De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 20 mei pagina 15

20 mei 1933 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

N». 2940 De Groene Amsterdammer van 20 Mei 1933 15 Economische conferentie C. A. Klaasse ; * Vijf punten Binnen een maand zullen te Londen de voor naamste landen hun vertegenwoordigers doen bijeenkomen om te trachten het kluwen, waarin men het internationaal economisch leven in de laatste jaren ten deele bewust anderdeels onbeVust heeft gewikkeld, zooveel mogelijk te ont warren. Er zijn indices, welke een overmatig optimisme in de resultaten van dat overleg geens zins rechtvaardigen. In de eerste plaats is daar het uiterst geringe resultaat tot nu toe bereikt bij internationale besprekingen, zoo op politiek als economisch terrein. Het vraagstuk der ontwape ning is nauwelijks nader tot de oplossing gekomen en de resultaten van internationaal economisch overleg zijn ook wel heel karig geweest: een typisch .voorbeeld daarvan is wel de beruchte Oslo-overeenkomst, die destijds als zoo belangrijk werd ge kenschetst en die sedertdien tot een aansluiting van handelspolitiek overleg is geworden. Maar men behoeft niet eens een vergelijkingsbasis te zoeken in dergelijke voorbeelden, de economische conferen tie zelve biedt al stof voor verwachtingen. Bij de discussies in de voorbereidende commissie bleek al dadelijk dat er twee groepen tegenover elkaar stonden, waarvan de n voor de ander niet met concessies wilde beginnen: de protectionistische landen wilden niet over tariefafbraak praten zoo lang er nog belangrijke valuta's niet gestabiliseerd waren, en de landen met zwevende" munt wilden niet over stabilisatie denken, zoolang de handels politieke toestand nog onzeker was. De problemen, welke men in Londen onder oogen zal moeten zien, zijn ongetwijfeld zeer veel omvattend en bovendien zoo moeilijk dat het niet eenvoudig zal zijn goed gemotiveerde objectieve desiderata op te stellen. Hoeveel moeilijker moet het dan wel niet zijn om te komen tot een oplos sing die, behalve dat zij een algemeen erkenden stoot tot höTütel van het economisch leven kan geven, ook door alle partijen als min of meer passend in hun politiek wordt beschouwd. Zulk een taak is inderdaad bijna een bovenmenschelijke. Van de voornaamste vraagstukken die men onder de loupe zal moeten nemen noemen Wij: 1. De handelspolitieke belemmeringen van den wereldhandel. 2. De fluctuatie van den koers van belangrijke valuta's als verstorend element in den internatio nalen handel. 3. De internationale credietverleening en den invloed van het stopzetten daarvan op het wereldverbruik. 4. De algemeene overproductie als zelfstandige actor los van de verscherpende factoren der de pressie als onder l 3 genoemd. 5. De universeele prijsdaling en de vergrooting van den druk der vaste lasten" als gevolg daarvan. Elk van deze vraagstukken is voor het voort duren en de verscherping van de crisis van de aller grootste beteekenis. En over elk daarvan zouden boekdeelen te schrijven zijn. Maar vast staat wel, dat ten aamien van elk dezer vraagstukken het bereiken van internationale overeenstemming een titanenarbeid zal vereischen. Omdat men telkens weer vastloopt op particuliere en speciale belangen, die zich niet in het algemeene kader willen schikken. terwijl aangevoerde bezwaren wel degelijk als zoodanig gewicht in de schaal moeten leggen. Laten wij te dien einde de genoemde punten eens de revue laten passeeren: 1. De eerste vraag is al: wat moet het doel zijn waarnaar gestreefd wordt, afbraak van tarief muren of slechts verhindering van nieuwbouw. Afbraak in snel tempo is ondenkbaar, maar zij ,zou bovendien even gevaarlijk en desastreus zijn als tarief verhooging. Immers het voornaamste bezwaar van verhooging der tariefmuren is in dezen tijd niet, dat daardoor de voorziening van de wereld met diverse producten niet zoo economisch mogelijk 'geschiedt die geringere economie kan men graag over hebben voor de grootere mate van economi sche veiligheid" maar dat daardoor verschui vingen in de vraag- en aanbodsverhoudingen plaats vinden, die in een periode van depressie bijna steeds een