Historisch Archief 1877-1940
ioscopy
L. J. Jordaan
Leve de vrijheid!
Bene Clair; ,.A nous la
liberté". Roxy
Het zijn waarschijnlijk de oprechtste
bewonderaars van RenéOlair, die in
deze film niet die complete bevredi
ging zullen vinden, waarmee zij door
hem tot nu toe verwend zijn. Tal van
uiterlijkheden herinneren voortdurend
aan den grooten
chansohnier-vande-film", zonder dat de kern van zijn
?charmante wezen er zich volledig in
?uitspreekt. Het is zijn gewone luch
tigheid, die hier niet licht doch soms
onsamenhangend werd. Het is zijn be
kende durf, die hier bij wijlen opzette
lijk en geforceerd aandoet. Het is ten
slotte zijn fameuse esprit, die hier af en
toe pijnlijk verbaast door vulgariteit en
gebrek aan oorspronkelijkheid. Er
heerscht in deze film een manco aan
-evenwicht tusschen de intentie en de
middelen, waarmede zij zich tracht
uit te drukken. Clair's bekoorlijke
chansonnier-filosofie slaagt slechts
daar, waar hij gebruik maakt van een
simpele intrigue en van (in al hun ab
surditeit) speelsche en licht-vloeiende
variaties op het thema. Dit was de
groote aantrekkelijkheid van Sous
les toits," waar de eenvoudige hande
ling als vanzelf tot verwikkeling en
ontknooping leidde. Dit was vooral
meesterlijk volgehouden in de gedurfde
groteske ,,Le Million", met haar door
alle dwaasheid heen streng-logisch en
klaar gegeven. Bijzonderlijk in dit
laatste en, lang niet genoeg gewaar
deerde chef-d'oeuvre, bewees Olair
hoe een eenvoudige, sterke constructie
den fonkelenden geest de grootst mo
gelijke vrijheid laat. Alles bleek in dit
werk met een lichten, speelschen toets
aangeraakt, maar iedere nieuwe extra
vagantie was per slot van rekening de
natuurlijke consequentie van de voor
gaande. In dezen van alle zwaarheid
ontdanen carnavals-droom, had Clair
zich losgemaakt van iedere conventie
en tevens van iedere ,,strekking". Was
,,Sous les toits" altijd nog een zij
liet ook dikwijls railleerende remi
niscentie aan het Montmartre der
volkslegende.... Le Million" dorst
een uitbundige fantasie te zijn en
meer niet!
Vooral dit laatste missen wij noode
in ,,A nous la liberté". (Jlair heeft zich
hier laten verleiden tot een maat
schappelijke satyre", waarvoor hij
noch den aanleg noch de faculteiten
bezit. Men kan niet oud en jong tege
lijk wezen en Clair's mentaliteit heeft
niets van doen met problemen van
?welken aard ook. Het resultaat moesf
onvermijdelijk leiden tot een gefor
ceerd compromis, dat beide richtingen
schaadde: den luchtigen, speelschen
humor zoowel als den satyrieken in
slag. Het strookt niet met den geest
van den schepper der
Million"caprice. om zich ernstig te veront
rusten over het beruchte
mechaniseerings-vraagstuk onzer
problemenrijke dagen. Geef hem een oud straatje,
een bloem, een liedje.... en ja ! geef
hem De Vrijheid" en hij neuriet zich
een verrukkelijk film-gedicht teza
men. Maar kom hem niet aan boord
met quasi-diepzinnige analogieën tus
schen de strafgevangenis en het
industriële tuchthuis val hem niet
lastig met bespiegelingen over den
vrijen vagebond"... . want dan loopt
het onherroepelijk mis.
Het ligt niet op den weg van dezen
innemenden charmeur, om a la Lang
te werken met overdonderende
fabrieksinteiïeurs het past hem even
min zich a la Pabst bezig te houden
met klasse-ongerechtigheden. Zijn
geest wordt er onvrij door zijn
vroolijkheid geforceerd zijn senti
mentaliteit onoprecht.
Aldus bleek hij met de meest ver
trouwde elementen uit zijn werk dit
maal niet goed raad te weten.
Raymond Cordy, de prachtige croquis van
den Parijschen chauffeur uit Sous
les toits", kon in de vage,
bij-elkaargeredeneerde figuur van den
gevangenisvogel-grootindustrieel zijn draai
niet vinden het bleef bij onsamen
hangende uitbarstingen van bruut
heid en jovialiteit. Henry Marchand,
(overigens een admirabel type) als de
dichterlijke vagebond, was wel een
figuur uit n stuk, doch paste kwalijk
in de sterk getruqueerde handeling.
Het vrouwtje was zwakker, dan wij
van Clair gewend zijn en zelfs zijn
favoriet, de onbetaalbare Paul
Ollivier, bracht het niet verder dan een
nogal dik aangezet kluchtspelkarakter.
Alles samengenomen heeft Clair
gehoor gegeven aan den blijkbaar
door slechte raadgevers geuiten
wensch, om aan zijn werk beteekenis''
te geven: de vlinder trachtte een
werkbij te worden, met het gevolg dat hij
noch schitterde, noch honing verza
melde. Gelukkig blijkt hij in het hier
nog niet gebrachte Quatorze Juillet"
op de dwalingen zijns weegs terugge
keerd ik zag het werk in Parijs en
voorspel een geduchte revanche.
