Historisch Archief 1877-1940
No. 2919
De Groene Amsterdammer van 13 Mei 1933
15
Pond-dollaivduel
C. A. Klaasse
Koersbelangen
Toen destijds in Engeland de gouden standaard
irerd opgeschort", had inderdaad de Bank of
England volkomen loyaal en tot het laatste toe
op de bres gestaan voor het volle pond. Men was
voortgegaan met goudafgifte, niet alleen totdat
het beschikbaar metaalsaldo daar een heel ander
begrip dan bij ons uitgeput was, maar men had
feitelijk de geheele goudvoorraad van de centrale
bank opgebruikt wanneer men in aanmerking
neemt dat in Frankrijk en Amerika steuncredieten
waren opgenomen juist ter hoogte van de
resteerende goudvoorraad, ten aanzien van welke
credieten de Bank of England zekere verplichtingen
op zich had genomen. Nu kan men natuurlijk
zeggen, dat toch Engeland willens en wetens het
pond heeft laten deprecieeren door na te laten een
devtezenrestrictie naar Duitsch voorbeeld in te
voeren, waardoor dat land bij een aanmerkelijk
hachelijker positie van de schuldenbalans kans
had gezien en tot nu toe nog steeds heeft gezien
om de munt op goudpariteit of daaromtrent te
houden.
Daarbij moet niet uit het oog worden
verloren, dat voor Engeland zulk een regeling veel
moeilijker en vooral veel ingrijpender zou
jnpeten zijn geweest, omdat daar immers niet
.alleen de schuldenbalans liet struikelblok vormde,
doch ook de handelsbalans, en de andere loopende
posten" van de betalingsbalans een tekort aan
wezen dat per jaar bijna de heele goudvoorraad
beliep.
, Ifoe dit zij, hoewel er ongetwijfeld in Enge
land velen waren die de depreciatie van het pond
met welgevallen zagen, kan men toch niet anders
dan concludeëren, dat bij de regeering en de Bank
,of England veeleer van overmacht moet worden
gesproken dan van doelbewuste actie of zelfs
doelbewuste onthouding van een contra-actie.
Sedert September 1031 is er echter een zeer
?belangrijke en principieele verandering gekomen
an de beschouwingswijze van regeering en centrale
bank ten aanzien van den val van de valuta. Die
?gewijzigde, zienswijze is voor het eerst duidelijk
'geworden toen het equalisation-fund" werd in
gesteld.
Dit fonds werd gedoteerd met een zeker be
drag in ponden t.w. £ 150 millioen. Het kon dus
jsijn werkzaamheden niet anders beginnen dan door
aankoop van deviezen tegen ponden. Die eerste
transacties moesten noodwendig de tendens hebben
;den koers van het pond te drukken. Wat op zichzelf
nog geenszins bewijst dat die druk op den ponden
koers de uiteindelijke bedoeling van het fonds was.
Wanneer men waarneemt, dat een valuta sterk
fluctueert dan is het alleszins rationeel om naar
nivelleering te streven door in tijd van opgaanden
koers ponden af te geven, en aldus de stijging te
verzwakken, om dan, wanneer straks de koers
weerom laag mocht neigen, weer de verworven
vreemde valuta af te stooten m.a.w. ponden te
koopen om dan den koers te steunen. De feiten zijn
intusschen anders geweest. De interventie van
het fonds heeft zich vrijwel uitsluitend beperkt
tot het aankoopen van deviezen, tot het drukken
van den pondenkoers dus. Feitelijk heeft de re
geering dat reeds lang voor de instelling van het
fonds gedaan. Zeer kort na de depreciatie van het
pond heeft zich al een contra-beweging gemanife
steerd die den koers van deze valuta opwaarts
stuwde.
Aanvankelijk werd deze stuwkracht gebro
ken doordat de regeering deviezen kocht ten
einde de beide in Frankrijk en Amerika opgenomen
stabilisatiecredieten te kunnen aflossen. Dat men
zoo spoedig mogelijk van die schuld af wilde zijn
is begrijpelijk en daarom kan men ook niet zeggen.
dat de druk op het pond welke aldus werd uitge
oefend doel was; men zou ook kunnen stellen, dat
hij het betreurde gevolg was van de beoogde terug
betaling dezer credieten. Sedert de instelling van
het stabilisatiefonds heeft de zaak intusschen een
ander aspect gekregen. Ware het inderdaad alleen
de bedoeling geweest schommelingen te vermijden
dan zou, zoodra het valutabezit eenigen omvang
had bereikt, de afgifte van ponden moeten zijn
stopgezet, om. zoodra een belangrijke daling intrad,
integendeel weer ponden op te nemen. Aldus is niet
geschied: men bleef voortgaan met den aankoop
van deviezen om deze, zoodra het fonds gebrek
aan liquide middelen kreeg, om te zetten in goud
en dit aan de Bank of England te verkoopen
waardooi' het fonds dus weer de beschikking kreeg
over ponden.