absolute vermindering van de vraag beteekenen. Abrupte verlaging der tarieven zou ook weer tot verschuivingen aanleiding geven, en dus even nadeelig kunnen werken als het tegendeel. Voor langzame verlaging geldt dat bezwaar niet. Maar er is inderdaad een groote zedelijke moed voor noodig om tarieven, waarmee een belangrijke tak van nijverheid in leven wordt gehouden, te ver lagen. Men zal dan ook al heel blij moeten zijn wanneer het zoover komt dat verder onheil wordt afgewend in dier voege, dat geen nieuwe handels belemmeringen komen. Een soort douanebestand dus ook, maar dan zoo dat niet de heele waarde is ,,weggereserveerd". Men zal intusschen goed doen de kracht van het autarkiestreven niet te onder schatten. 2. De machinaties welke de Amerikaansche re geering met den dollar heeft uitgehaald, kunnen onmogelijk bevorderlijk zijn voor overeenstemming inzake de stabilisatie. Toen Roosevelt na de bespre king met MacDonald constateerde, dat men liet over stabilisatie der beide munten nog niet eens kon worden, mede omdat men nog eenige weken noodig zou hebben om het natuurlijke koerspeil van den dollar uit te vinden" was dat regelrechte hypocrisie, want hij wist drommels goed dat er geen ander natuurlijk peil" was dan de goud pariteit of misschien nog iets hooger ! Nu zal misschien Amerika geneigd zijn om straks tot den gouden standaard op ..herzien niveau" terug te keeren. Maar Engeland zal dan wel weer eens willen afwachten wat nu ten aanzien van dat her ziene peil de natuurlijke prijs" van het pond is. Waarbij nog komt dat Engeland, tot op zekere hoogte terecht, de stabilisatie van de munt koppelt aan zekerheid op handelspolitiek terrein, zoodat men het 6ver punt n al eens moet zijn om over punt twee tot overeenstemming te kunnen komen. Bovendien zal men waarschijnlijk elkaar in de haren vliegen over de deviezenrestricties. Sommigen vinden deze beperkingen nog een veel grootere belemmering dan alle instabiele valuta's te zamen. Maar de landen met deviezenbeperkingen zullen weer hier tegenover stellen dat, nu eenmaaal de betalingsbalans moet sluiten, eri dat de restricties eigenlijk geen belemmeringen zijn, omdat hun betalingsbalans op den duur toch in evenwicht moet komen en dat zonder restrictie de in- en uitvoerverhouding ook op hetzelfde peil moet uit komen. Terwijl tenslotte, na den stap van Amerika, het de vraag is of niet onder overgebleven goudlanden er enkele zullen zijn, die zich het recht willen voorbehouden om Amerika's voorbeeld te volgen. 3. Dat de internationale credietverleening een factor van *eer groote beteekenis is in de conjunctuurbevv eging van. het laatste decennium staat wel vast. In de jaren na 1925 stroomde kapitaal naar de debiteurlanden, waardoor de debiteurlanden in staat waren veel meer uit de crediteurlanden te importeeren dan zij daarheen uitvoerden. De crediteutlanden dachten toen een groot aantal koopers te hebben, die zij feitelijk zelf tot koopen in staat stelden, die zij aan hun tafel noodden, en welker bestellingen in do crediteurlanden de illusie van hoogconjunctuur wekten. Wanneer nu maar die kapitaalstroom had aangehouden, steeds aan groeiend met de rente en aflossing op de oude lee ningen was voortgegaan, darfzoüdeze schijnhausse hebben aangehouden, maar helaas ontdekten wij plotseling dat de debiteuren misschien niet in staat zouden zijn rente en aflossing te betalen wanneer wij hen niet door nieuwe leeningen daartoe in staat stelden. Op dat moment hielden wij op met geld leénen. Maar omdat wij zelf geen emplooi voor het nu overtollige kapitaal hadden, viel de afzet ook weg, en stikten we in onze eigen productie. hetgeen men depressie pleegt te heeten. Erger dan dat: niet alleen wilden wij geen nieuw geld meer in deze debiteuren steken; voor zoover in den laterentijd credieten op korten termijn waren ver strekt, werden deze opgevraagd. Aldus werd de export uit de debiteurlanden gestimuleerd, en wij stikten niet alleen in onze eigen producten, die wij nu niet meer weg-kapitaal-exporteerden", maar bovendien in den stroom van gojderen, die de debiteurlanden ons moesten sturen ter afbetaling der teruggevraagde credieten. Conclusie: zoodra een sterk kapitaaluitvoerend land die uitvoer stop zet, treedt een depressie in die nog versterkt wordt, wanneer men geld bij den debiteur terughaalt. Er is voor een crediteurland niets ruïneuzers dan geen vertrouwen meer in zijn debiteur te hebben. Groote vorderingen te incasseeren blijkt dan onmogelijk. Hoe dit vraagstuk op te lossen? De internationale credietverleening weer stimuleeren? En hoe? Waarbij men bovendien moet bedenken dat dat weer het begin wordt van een beweging, die vast moet loopen, zoodra men weer wantrouwen in de debiteur koestert. 4. Men heeft sedert de intrede van de crisis de factoren onder l en 2 genoemd zoo sterk op den voorgrond geschoven als depressie-verwekkend, dat men soms vergeet dat de golf van protectie eerst gekomen is nadat overproductie de eerste depressiephase had veroorzaakt. En de muntverzwakking dateert van een nog later crisisstadiun. Primair was de overproductie, al is het zeer goed mogelijk dat de sedert dien in werking getreden secundaire factoren een veel grooter deel van de depressie veroorzaakt hebben dan uit de overproductie alleen gesproten ?.ou zijn. Ook hier zal men het in Londen niet makkelijk hebben. De natuurlijke beëindiging van overproductie is, dat de minst economisch werkende producenten afvallen. Maar geen enkele regeering is bereid zijn eigen producenten onder die slachtoffers te laten vallen; elk land beschermt zijn eigen voortbrengeis. ook al zouden zij uit economische oorzaken den natuurlijken dood moeten sterven tot heil van de heele productietak. Deze drang naar zelfbescher ming tegen economische wetten is zoo begrijpelijk, dat het niet gemakkelijk zal zijn die te breken. 5. De prijsdaling, op zichzelf uitvloeisel van alle vorengenoemde crisisvei-wekkende factoren heeft de depressie niet weinig verscherpt. Omdat n.l. in die beweging van algemeene prijsdaling enkele factoren achterbleven: loonen, pachten en rente op geïnvesteerd kapitaal. Uit tweeërlei hoofde is het vraagstuk: hoe de prijzen op hooger peil te brengen, van beteekenis. Uit hoofde van de indi recte invloed op de conjunctuur, en ter oplossing van het zeer dringende probleem der topzware last der geldschulden", vooral in den landbouw. maar ook elders. Het moeilijke hier is weer dat de landen, die hun munt hebben ontwaard, tendeele al een oplossing in die richting hebben gezocht, althans een relatief voordeel hebben bereikt ten aanzien van de andere landen, die nog op goudbasis staan. (ïenoeg om nogmaals te constatcercn dat het definitief oplossen van n dezer vraagstukken al een groot succes zou zijn. Iaat staan een volle dige overeenstemming op alle punten. Zoolang de economie nog zoo weinig vergevorderd is dat de n een monetairen maatregel beschouwt als ultimum remedium voor het bedrijfsleven, terwijl de ander dienzelfden maatregel uitkrijt voor moord op den patiënt, kan men moeilijk verwachten dat politici, die behalve met objectieve economische waarheden ook nog te maken hebben met demago gisch effect, spoedig' tot een eensgezind oordeel zullen komen. Er is in deze maar n hoop: dat de algemeene toestand zoo wanhopig is dat men uit pure vertwijfeling in staat is verschillen van meening weg te cijferen en, gedreven door bittere nood zaak, overgaat tot maatregelen die in directe uit werking nadeel kunnen veroorzaken, in de hoop dat de algemeenheid van hun toepassing dat effect niet alleen zal compenseeren doch Ae noodige ver betering zal brengen. Kerste vereischte is in elk geval dat men met desiderata ter conferentie tijgt. Voor de eerste twee punten zijn. die er: geen verdere protectie als minimum-eisch, geleidelijk vermindering volgens Ouchy als iets verder gaande, en: herstel van den goudfcn standaard, l'unt drie is bij de voorbereiding zeer stiefmoederlijk behandeld, evenals het vraag stuk der overproductie, en zoodra het gaat over opvoering van het prijsniveau zal het een strijd om de moraal tusschen de pro-geldvervalschers en de anti's worden. Hopen we slechts dat Roosevelt even lucide ideeën op economisch gebied heeft als op dat der ontwapening. ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl