Historisch Archief 1877-1940
ft " Adólphe Menjou en Mariene Dietrich in Marokko"
r
F, J
Ailolphp Mriijoti in ..Til ?
Night-Club i,ady". Corso
Laat mij een lans mogen breken
voor Ie bel Adólphe" !
Jarenlang heeft men hem zien
rondkuieren over het projectiedoek
met zijn ijdel snorretje en zijn
immaculate smoking desondanks een
voudig, bescheiden en met een tik
je altijd aanwezige, fijne ironie. Er
was. een tijd, dat ? men hem niet
anders kon aantreffen dan met een
vrouw om zijn hals en n op elke
knie. Zijn stille, verholen glimlach
ontmoette steeds een handenwrin
gende minnares of een brieschenden
medeminnaar en men wist nooit
precies of die glimlach de persoon in
quaestie gold, dan wel het publiek,
dat met alle geweld in hem een lady
killer wenschte te zien. Want het
curieuse was, dat deze kleine tengere
Franschman zich slechts hoogst, zel
den encanailleerde met het
goedkoope melodrama, waarin men hem
liet "handelen. Kr lag in sjjn ironisch
flegma altijd wel zooveel reserve, dat
hij waarschijnlijk zonder het zelf
te weten de beeldschoone Mae's
en Gloria's op een eerbiedigen afstand
hield. Niets duidde in zijn karakter
op den ,.minnaar" alles wees
nadrukkelijk naar den raisonneur
.... vandaar waarschijnlijk, dat men
hem bij voorkeur met liefdesaffaires
opscheepte.
Des te merkwaardiger is het dan
ook, dat hij nimmer iets aan zijn rol
Lptie Lenja en W. Sokoloff als Jenny"
^.gevangenbewaarder. Driestuiversopera'
bedierf. Hoewel vurige kussen eti
teedere omhelzingen hem even ver
lagen, als steenenkloppen en
straatvegen, hielp zijn elegante onver
schilligheid .hem door de penibelste
erotische situaties heen. Er was nie
mand, die de onpleizierige ceremonie
der smak-zoeneii met zooveel decentie
.verrichtte niemand, die een
krinkelende vamp uit de goede oude doos
zoo hopeloos belachelijk maakte, als
hij. En tevens waren er slechts weini
gen, die de daverendste filmdraak
met zoo simpele middelen tot het
niveau der lichte comedie wisten op
t'ïheffen. Eigenlijk was deze
liefdelooze minnaar deze achtelooze fat
deze gemoedelijke marquéin alle
opzichten een mengsel van tegen
strijdigheden, waaruit men niet mak
kelijk wijs kon worden.
Daar was bijvoorbeeld zijn land
aard. Hij was een Franschman
het provinciale Amerika liet niet na,
dit te pas en te onpas te colporteeren
.... maar hij was een Franschman
die geen comedie speelde ! De inge
boren neiging van zijn compatriotten.
om breed te gebaren, situaties deco
ratief aan te dikken en op' andere
wijze du théatre" te maken, was
hem volkomen vreemd. Hij had
bij al zijn Gallische verfijning en
elegantie de karakteristieke
AngelSaksische zin voor eenvoud en
zelfbeheerscliing, die hem tot zulk een
voortreffelijk' camera-speler maakte.
Wellicht lag de oplossing dezer tegen
strijdigheid hierin, dat Menjou welis
waar te Pau in Zuid-Frankrijk geboren
werd, doch reeds als kind van vier
jaar naar de States verhuisde en allen
tijd had de theatrale exuberantie van
zijn IES af te zweien.
In 1912 debuteerde hij reeds voor
de oude Vitagraph. . . . een veteraan
met een eerbitdwaaidigen staat van
dienst, gelijk men ziet. En nog in
1033 heeft hij niet geheel afgedaan
een ongehoord? taaiheid-van-leven
bij iemand, die n.b. het riskante
emplooi van ..philaiiderer" ver
vulde. Maar er was te allen tijde
iets om Menjou, dat hem onder
scheidde: een zeker dandyisme,
dat bij hem tot stijl werd. Het
is te Hollywood op straffe des
doods verboden [ ongesoigneerd
rondl tej loopen maar ik ben
L.