Hoe komt het nu dat er voortdurend zulk een
opwaartsche druk op het pond is uitgeoefend 'i
Van de ..loopende posten" der betalingsbalans
kon dit niet uitgaan. Al is de situatie daarvan
sedert de depreciatie en ongetwijfeld mede als
gevolg daarvan aanmerkelijk verbeterd, toch is er
nog steeds een klein tekort, in elk geval geen over
schot waardoor een surplus-vraag naar ponden
boven het aanbod zou kunnen ontstaan. Zoodat
de oorzaak dus moet liggen bij een verschuiving
van de schulden- en vorderingsbalans naar de
betalingsbalans. Zulk een verschuiving ligt inder
daad in de rede. Toen het pond gedeprecieerd was
hebben Engelsche beleggers op groote schaal
kapitaal uit den vreemde gerepatrieerd. Voor
een zeer gering deel was dat kapitaal, dat kort
tevoren met het oog op den angst voor het pond
was gevlucht, maar voor het overgroote deel was
het reeds jaren elders belegd. Nu door den val van
het pond die beleggingen een flinke boekwinst
aanwezen, werd die door veel beleggers genomen.
Temeer vonden zij daarin aanleiding, omdat ook
voor de meeste andere valuta's in Engeland depre
ciatie werd verwacht. Hier ligt inderdaad de ver
klaring voor zeer omvangrijke kapitaalsverschui
vingen naar Engeland. Maar ook anderen brachten
kapitalen naar Engeland; beleggers die voorzagen
dat ook andere valuta's het pond zouden volgen
vonden alle aanleiding om te vluchten in de munt
soort die de klap al beet had".
Men zou geneigd zijn te concludeëren, dat deze
ontwikkeling in Engeland: niet toevallig is, dat
veeleer zulk een lot elke valuta beschoren is die
onder dezelfde omstandigheden deprecieert. Pre
cies hetzelfde heeft zich voorgedaan in
ZuidAfrika. waar sedert het loslaten van den gouden
standaard, de goud- en deviezenvoorraad van de
centrale bank meer dan vferdrievoudigd is, waar
dus ook alle mogelijke pogingen in het werk moesten
worden gesteld om te zorgen, dat de munt na den
val niet weer een krachtig herstel toonde. Het
spreekt wel vanzelf, dat ;men bij een dergelijk
krampachtig ingrijpen in de koersontwikkeling niet
in het minst kan spreken van een ..natuurlijken
koers" die zich na het verlaten van het goud
vormt.
De toestrooming van kapitaal die. ^.ooals ge
zegd, de oorzaak is van den opwaartschen koersdruk
wordt door dat ingrijpen niet geremd; integendeel.
