Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 6 Mei 1933
No. 2918
7
J ,
Kroniek van
den dans
J. F. W. Werumeus Buning
Chaja Goldstela
Ras en bloed als twee elementaire, krachten
?van kunst zijn door menig nieuwlichter miskend
en verwaarloosd, met als noodzakelijk gevolg
bloedarmoede^ en karakterloosheid. Misschien is
4«^t nergens zoe duidelijk zichtbaar als in de jrieest
lichamelijke kunst, den dans.
Men heeft het dezen verleden zomer kunnen
zien bij Gertrvtd Krauss, wier Joodsche 'dansen
-even prachtig waren als vele van haar andere
gezocht; men ziet het thans, minder sterk, bij
<3baja Goldstein. Minder sterk, omdat zij zich
bijna geheel beperkt tot Joodsche dansen en liedjes,
en alleen in het Wiegelied en den Machinedans nog
sporcn vertoond van Wigman-invloeden e. d.
Het is opmerkelijk hoe sterk deze geheel op
geest en traditie van het ras geïnspireerde kunst
ons aandoet, hoe zuiver ze is, en hoe volkomen
eigen en oorspronkelijk ze in de herinnering blijft.
Het is zeer wel mogelijk dat Chaja Goldstein
'geen veelzijdige en groote kunstenares is, maar
haar kunst is goud. Het is mogelijk dat men hier
en daar nog een aarzeling in de uiting bespeurt,
maar die uiting wordt gestuwd door een geest,
die volkomen doordrongen is van wat zij danst
en zingt. Men zag zelden een debuut waarbij een
jonge kunstenares haar weg reeds zoo zeker
gevonden heeft, en zoo waarachtig en
eenvoudigs in haar uiting.
Chaja Goldstein
Er zijn hier kleine dansen als de Chassidische
met een zoo licht en prachtig spel. der voeten
dat het is of de geest met het lichaam danst.
Br is een breekbare, stille, bijna angstige vreugde
in zulk een dans. Eerst aan het einde, in een groot
gebaar naar den hemel, jubelt die vreugde op.
Voordien is het of ze gewiegd en gekoesterd wordt,
of er een vrees daarbij is over haar korten duur,
die ze dubbel kostbaar maakt.
In andere dansen: de Oude Vrouw, De Moeder
en Het Meisje ziet men een dramatisch dansen,
een uitbeelden van gestalten dat vooral in de
beide laatste van groote vorm en spanning is.
In de liedjes, waaruit soms een danspas groeit,
verschijnt naast die stille vreugde een fijne humor
en een aangeboren voordrachtskunst. Ook kan
hierin die vreugde verstrakken tot een nauw
merkbare rimpeling, en stijgen tot een nauwelijks
onderdrukt juichen. Maar in dit alles leeft dezelfde
persoonlijkheid, sterk in alle fijnheid, geschakeerd
van tragiek tot zuivere lichte vreugde.
Men vergeet deze kunst niet. Men vergeet veel
kunst die niets dan kunst is. Deze dansen en liedjes
leven; zij hebben sterke wortels in het ras en hun
gevoel is het gevoel van velen, geuit door n:
zij spreken, om het zoo ouderwetsch en achterlijk
mogelijk te zeggen, tot het hart.
* *
*
Het is volkomen uit de mode iets van dezen
aard op te merken; vandaar overigens dat het er
spoedig weer in zal zijn. Het klinkt naar sentimen
taliteit. Hier is niet de minste sentimentaliteit,
alleen fijnheid. Het klinkt nat r vulgariteit. Hier
is geen zweem van vulgariteit, alleen een volkomen
echtheid en eenvoud.
Chaja Goldstein zal haar naam in Nederland
weldra gemaakt hebben als zij zichzelf trouw
blijft; zij zal meer optreden, er zal gelegenheid
zijn de moeilijk definieerbare sfeer van haar werk
beter te karakteriseeren.
Voorloopig moet ik volstaan te wijzen op een
?van de gelukkigste verschijningen van het jaar:
een jonge kunstenares die zeer zuiver, zeer zeker
van haar weg en even simpel als ontroerend in
haar kunst is.
God's hand
(Slot van pag. ij)
Ik had het d'r net over die
Deensche kast, die 's nachts op de Haaks
schoof. Dat hoorde ik in Maassluip,
den volgenden middag.
's Morgens had ik al een raar gevoel
gekregen, dat op de brug over de
haven zekerheid werd.
De Scheveningen lag er niet meer.
Ik dacht donderen, maar had
nog een stille hoop.
Een paar visscherlui vertelden wat
er aan de hand was.
De agent van de maatschappij deed
cynisch en op een afstand. Zei gaat
u maar naar Botterdam meneer, daar
zul je wel hooren wat er loos is.
En of ik het hoorde.
Kon me niet schelen. Ze hadden
gelijk. Moesten 's nachts naar dien
Deen en hadden geen marconist. Maar
ze werden vuil, noemden me een kwa
jongen, terwijl ze drommels goed
wisten, wat ik al voor ze had opge
pikt. Bij vorige gelegenheden.
Het liep tenslotte zoo hoog, dat ik
zei val allemaal hardstikke dood,
on op straat stond.
Ik zie nog het gezicht van mijn op
volger, toen ik hem mijn inventaris
overgaf. Hij had met me te doen en
vond het verdomd beroerd om me op
die manier af te lossen.
Twee weken later strandde de
Salabanca.
Ik vernam het in Hotterdam en ben
naar den Hoek gegaan.
Ben er bij geweest.
Ik kon wel grienen.
Zeven man zijn er af gekomen. De
last wammoes.
Hier had ik moeten zijn!
Maats waar ik meer dan een jaar
mee gevaren had en op een sleepboot
leer je, wat je aan mekaar hebt.
Ik kwam 's Maandagsavonds thuis.
Kapot. Had de kranten in mijn zak,
smeet ze op tafel en zei tegen vader
lees maar. Scheveningen.
Het zat me boven in mijn strot.
Vader had lang werk en dat ergerde
me.
Kr was een bericht met diepen
eerbied worden hier de namen ge
noemd van de dappere helden, die bij
hun poging om het schip en het leven
van hun evenmensch te redden, na
een vreeselijken doodsstrijd omkwa
men.
Het zijn. ...
Daar zei ik en wees waar de
marconist genoemd werd daar
moest mijn naam staan.
Nee antwoordde hij nee jon
gen. Dit moest zoo zijn. liet is (iod's
l land.
Toen heb ik in huilende woede ge
schreeuwd nietwaar, je begrijpt
het niet, je begrijpt het nooit, liet
waren twee beenen en een dansende
loop*. . . .
Adverteert
in de Groene"
Omdat DE GROENE in
hetgeheele landgelezen wordt
door het beste publiek door
het publiek dat iets te besteden
heeft. De adverteerder behoeft
niet te betalen voor een ver
spreiding, waarmee hij hon
derdduizenden bereikt, die
juist niet tot het koopkrach
tige publiek behooren, maar
het betaalt hem om in dit
blad te adverteeren, dat hem
direct in contact brengt
met het publiek dat hij zoekt.