Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
Onder Hoofdredactie van A. C Josephus Jitta
medacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: C F. v. Dam
Keizersgracht 355, Amsterdam C * Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gent. Giro G. 1000
Opgericht In 1877
No. 2921
Zaterdag 27 Mei 1933
$?
It *
l
l
«
If
l\n
fc
Hitler's keuze
Dr. M. van Blankenstein
Voorloopig voordeellg gebleken
Er zijn nu in de constructie van den
politieken toestand in Duitschland twee zeer
uiteenloopende groepen waar te nemen, die geen van
beide beantwoorden aan hetgeen anderen van het
aan de macht komen van het tegenwoordig bewind
hebben verwacht. De eene groep wordt gevormd
door hetgeen er in het binnenland gebeurt, de
andere door het resultaat van het buitenlandsch
beleid dezer regeering.
Over de gebeurtenissen in het binnenland, waar
over heel veel te zeggen ware, zullen wij dezen
keer kort zijn. Wij zien daar een gebrek aan gezag
of een gebrek aan vermogen tot gezag van de
nieuwe machthebbers, dat allesbehalve gerust
stellend is. Men komt de anarchie van de
revomtionnaire periode maar slecht te boven. Er zijn ternau
wernood excessen denkbaar die tijdens
revolutionnaire verwarring niet verklaarbaar zijn; en op dien
eersten opstandigen ijver heeft het nieuwe bewind
zich dan ook telkens weer beroepen. Nu echter kon
en moest zijn ordenend gezag gevestigd zijn; nu
moet men het langzamerhand ten volle
verantwoordeUjk gaan stellen voor de buitensporig
heden, die nog al te talrijk voorkomen.
Allerlei willekeurig, de rechten van de
overheid zich aanmatigend optreden van
S.A.-afdeelingen heeft nog niet opgehouden. Schadelijk
baasspelen van jonge of. minder jonge
nationaalsocialistische usurpators in fabrieken en andere
groote ondernemingen komt zeer veel voor,
ondanks alle veroordeeling ervan door Hugenberg
en zelfs door ministers uit de partij zelf. Dit stelsel
is al een gevaar geworden voor het oeconomisch
leven; het verlamt den ondernemingsgeest van de
?wettige hoofden der bedrijven, dwingt hen vaak tot
onoeconomische maatregelen en is voor velen een
zeer onaangename herinnering aan den woeligen,
?half anarchistischen toestand uit de laatste maan
den van 1918 en de eerste maanden van 1919.
Niemand schijnt de macht of den moed te bezitten
die noodig zijn om er cordaat een einde aan te maken.
Het kwaad woekert voort en veroorzaakt hevige
wantoestanden.
Ook in de wereld der universiteiten treffen ons
verschijnselen van falend gezag. De joodsche
professoren zijn verwijderd op weinigen na. Men
is daarbij werkelijk niet halfslachtig te werk ge
gaan. De regeering heeft echter gemeend een klein
aantal mannen van groote nationale of wetenschap
pelijke verdiensten te moeten behouden. Nu zou
men verwachten, dat de nazi's onder de studenten
zich zouden schikken naar de besluiten van de
overheid, wie als grootste deugd de uitoefening
van een krachtig gezag wordt toegeschreven. Niets
echter is minder waar dan dat. De colleges
dezer professoren worden door studenten en
S.A.lieden, gestoord. Wij weten b.v. dat, toen een
der bekende Berlijnsche hoogleeraren in de rechts
wetenschap zijn altijd sterk bezochte colleges
heropende, weliswaar de toeloop van weetgierige
luisteraars grooter was dan ooit, maar dat de
deuren van de groote gehoorzaal, die daarvoor was
uitgekozen, bezet werden gehouden door schim
pende en de bezoekers dreigend filmende jongelui
van de S.A. Toen de zaal desniettemin stampvol
liep zorgden de deurwachters voor een spektakel,
dat een herhaling van het college onmogelijk maakte.
Dit gebeurde in de hoofdstad, waar de Prui
sische regeering zetelt, de legeering op wier last
bedoelde professor optrad. Duidelijker bewijs kan
niet worden geleverd hoe betrekkelijk gering de
invloed van het huidige bewind nog is op haar jeug
dige en minder jeugdige volgelingen. Eerlijk
gezegd hadden wij dat anders verwacht. Wij hebben
durven hopen dat Hitler, na hun eenigen tijd van
uitdazen te hebben gegeven, zich in staat zou
hebben getoond om zijn aanhangers in toom te
houden. ~"
* *'
Het andere gebied waarop Hitler niet aan de
verwachtingen van anderen beantwoordt is dat
der buitenlandsche politiek. Maar hier is de ver
rassing, voor ons tenminste, v»n het aangenaamste
soort. Wij zien in dit opzicht het gezond verstand,
dat niemand Hitler ontzegt, zegevieren. Zoo ge
matigd treedt hij op dat Brüning, om van nog
vroegerige kanseliers niet te spreken, zich dat alles
niet zou hebben kunnen veroorloven zonder dat
de felste verwijten van nationalistischen kant hem
waren ten deel gevallen.
De verandering is niet plotseling gekomen. Van
den beginne af heeft Hitler "ten opzichte van het
buitenland terughouding aan den dag gelegd.