dat zou slechts gebeuren wanneer men den koers
vrije baan liet. Het herstel dat zou intreden ?ou
vanzelf de aanleiding voor de
kapitaalsverschuiviig verzwakken. ,
Hoe dit zij, uit de feiten blijkt overduidelijk,
dat de regeering in Engeland geen appreciatie
van het pond wenscht. Dit probleem is in een
nieuw stadium gekomen sedert ook Amerika den
gouden standaard heeft verlaten. Als dit een jaar
eerder was gebeurd, zou men waarschijnlijk nog
in de eerste plaats oog hebben gehad voor het
prestige voordeel, dat nu nog een groot land van
het goud was afgeforCeerd".. Maar intusschen is
men het voordeel van min of meer geïsoleerde
depreciatie gaan waardeeren. De verhoogde con
currentiekracht op in- en uitheemsche markten
van de industrie, is een factor die teloor gaat
wanneer andere munten, althans die van landen
welke op de wereldmarkt beteekenis hebben,
doordat zij eveneens deprecieeren de oude waarde
verhouding met het pond weer meer naderen. Uit
die overweging is het te verklaren, dat men de
daling van den dollar in Engeland met zeer ge
mengde gevoelens waarnam. En dat de onder
handelingen tusschen MacDonald en Roosevelt
terzake van een stabilisatie der beide munten
schipbreuk leden, moet dan ook geweten worden
aan het feit, dat Engeland niet geneigd was veel
van zijn voorsprong op te geven. M.a.w. er is
Engeland iets aan gelegen om de koersverhouding
met den dollar niet al te ver te verwijderen van
het punt waarop deze was toen de dollar nog op
goudbasis stond en het pond gedeprecieerd. Ame
rika daarentegen is er van aanvang van het tweede
goudernbargo af op uit geweest om den dollar te
deprecieeren. Erg duidelijk zijn de motieven
daartoe nog steeds niet, blijkbaar zoomin aan de
insiders zelf als aan de buitenwereld, maar dat de
concurrentiekracht der Amerikaansche industrie
een woordje meespreekt staat wel vast, en dan is
natuurlijk de verhouding tot het pond sterling
ook een factor van groot gewicht.
Zoo ziet dan Engeland zijn belang"1 in een
hoogen dollarkoers, en Amerika wenscht een hoogen
pondekoers. Er dreigt een strijd te ontstaan met
dezen waanzinnigen inzet: wie de zwakste munt
heeft wordt overwinnaar of beschouwt zich al
thans als zoodanig.
Engeland heeft al twee dingen gedaan
om zijn munt te verzwakken: het
nivelleeringsfonds werd tot 350 millioen pond verhoogd, zoodat
men nog meer ponden kan afgeven op de deviezen
markt. Uit deze verhooging' kan men afleiden, dat
in de eerste plaats het fonds den opzet zal hebben
om in den vervolge dollars te koopen. niet alleen
om vreemde valuta's in het algemeen te koopen
en aldus het pond te drukken, maar meer in het
bijzonder het pond ten aanzien van den dollar
laag te houden. Wanneer goudvaluta's gekocht
zouden worden dan kon immers, evenals voorheen,
zoodra het fonds uitgeput was een deel der deviezen
in goud worden omgezet en dit aan de Bank of
England worden verkocht. De tweede zet is:
de verleening van ?30 millioen c red iet aan den
Franschen Staat. Deze transactie die, ook van
Fransch standpunt beschouwd, volkomen zonder
zin is, heeft destrekking, ook het pond te drukken.
Hoe wild men in deze te werk is gegaan, blijkt wel
uit het feit dat,toen bleek dat realisatie der ponden
den koers te veel drukte. Engeland als een haas
goud heeft gezonden. In Amerika heeft men tot nu
toe de depreciatie nog kunnen bewerken als psy
chologisch effect van de wilde plannen. Maar
blijkbaar voorziet men straks ook een contradruk
zooals die in Engeland en Zuid-Afrika is gekomen;
het schijnt althans dat ook daar de
oprichtingvan een equalisation-fund wordt overwogen. Dan
kan het Engelsche fonds dollars koopen, en het
Amerikaansche kan die afgeven en ertegen ponden
koopen. Via de arbitrage zullen dan beide fondsen
eikaars tegenpartij worden, en dat pokerspel kan
geruimen tijd doorgaan. Het krankzinnigste van
het heele gevecht is wel: dat nooit n van de
partijen .kan winnen wanneer de tegenpartij dat
niet wenscht - omdat beide het namelijk in de
hand hebben om. wanneer de ander wint, hetgeen
dan beteekent er in sla,agt zijn munt door de
koersverhouding als nog waardeloozer dan de ander
bestempeld te krijgen, dat resultaat onmiddellijk
ongedaan te maken door via het vaststellen van
oen nieuw goudgehalte den koers van zijn munt
weer te drukken, en dan te drukken zonder dat
aankoopen, hoe groot ook, den koers omhoog
kunnen persen. Deze heele strijd is n.l. slechts
mogelijk zoolang beide partijen los van het goud
blijven; zoodra óén van beidp stabiliseert met
een nieuw goudgehalte is zijn koers, althans ten
aanzien van de andere goudlanden. gefixeerd.
Ken erg prettige voedingsbodem voor vrucht
bare besprekingen ter internationale conferentie
lijkt het monetaire gevecht Kngeland-Amerika
intusschen niet !