De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 13 mei pagina 10

13 mei 1933 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

ft " Adólphe Menjou en Mariene Dietrich in Marokko" r F, J Ailolphp Mriijoti in ..Til ? Night-Club i,ady". Corso Laat mij een lans mogen breken voor Ie bel Adólphe" ! Jarenlang heeft men hem zien rondkuieren over het projectiedoek met zijn ijdel snorretje en zijn immaculate smoking desondanks een voudig, bescheiden en met een tik je altijd aanwezige, fijne ironie. Er was. een tijd, dat ? men hem niet anders kon aantreffen dan met een vrouw om zijn hals en n op elke knie. Zijn stille, verholen glimlach ontmoette steeds een handenwrin gende minnares of een brieschenden medeminnaar en men wist nooit precies of die glimlach de persoon in quaestie gold, dan wel het publiek, dat met alle geweld in hem een lady killer wenschte te zien. Want het curieuse was, dat deze kleine tengere Franschman zich slechts hoogst, zel den encanailleerde met het goedkoope melodrama, waarin men hem liet "handelen. Kr lag in sjjn ironisch flegma altijd wel zooveel reserve, dat hij waarschijnlijk zonder het zelf te weten de beeldschoone Mae's en Gloria's op een eerbiedigen afstand hield. Niets duidde in zijn karakter op den ,.minnaar" alles wees nadrukkelijk naar den raisonneur .... vandaar waarschijnlijk, dat men hem bij voorkeur met liefdesaffaires opscheepte. Des te merkwaardiger is het dan ook, dat hij nimmer iets aan zijn rol Lptie Lenja en W. Sokoloff als Jenny" ^.gevangenbewaarder. Driestuiversopera' bedierf. Hoewel vurige kussen eti teedere omhelzingen hem even ver lagen, als steenenkloppen en straatvegen, hielp zijn elegante onver schilligheid .hem door de penibelste erotische situaties heen. Er was nie mand, die de onpleizierige ceremonie der smak-zoeneii met zooveel decentie .verrichtte niemand, die een krinkelende vamp uit de goede oude doos zoo hopeloos belachelijk maakte, als hij. En tevens waren er slechts weini gen, die de daverendste filmdraak met zoo simpele middelen tot het niveau der lichte comedie wisten op t'ïheffen. Eigenlijk was deze liefdelooze minnaar deze achtelooze fat deze gemoedelijke marquéin alle opzichten een mengsel van tegen strijdigheden, waaruit men niet mak kelijk wijs kon worden. Daar was bijvoorbeeld zijn land aard. Hij was een Franschman het provinciale Amerika liet niet na, dit te pas en te onpas te colporteeren .... maar hij was een Franschman die geen comedie speelde ! De inge boren neiging van zijn compatriotten. om breed te gebaren, situaties deco ratief aan te dikken en op' andere wijze du théatre" te maken, was hem volkomen vreemd. Hij had bij al zijn Gallische verfijning en elegantie de karakteristieke AngelSaksische zin voor eenvoud en zelfbeheerscliing, die hem tot zulk een voortreffelijk' camera-speler maakte. Wellicht lag de oplossing dezer tegen strijdigheid hierin, dat Menjou welis waar te Pau in Zuid-Frankrijk geboren werd, doch reeds als kind van vier jaar naar de States verhuisde en allen tijd had de theatrale exuberantie van zijn IES af te zweien. In 1912 debuteerde hij reeds voor de oude Vitagraph. . . . een veteraan met een eerbitdwaaidigen staat van dienst, gelijk men ziet. En nog in 1033 heeft hij niet geheel afgedaan een ongehoord? taaiheid-van-leven bij iemand, die n.b. het riskante emplooi van ..philaiiderer" ver vulde. Maar er was te allen tijde iets om Menjou, dat hem onder scheidde: een zeker dandyisme, dat bij hem tot stijl werd. Het is te Hollywood op straffe des doods verboden [ ongesoigneerd rondl tej loopen maar ik ben L. FILMKUNST Eh Verschietende Ster: Adolpi De Driestuivi er van overtuigd, dat Menjou ook als vagebond een gentleman zou blijven. Zooals de zaken nu stonden verschilde hij hemelsbreed van de etalage-vol heeren-mannequins, die zijn rivalen in de studio waren. Zijn elegantie was nimmer aangemeten of duur ^ het behoorde bij hem als de rustige distinctie zijner manieren. Zijn houding was aristocratisch, zoo als zijn gebaar aristocratisch was en zijn expressie. Het blijft een onbe grijpelijkheid, dat Frankrijk in den Chevalier der faubourgs met trots zijn onofficieelen ambassadeur zag, terwijl het voor den nobelsten en zuiversten vertegenwoordiger van het Gallische ras. ternauwernood aandacht over had. Maar het is waar Menjou miste den sens du thóatre" en die oriFransche eigenschap zal ook wel de oorzaak zijn geweest, dat hij wel den goedkoopen roem van de star", doch nimmer de waardeering als kunstenaar vond. En toch beschikte deze be scheiden speler over een noblesse, een gevoeligheid en een vakmanschap. als slechts weinigen bezitten. Mocht dit voor het groote publiek verloren gaan des te meer erkenning vond hij bij de goede regisseurs. Van Chapliri, die dit zuivere talent het eerst naar waarde schatte door hem de hoofdrol te geven in -,A woman of Paris" tot Lubitsch en Sternberg, die hem in hun beste werken gebruik ten, figureerde Menjou bijna uitslui tend in films van beteekenis. En nu wil het schijnen of deze on verwoestbare dandy dan toch ein delijk in zijn nadagen is. ... men hoort slechts zelden meer van hem. Zijn rimpels zijn te diep de wallen om zijn oogen te verraderlijk geworden om nog bij de massa genade te vinden. Fen zeldzaamheid mag het heeten, hem nog weer eens een film te zien dragen als The night-club lady". Men ga hem zien, zoolang het nog kan de tijd schijnt te naderen, dat met hem een uitstekend en knap filmspeler van het doek verdwijnt en de onwille keurig ietwat necrologischeri stijl van dit stukje, een grim mige actualiteit krijgt. BIOSCOPY Upton Sinclair: William Fox". Ben jamin Hampton: ..A history of the movies" Er zijn altijd menschen geweest, die een kunst beoefenen en dezulken welke erover schrijven. De verhouding tusschen beide categorieën is uiteraard niet van de beste. De kunstenaar ziet in den criticus nu eenmaal een soort dwarskijker, die hem, populair gesproken, gestolen kan worden en van zijn stand punt heeft hij vol- Wil komen gelij k. Maar h et Uil almachtige publiek »Wi denkt er anders over en is er op gesteld zijn schrijvende vo( posten uit te zenden een situat waarbij alle partijen geleerd hebb zich neer te leggen. Het is daarbij e goede en zuivere gewoonte,dat de cri cus in den regel buiten het vak" sta . . . .hij is de representant van h publiek de onderlegde represe tant zoo men wil, maar meet- ook nic Het onmiskenbare voordeel van c leek-zijn is, dat de publicist in sta blijft de onaantastbare integriteit bewaren zonder welke iedere criti oen aanfluiting wordt. Slechte i uitzondering beleven wij in ons la. de degoutanto situatie, dat een cri cus van beide walletjes tegelijk trac te eten m?t het resultaat, dat l publiek bij zijn oordeel bedenkel kucht en de professioneele kunstena een breeden glimlach niet kan onderdrukken. Verma kelijk overigens is het, dat dergelijke merkwaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl