Historisch Archief 1877-1940
No. 2818
De Groene Amsterdammer van 6 Me! 1933
19
Uit het klad schrift van Jantje
Croquante croquetjes
Alida Zevcnboom
m
b
En nu is meneer Dassie ook dood.
Ik wist niet dat hij nog leefde, want
dan zou ik hem wel eens hebben op
gezocht want ik zie hem nog met zijn
tent op het oude Amstelveld staan
toen daar nog kermissen werden ge
houden, die mooie tent van Blanus en
Dassie, die al twee en dertig Trakener
hengsten hadden en clowns om wie je
tranen lachte en van wie meneer
Buziau schijnt af te stammen als ik
het wel heb. Ener waren paardrijdsters
bij, waar heel deftig Amsterdam naar
kwam kijken en ik Weet nog heel goed
dat ik op een ochtend bezig was wijlen
meneer zijn zwartlakensche jas uit te
schuieren, want hij was den vorigen
avond naar een vergadering geweest
van het Nederlandsche Zendingsge
nootschap, en er een fotografie uitrolde
van een dame met tricot-beenen op
een paard en mevrouw zaliger, die.op
het marmeren plaatsje de musschen
voerde, want dat deed ze iederen
morgen, keek op en schoot er als een
sperwer op af en ik hoor het lieve
mensch nog sissen: Miss Wippie op
het ongezadelde paard ! En daéheet
de zending in de Overzeesche Gewes
ten bevorderen !"
Blanus en Dassie, dat was, wat je
noemt, een echte, onschuldige pret,
Want dat hadden wij in die jaren op
het Amstelveld, dat toen nog
Botermarkt heette. Daar stond elk jaar de
kraam van Vulsma met zijn knappe
dochters, waar ook heel deftig Am
sterdam naar kwam kijken en al het
dienstpersoneel, de huisknecht zoowel
als de booien, kregen vrijaf en hun
kermis" uitgeteld en ik weet wel dat
ik mijn kermis" jarenlang opge
spaard heb en toen ik zou trouwen
met den Inwendige heb ik er twaalf
keperen hemden en twaalf keperen
rokken van gekocht en zes onderlijfjes
en hield nog wat over en of het goede
kwaliteit was, want van de week
heb ik juist de laatste in stukken
geknipt voor doeken en nog geen
motgaatje er in en als je tegenwoordig
zoo'n halfzijdje zes weken aan hebt,
kun je het vod al weggooien. Neen, ik
houd me maar aan de ouderwetsche
kleeding, die is warm en laat ze dan
maar zeggen dat ie niet mooi is en als
ik al die magere scharminkels om
me heen zie waar de wind doorheen
blaast, dan moet ik wel eens lachen en
denk dan: Aal, je zit er toch maar
lekker warmpjes in en al draag ik geen
zeven- rokken over elkaar, zooals mijn
moeder, ik heb er toch altijd drie aan,
een bovenrok, een onderrok en een
tusschenrok en dat ik nog zoo goed
ter been ben behalve als het Noorden
wind is, dank ik, zoo zegt dr. Vos,
daaraan dat ik warm gekleed ben.
Och, och, wat was hij toch geest
driftig in de dagen die achter ons
liggen hij is toen voor mijn zinkings
nog een paar keer bij me geweest en
bij het heengaan hoorde ik hem op
de trap de liberale beginselen zingen
en het klonk net als het Wilhelmus"
en nu hoorde ik zelfs zeggen door mijn
huisnaaister dat hij minister zal wor
den als meneer Rikus Colijn een nati
onaal ministerie maakt en het is
jammer dat wij geen minister van
Marine meer hebben want daar lijkt
hij me erg geschikt voor, want ik heb
eens kennis gehad aan een
opperbootsman die precies op hem leek en
die kon je het zoute water van zijn
lippen proeven, bij wijze van spreken
omdat hij altijd den afstand wist te
bewaren, want het was een erg net
manspersoon.
* *
*
Ik moet altijd maar weer denken
aan dien armen meneer Dassie. Waar
om ze de kermis hebben afgeschaft,
begrijp ik niet. Onschuldiger kon het
er niet toegaan en ik zeg u dat rijk en
arm er aan mee deed en dat ik in de
Stad Hamburg", dat bekende dans
lokaal op'de Zeedijk waar ze de glad
ste dansvloer van heel Amsterdam
hadden, eens met meneer Borski ge
danst heb dat al de andere paren langs
den kant gingen staan en meneer Bors
ki woonde in de Bocht vier huizen
van ons vandaan en was lid van den
Kerkeraad van de Groote Kerk en kom
daar nu eens om ! Nu gaan ze het
dansen heelemaal zoo goed als ver
bieden, heb ik gelezen, en nu mag je
alleen dansen onder geleide van oen
meneer dien de Burgemeester heeft
aangewezen, die er op moet letten dat
de afstand bewaard blijft en het zijn
niet allemaal opperbootslui, dat moet
ik zeggen.
Maar wie zal Burgemeester de
Vlugt nu aanwijzen om toezicht
te houden? Ik heb van ons acteurtje
gehoord dat hij meneer Guldon, ons
raadslid, zal vragen. Die is niet alleen
een, wat je noemt, mooie danser maar
hij moet ook den gang er in kunnen
houden en voor de zedelijkheid behoef
je bij hem niet bang te zijn, die is
in goede handen bij hem en als ik dan
naga dat wij in de kermisweek zonder
eenig toezicht dansten, dat er geen
politie en geen stadsdansmeester bij
was en de politie alleen op de proppen
kwam als er gevochten werd om een
meisje dat door twee of drie tegelijk
gevraagd werd en dat er geen
onvertogen woord en geen onvertogen hand
gebaar te bespeuren viel, dan moet
ik zeggen, dat ze bij mij niet aan boord
moeten komen met hun toenemende
beschaving en al die andere pret. Ik
voor mij houd het ervoor dat wij in
onzen tijd veel netter waren, in- en
uitwendig, en er niet dat op ons viel
aan te merken en waarvoor anders al
die bepalingen en dat toezicht?" De
dansvloer mag niet meer dansparen
bevatten dan hij vierkante meters
groot is," lees ik in de krant, dat is
n vierkante meter per paar en dan
hadt u ons in de Stad Hamburg"
moeten zien als haringen in een
ton en ik heb er ook eens met wijlen
meneer gedanst en die zei tegen me:
Aal, als je me knijpt, zeg ik het tegen
mevrouw en dan lig je er uit" en toen
droeg ik nog niet eens een corset want
dat had ik niet noodig en is me ooit
wat overkomen? Bepalingen geven
niets het moet van binnen bij den
mensch zitten en wat zit er tegen
woordig van binnen bij den mensch ?
Vindt u dat het veel bizonders is?
Ik niet en nu moet ik meneer Hikus
nog een gelukstelegram sturen. Als
het hem als de Sterke Man" maar
niet gaat als die gewichtentiUer bij
Blanus en Dassie die zijn gewichten
vergeten had en onder de voorstelling
moest aanzien dat zijn zesjarig zoontje
met het gewicht van driehonderd
pond kwam aanzetten en in de volle
zaal riep:
Pa. u heeft de driehonderd pond
laten liggen."