Vooral tegenover Engeland toonde hij zich telkens
weer schroomvallig. Maar ook over onderwerpen
als den Poolschen corridor sprak hij, zooals men
zich zal herinneren, van den beginne af op een wijze
die meer van voorzichtigheid dan van nationalis
tische consequentie
getuigdeTe Genéve, ter ontwapeningsconferentie, ver
scherpte hij vooral niet den toon, dien von Papen
en von Schleicher daar hadden laten aanslaan. Veel
had men er echter niet aan zijn betrekkelijke
gematigdheid.Want de eischen die hij stelde, gevoegd
bij het zeer begrijpelijke, verhoogde wantrouwen
dat het nieuwe bewind in Frankrijk had gewekt,
maakten, dat op eenig resultaat niet meer veel voor
uitzicht was.
Wij hebben er vroeger hier reeds opgewezen dat
n bepaald punt in de Duitsche buitenlandsche
politiek een acuut gevaar vormde voor den vreem
de. Dat was de druk, dien de nationaal-socialistische
beweging op Oostenrijk uitoefende. Zouden de
grenzen van onafhankelijk Oostenrijk daartegen
bestand blijken? Bezweken zij, dan ontstond er
onmiddellijk en heel ernstig gevaar voor den vrede
in Europa.
Tot ongeveer twee weken geleden heeft onze
kerheid in de wereld ten opzichte van het lot van
Oostenrijk geheerscht. Wel wist men sedert Paschen
dat Duitschland voor het voltrekken van den
Anschluss" geen hulp van Mussolini te verwach
ten had, en tevens dat deze zekerheid den moed
tot weerstand der Oostenrijksche regeering zeer
had verhoogd. Maar het bezoek als ongewenschte
gasten, dat de beide nationaal-socialistische minis
ters Kerrl en Frank aanWeenen hebben gebracht,
scheen aan te duiden, dat Duitschland alle hoop
om daar te slagen nog niet had opgegeven. De vol
maakte nederlaag voorloopig tenminste ? van
dit streven vond haar duidelijkste uitdrukking in
het bevel om het land te verlaten, dat Weenen aan
Frank, die zich reeds op weg naar huis bevond,
achterna zond. Dat leek op een trap tegen zeker
daarvoor berekend lichaamsdeel van een man, die
reeds op weg is naar de deur.
Inhoud:
i. Dr. M. van Blankenstein, Hitler's keuze.
2. Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta, Het
kabinetColijn.
3. L. J. Jordaan, Naar het duizendjarig Rijk.
4. K. W. L. Bezemer, Pestbestrijding in Indiê.
5. B. van Vlijmen, Pact van Vier. Melis
Stoke onze meejubelende bedrijven,
teefteningen Harmsen van Beek.
6. L. M. van Elhorst, Weltbühne".
T. Dr. Jac. P. Thijsse, Voor Hilverbeek. F. C.,
Zedelijksdilettanten.
g. L. J. Jordaan, Bioscopy.
10?il. A. Plasschaert, Schilderkunst.
12?13. Mr. E. Franquinet, Zuid-oost
ZuidLimburg.
15. B. Merkelbach, De nieuwe Fordfabrieken.
16. Dr. D. Tollenaar, Stelselmatige wereldpro
ductie.
17. C. A. Klaasse, Duitschland betaalt zijn
schulden.
18. Mr. H. Scholte, Dramatische kroniek.
B. van Vlijmen, Johan Braakensiek 75 jaar.
19 Uit het kladschrift van Jantje. Alida
Zevenboom, Croquante croquetjes.
20 Letterraadsel. Charivaria.
Omslag: Spelproblemen.
Viooltjes
Voortreffelijk*
chocolade in den
vorm van viooltjes.
. Een specialiteit.
RINGER5
Let op den naam t
De week waarin dit gebeurde bracht ook de
groote rede van Hitler in den Rijksdag, die een
krachtig pleidooi voor een gematigd optreden te
Genéve was. Zooals gezegd, een koersverandering
vormde deze rede niet; zij paste in hetgeen Hitler
over buitenlandsch beleid tot nu toe had verkon
digd echter eerst nadat hij kans gekregen had
op de macht.
Was dat werkelijk zeer geruststellend? Hitler
had ook gematigdheid ten opzichte van de
binnenlandsche politiek verkondigd, had zelfs heel in het
oogloopend zijn antisemitisme en ook zijn socialis
me laten vallen, toen hij nog niet de mogelijkheid
bezat om uit eigen kracht het bestaande bewind
terzijde te schuiven. Ging nu zijn tegemoetkomend
heid zoover, dat men hem daarmede binden kon,
zou hij verplichtingen willen aangaan welke hem.
moesten verhinderen internationaal het zelfde
" spelletje te spelen dat hij met zoo verbluffend succes
in Duitschland zelf gespeeld had? Daar men niet
mocht verwachten dat Parijs en Londen even
goedgeloovige partners zouden zijn als von Papen en
Hugenberg zou men het van de waarborgen, die
Hitler bereid was te geven, moeten laten afhangen,
of men van zijn tegemoetkomendheid werkelijken
vooruitgang zou mogen verwachten.
Op deze vraag heeft het optreden van Nadolny
voorloopig een bevredigend antwoord gegeven.
Wij zijn waarlijk nog verre van optimistisch, maar
erkend moet worden dat men thans, een week na
de rede in den Rijksdag, bezwaarlijk verder had
kunnen zijn dan men intusschen is gekomen.
(Slot op pag 2)