FILMKUNST Eh
Verschietende Ster: Adolpi
De Driestuivi
er van overtuigd, dat Menjou ook
als vagebond een gentleman zou
blijven. Zooals de zaken nu stonden
verschilde hij hemelsbreed van de
etalage-vol heeren-mannequins, die
zijn rivalen in de studio waren. Zijn
elegantie was nimmer aangemeten
of duur ^ het behoorde bij hem als
de rustige distinctie zijner manieren.
Zijn houding was aristocratisch, zoo
als zijn gebaar aristocratisch was en
zijn expressie. Het blijft een onbe
grijpelijkheid, dat Frankrijk in den
Chevalier der faubourgs met trots zijn
onofficieelen ambassadeur zag, terwijl
het voor den nobelsten en zuiversten
vertegenwoordiger van het Gallische
ras. ternauwernood aandacht over
had.
Maar het is waar Menjou miste
den sens du thóatre" en die
oriFransche eigenschap zal ook wel de
oorzaak zijn geweest, dat hij wel den
goedkoopen roem van de star", doch
nimmer de waardeering als kunstenaar
vond. En toch beschikte deze be
scheiden speler over een noblesse,
een gevoeligheid en een vakmanschap.
als slechts weinigen bezitten. Mocht
dit voor het groote publiek verloren
gaan des te meer erkenning vond
hij bij de goede regisseurs. Van
Chapliri, die dit zuivere talent het eerst
naar waarde schatte door hem de
hoofdrol te geven in -,A woman of
Paris" tot Lubitsch en Sternberg,
die hem in hun beste werken gebruik
ten, figureerde Menjou bijna uitslui
tend in films van beteekenis.
En nu wil het schijnen of deze on
verwoestbare dandy dan toch ein
delijk in zijn nadagen is. ... men
hoort slechts zelden meer van hem.
Zijn rimpels zijn te diep de wallen
om zijn oogen te verraderlijk geworden
om nog bij de massa genade te vinden.
Fen zeldzaamheid mag het heeten,
hem nog weer eens een film te zien
dragen als The night-club lady".
Men ga hem zien, zoolang het nog
kan de tijd schijnt te naderen,
dat met hem een uitstekend
en knap filmspeler van het
doek verdwijnt en de onwille
keurig ietwat necrologischeri
stijl van dit stukje, een grim
mige actualiteit krijgt.
BIOSCOPY
Upton Sinclair:
William Fox". Ben
jamin Hampton: ..A
history of the
movies"
Er zijn altijd
menschen geweest, die
een kunst beoefenen
en dezulken welke
erover schrijven. De
verhouding tusschen
beide categorieën is
uiteraard niet van de
beste. De kunstenaar
ziet in den criticus nu
eenmaal een soort
dwarskijker, die hem,
populair gesproken,
gestolen kan worden
en van zijn stand
punt heeft hij vol- Wil
komen gelij k. Maar h et Uil
almachtige publiek »Wi
denkt er anders over
en is er op gesteld zijn schrijvende vo(
posten uit te zenden een situat
waarbij alle partijen geleerd hebb
zich neer te leggen. Het is daarbij e
goede en zuivere gewoonte,dat de cri
cus in den regel buiten het vak" sta
. . . .hij is de representant van h
publiek de onderlegde represe
tant zoo men wil, maar meet- ook nic
Het onmiskenbare voordeel van c
leek-zijn is, dat de publicist in sta
blijft de onaantastbare integriteit
bewaren zonder welke iedere criti
oen aanfluiting wordt. Slechte i
uitzondering beleven wij in ons la.
de degoutanto situatie, dat een cri
cus van beide walletjes tegelijk trac
te eten m?t het resultaat, dat l
publiek bij zijn oordeel bedenkel
kucht en de professioneele kunstena
een breeden glimlach niet
kan onderdrukken. Verma
kelijk overigens is het,
dat dergelijke
merkwaar