Clair, de man die zich minutenlang
vermaakte met het gazen rokje eener
balletteuse in Entr'Acte", heeft be
grepen dat hij het veel beter kan
stellen zonder den dwang van in
houd" en beteekenis".
Inderdaad Leve de Vreyheid. .
A Clair la Libertél"
Een jonge veteraan
Julicn Duvivier: .-Allo
' < t Berlin, iel Paris!" Corso
f7" _ ' ^ " t 7 \
Duvivier behoort tot de garde, die
kan sterven doch zich niet overgeeft. .
oud in dienstjaren, jeugdig in vitali
teit. Sinds zijn laatste zwijgende film:
Aux bonheur des dames" hoorden
wij hier niets meer van hem hij
scheen met de weinige andere
Fransche filmregisseurs die benul van film
hadden, door de ,,sonore" wegge
vaagd. Maar zie deze taaie rakker
laat zich blijkbaar niet van de been
loopen hij duikt na de groote reor
ganisatie frisch en monter op met. twee
nieuwe geluidsfilms: Allo Berlin.."
en Poil-de-Carotte".
Het eerste en oudste dezer werken
dringt, min of meer met de nacht
schuit, thans tot ons door en men kan
het in dezen tijd van razende ontwik
keling zijn leeftijd zoowaar alweer
aanzien. Het steunt nog voor een
belangrijk deel op ervaringen uit de
zwijgende periode en zwelgt onbe
kommerd in de eerste sound-effecten
door Siodmak en Mamoulian ontdekt:
filmrijm, geluidsmontage enz
grapjes, die tegenwoordig slechts met
uiterste spaarzaamheid worden toe
gepast, om het zoo spoodig
dreigendde clichéte ontgaan.
Men zou dan ook bezwaarlijk kun
nen volhouden, dat Allo Berlin'. ..."
nieuwe trouvailles brengt
inteRaymond Cordy en Henry Marchand in A nous la libert
gendeel: andere invloeden, met name
Clair, zijn duidelijk te onderkennen.
Maar desniettegenstaande bezit deze
weinig pretentieuse en \rij koeltjes
ontvangen film een gezondheid en een
levenskracht, die den fih aliefhebber
weldadig aandoen. Het is in onze dagen
van jengelende operettefilms een ver
ademing dit hartige, stellige product
te ontmoeten, dat zoo waal achtig en
Ondubbelzinnig film, is. Wij behoeven
ons althans voor een oogenblik niet
het hoofd te breken met de diepzin
nige vraag of hier het tooneel ver
nieuwd, dan wel de film uitgebreid
wordt. Duvivier laat voor dergelijke
Hamlet-bespiegelingen geen ruimte:
hij kent ze zelf niet. Met de zekerheid
en de liefde voor het materiaal, die
den geboren filmer kenmerken, gaat
hij op zijn doel los: een fiïm te maken !
Hij beschikt over een camera en een
onbeperkt geluidsregister met deze
rijkdommen, die geen chicaneerende
theoreticus hem afhandig kan maken,
werkt, componeert en. . . . geniet hij.
Ziedaar zijn simpele arbeidsmethode
en het is dit veilige gevoel van
twijt'elloosheid, dat zich aanstonds aan den
beschouwer meedeelt. Daar is de
ffcverture met den virtuoos
behandelflen inzet der beide telefooncentrales
feerlijn en Parijs. O, ja wij hebben
die naar telefoonhorens grijpende han
den, die internationaal koeterwalende
koppen meer gezien evenals die aardig
heden met de verveelvoudigde
prismaopnamen.
Maar het geval heeft vaart, durf en
zekerheid het is met plezier ge
maakt en het laat ons onder de dwin
gende suggestie dezer Film-Freudigkeit
wonderlijk koud of het al dan niet in
onze theoretische kraam past. Humor
en inventie bezit Duvivier zonder
eenigen twijfel zijn verwantschap
met Clair is in dat opzicht meer dan
een oppervlakkige imitatie. Stel naast
het nieuwste systeem van: speler
links speler rechts. ... en verder
woorden, woorden. . . . deze vaste,
boeiende hanteering van het beeld
en gij hebt weer eens het gevoel een
film te hebben gezien. Een trappen
huis van boven (jawel, ik weet het:
Siodmak in Voruntorsuchung")
een kostelijke geluidlooze
mimo-comedie achter het glas van een gesloten
telefooncel (zeker: Clair in Sous les
toits").. . het zijn geen wonderen van
oorspronkelijkheid, maar het is een
adopteeririg, die verzoent door haar
onbevangenheid en natuurlijkheid.
Liever deze met smaak en gevoel van
verantwoordelijkheid toegepaste be
kende filmmotieven, dan het
eindelooze gepraat van spraakzame
tooneelcelebrileiten ! Waar de geluidsfilm
nog aarzelt tusschen dit reeds weer
verouderde standpunt en het onhan
dige scharrelen met tooneel-dialogen
daar voelen wij ons voorloopig
duizendmaal veiliger en aangenamer
bij den ouden vorm.
Merci beaucoup, M. Duvivier....
ca. c'est du cinéma !
De gevangenis in A nous la Liberté"
F
tv.