heeft, veeleer het wereldprijsniveau zichhandhaven, omdat in tegenstelling met de grondstofmarkten hier de kostprijs een veel grooteren prijsdetermineerenden invloed heeft. En al mocht daarvan de prijs op de wereldmarkt o|>k wat dalen, dan heeft Amerika in elk geval het voordeel van lagere goudkosten" en dus grootere concurrentiekracht. Dat zelfde geldt natuurlijk voor industrieën die voor de inheemsche markt werken, maar waarvoor de marktpositie eerder doof importeerende buitenlandsche industrie wordt everheerscht. Voor de heele ontwikkeling voor al deze groepen producten is het natuurlijk van het grootste belang wat nu tenslotte terecht komt van de inflatieplannen" van de regeerini. Allén de depreciatie van den dollar heef t maar Betrekkelijke beteekenis, er is maar n groep die^ daarvan in elk geval profiteert: de exportindustrie, die op de wereld markt niet zoo sterk hoeft te concurreeren dat het prijsvoordeel weer verloren gaat, en dan nog alleen wanneer niet afwerende valutadumpingsrechten" in de afzetlanden worden geheven. Bovendien moet nog maar afgewacht-worden hoe het met den dollar koers zal gaan. In de laatste dagen zit er weerstand in, en het is maar de vraag of niet binnen afzienbaren tijd de dollar even moeilijk laag zal zijn te houden als nu het pond. Op het oogenblik houdt alleen de wetenschap der inflatieplannen den koers nog gedrukt en wat zal errvan die inflatie terecht komen ? dat is van de grootste beteekenis voor het prijsverloop; depreciatie ponder inflatie zal maar zeer weinig prijzen blijvend kunnen beïnvloeden. Het inflatie-amendement is nu ook in het huis van afgevaardigden aangenomen. Maar de vraa.g is hoe Roosevelt zijn machtigingen zal gebruiken. Het klinkt erg radicaal om H milliard nieuw geld te laten maken, en de reservebank dat crediet tegen staatsfondsen te laten verstrekken. Maar de inflationnaire werking van zulk een pla.n hangt heelemaal af van de wijze waarop men liet geld gebruikt. Zal men alleen maar dit crediet aan wenden om aan vervallende staatsschuldverplich tingen te voldoen, dan hangt het er heelemaal van af wat degenen die aldus liet geld als aflossing ontvangen, ermee zullen doen. En dan is er in dezen. tijd een heele groote kans dat zij er geen raad mee weten, en de 3 milliard in ongebruikte deposito's zullen eindigen. Weg inflatie. Wat nu de boerensteun betreft is er ook groote kans dat deze voor namelijk zal neerkomen op ,.Umschuldung", en geenszins op subsidiesteuu. zoodat ook in dat geval er geen geld meer uitgegeven zal worden. En daarop komt het toc.li tenslotte aan: elke geld schepping, al is zij nog zoo massaal, dio niet leidt tot meer geld uitgeven, heeft niet de minste inflationnaire werking. Wil men in Amerika inflatie, dan schafte men de belasting af en houde het uitgaafbudget op peil. T)at is de zekerste weg om het doel te bereiken. Zooals trouwens in Duitschland von Tapen dat heeft gedaan met de Steuergutscheine, die hierop neerkomen, dat de regeering wel de belast ing krijgt, maar de belasting schuldige ze ten deele niet betaalt. Zoo radicaal schijnt men in Amerika voorloopig nog niet te willen zijn, integendeel: Roosevelt wilbe/uinigen! ! Vooral dit laatste is wel een bewijs voor de geringe mate van overtuiging, waarmee men werkelijk radicale maatregelen wil lanceeren. (?een wonder dus dat voorloopig Wallstreet de kat eens uit den hoorn wil kijken, of niet alles tenslotte nog humbug blijken zal. Typisch is ook de uiterst rustige houding van de obligatiemarkt. Sedert het begin van de depreciatie zijn de koersen maar zeer weinig veranderd. Voor zoover binnen landsche houders betreft zou men toch hebben kunnen aannemen dat in elk geval een deel tot omzetting in aandeelen zou overgaan. En wat de buitenlandsche houders betreft, zou, indien zij even tueel tot verkoop van hun dollarbondbezit zouden zijn overgegaan als destijds houders van pondenobligatiën, de koers zeker een druk hebben onder gaan. Ook hieruit leidt men af dat noch in Amerika, noch elders het geloof in blijvende belangrijke dollardepreciatie bijzonder groot is. Althans niJt dieper inzinken dan op dit oogenblik. En zoodra men dit niet gelooft dan is er weinig reden om nu nog uit dollars te vluchten, want waarin zou men moeten vluchten? Toch in de laatste plaats in de overgebleven goudvaluta's, die mis schien op de nominatie staan om nu den weg van alle valuta's" te gaan. Dat de Amerikaansche regeering den dollar weer 7,ou laten stijgen boven ongeveer 85 pCt. van de goudwaarde lijkt, voorloopig, intusschen ook niet waarschijnlijk. Voor de exportindustrie zal men dit kleine voordeel wel willen behouden, en men hoopt nog altijd dat de prijzen de stijging, die met de depre ciatie gepaard is gegaan, zullen handhaven; terwijl men zich bovendien troost met de fictie dat de schuldenlast bij gedeprecieerden dollar lager is, hetgeen natuurlijk alleen maar juist is bij algemeen gestegen prijs, althans irikomstenniveau, maar dit laatste wordt, zooals gezegd, door dollardepreciatie nog geenszins geïnvolveerd, terwijl een vol waardige" dollar nog niet beteekent, dat het prijs niveau niet stijgt, en dus de reëele schuldenlast daalt. Het zou zeer goed mogelijk zijn door inflatie het prijs-, althans inkomstenniveau, te doen stijgen en daardoor de schuldenlast te verlagen, zonder dat de dollar deprecieert. De opvattingen die men terzake in Amerika heeft zijn intusschen nog zoo verward dat men nog van alles kan verwa.chten: geldcreatie zonder en met inflatie, inflatie met handhaving en zonder handhaving van dollardepre ciatie. dollardepreciatie door speculatie, door intimidatie (door de regeeringsmedcdeelingeii), eri door devaluatie op lager goudgehalte, of door n van deze factoren. Voorloopig is alles een volkomen chaos van opinies, gedachten en waanzin. f n elk ge val schijn t men va.n plan te zijn van de de preciatie te profitecren tot verlaging van den reëelen schuldenlast indien da t mogelijk is. en dat voordeel niet prijs te geven door zich te houden aan de goudclausule die in Amerika zeer veelvuldig in gebruik is, en voor wel de meerderheid der obligatieleeningen geldt. Het laatste woord hierin is zeker nog niet gesproken maar al te veel moet men zich hiervan maar niet voorstellen. Ook daar een chaotische toestand, te meer omdat er in deze natuurlijk verschil .bestaat tusschen binnen- en buitenlandsche crediteuren, en misschien tusschen binnen- en buitenlandsche obligatiehouders. Ver schillende buitenlandsche crediteuren hebben zich reeds uitgesproken voor nakoming hunner ver plichting, sommige onvoorwaardelijk, a.ndere onder bepaalde voorwaarden, waaronder Belgiëwel heel eigenaardige, n.l. inlevering binnen zoo kort tijdsbestek dat de houders die de stukken in Amerika kochten en daar lieten liggen, daaraan niet kunnen voldoen. Wat de l Mei-coupon betreft konden weer verschillende debiteuren zich be roepen op de leeningsvoorwaarden die hen noopten al eenigen tijd tevoren remise voor de coupon te maken, zoodat zij deze coupon in papieren dollars pari passu betalen en straks voor de volgende stelling moeten kiezen. KUNSTZAAL VAN LIER DOORLOOPEND T ENTOON G ESTEL D ROKIN 126 = AMST E RDAM BEZICHTIGING VRIJ KUNSTWERKEN VAN JONGE HOLLANDSCHE EN BUITENL. MEESTERS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl