De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 27 mei pagina 9

27 mei 1933 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

ioscopy L. J. Jordaan Leve de vrijheid! Bene Clair; ,.A nous la liberté". Roxy Het zijn waarschijnlijk de oprechtste bewonderaars van RenéOlair, die in deze film niet die complete bevredi ging zullen vinden, waarmee zij door hem tot nu toe verwend zijn. Tal van uiterlijkheden herinneren voortdurend aan den grooten chansohnier-vande-film", zonder dat de kern van zijn ?charmante wezen er zich volledig in ?uitspreekt. Het is zijn gewone luch tigheid, die hier niet licht doch soms onsamenhangend werd. Het is zijn be kende durf, die hier bij wijlen opzette lijk en geforceerd aandoet. Het is ten slotte zijn fameuse esprit, die hier af en toe pijnlijk verbaast door vulgariteit en gebrek aan oorspronkelijkheid. Er heerscht in deze film een manco aan -evenwicht tusschen de intentie en de middelen, waarmede zij zich tracht uit te drukken. Clair's bekoorlijke chansonnier-filosofie slaagt slechts daar, waar hij gebruik maakt van een simpele intrigue en van (in al hun ab surditeit) speelsche en licht-vloeiende variaties op het thema. Dit was de groote aantrekkelijkheid van Sous les toits," waar de eenvoudige hande ling als vanzelf tot verwikkeling en ontknooping leidde. Dit was vooral meesterlijk volgehouden in de gedurfde groteske ,,Le Million", met haar door alle dwaasheid heen streng-logisch en klaar gegeven. Bijzonderlijk in dit laatste en, lang niet genoeg gewaar deerde chef-d'oeuvre, bewees Olair hoe een eenvoudige, sterke constructie den fonkelenden geest de grootst mo gelijke vrijheid laat. Alles bleek in dit werk met een lichten, speelschen toets aangeraakt, maar iedere nieuwe extra vagantie was per slot van rekening de natuurlijke consequentie van de voor gaande. In dezen van alle zwaarheid ontdanen carnavals-droom, had Clair zich losgemaakt van iedere conventie en tevens van iedere ,,strekking". Was ,,Sous les toits" altijd nog een zij liet ook dikwijls railleerende remi niscentie aan het Montmartre der volkslegende.... Le Million" dorst een uitbundige fantasie te zijn en meer niet! Vooral dit laatste missen wij noode in ,,A nous la liberté". (Jlair heeft zich hier laten verleiden tot een maat schappelijke satyre", waarvoor hij noch den aanleg noch de faculteiten bezit. Men kan niet oud en jong tege lijk wezen en Clair's mentaliteit heeft niets van doen met problemen van ?welken aard ook. Het resultaat moesf onvermijdelijk leiden tot een gefor ceerd compromis, dat beide richtingen schaadde: den luchtigen, speelschen humor zoowel als den satyrieken in slag. Het strookt niet met den geest van den schepper der Million"caprice. om zich ernstig te veront rusten over het beruchte mechaniseerings-vraagstuk onzer problemenrijke dagen. Geef hem een oud straatje, een bloem, een liedje.... en ja ! geef hem De Vrijheid" en hij neuriet zich een verrukkelijk film-gedicht teza men. Maar kom hem niet aan boord met quasi-diepzinnige analogieën tus schen de strafgevangenis en het industriële tuchthuis val hem niet lastig met bespiegelingen over den vrijen vagebond"... . want dan loopt het onherroepelijk mis. Het ligt niet op den weg van dezen innemenden charmeur, om a la Lang te werken met overdonderende fabrieksinteiïeurs het past hem even min zich a la Pabst bezig te houden met klasse-ongerechtigheden. Zijn geest wordt er onvrij door zijn vroolijkheid geforceerd zijn senti mentaliteit onoprecht. Aldus bleek hij met de meest ver trouwde elementen uit zijn werk dit maal niet goed raad te weten. Raymond Cordy, de prachtige croquis van den Parijschen chauffeur uit Sous les toits", kon in de vage, bij-elkaargeredeneerde figuur van den gevangenisvogel-grootindustrieel zijn draai niet vinden het bleef bij onsamen hangende uitbarstingen van bruut heid en jovialiteit. Henry Marchand, (overigens een admirabel type) als de dichterlijke vagebond, was wel een figuur uit n stuk, doch paste kwalijk in de sterk getruqueerde handeling. Het vrouwtje was zwakker, dan wij van Clair gewend zijn en zelfs zijn favoriet, de onbetaalbare Paul Ollivier, bracht het niet verder dan een nogal dik aangezet kluchtspelkarakter. Alles samengenomen heeft Clair gehoor gegeven aan den blijkbaar door slechte raadgevers geuiten wensch, om aan zijn werk beteekenis'' te geven: de vlinder trachtte een werkbij te worden, met het gevolg dat hij noch schitterde, noch honing verza melde. Gelukkig blijkt hij in het hier nog niet gebrachte Quatorze Juillet" op de dwalingen zijns weegs terugge keerd ik zag het werk in Parijs en voorspel een geduchte revanche. Clair, de man die zich minutenlang vermaakte met het gazen rokje eener balletteuse in Entr'Acte", heeft be grepen dat hij het veel beter kan stellen zonder den dwang van in houd" en beteekenis". Inderdaad Leve de Vreyheid. . A Clair la Libertél" Een jonge veteraan Julicn Duvivier: .-Allo ' < t Berlin, iel Paris!" Corso f7" _ ' ^ " t 7 \ Duvivier behoort tot de garde, die kan sterven doch zich niet overgeeft. . oud in dienstjaren, jeugdig in vitali teit. Sinds zijn laatste zwijgende film: Aux bonheur des dames" hoorden wij hier niets meer van hem hij scheen met de weinige andere Fransche filmregisseurs die benul van film hadden, door de ,,sonore" wegge vaagd. Maar zie deze taaie rakker laat zich blijkbaar niet van de been loopen hij duikt na de groote reor ganisatie frisch en monter op met. twee nieuwe geluidsfilms: Allo Berlin.." en Poil-de-Carotte". Het eerste en oudste dezer werken dringt, min of meer met de nacht schuit, thans tot ons door en men kan het in dezen tijd van razende ontwik keling zijn leeftijd zoowaar alweer aanzien. Het steunt nog voor een belangrijk deel op ervaringen uit de zwijgende periode en zwelgt onbe kommerd in de eerste sound-effecten door Siodmak en Mamoulian ontdekt: filmrijm, geluidsmontage enz grapjes, die tegenwoordig slechts met uiterste spaarzaamheid worden toe gepast, om het zoo spoodig dreigendde clichéte ontgaan. Men zou dan ook bezwaarlijk kun nen volhouden, dat Allo Berlin'. ..." nieuwe trouvailles brengt inteRaymond Cordy en Henry Marchand in A nous la libert gendeel: andere invloeden, met name Clair, zijn duidelijk te onderkennen. Maar desniettegenstaande bezit deze weinig pretentieuse en \rij koeltjes ontvangen film een gezondheid en een levenskracht, die den fih aliefhebber weldadig aandoen. Het is in onze dagen van jengelende operettefilms een ver ademing dit hartige, stellige product te ontmoeten, dat zoo waal achtig en Ondubbelzinnig film, is. Wij behoeven ons althans voor een oogenblik niet het hoofd te breken met de diepzin nige vraag of hier het tooneel ver nieuwd, dan wel de film uitgebreid wordt. Duvivier laat voor dergelijke Hamlet-bespiegelingen geen ruimte: hij kent ze zelf niet. Met de zekerheid en de liefde voor het materiaal, die den geboren filmer kenmerken, gaat hij op zijn doel los: een fiïm te maken ! Hij beschikt over een camera en een onbeperkt geluidsregister met deze rijkdommen, die geen chicaneerende theoreticus hem afhandig kan maken, werkt, componeert en. . . . geniet hij. Ziedaar zijn simpele arbeidsmethode en het is dit veilige gevoel van twijt'elloosheid, dat zich aanstonds aan den beschouwer meedeelt. Daar is de ffcverture met den virtuoos behandelflen inzet der beide telefooncentrales feerlijn en Parijs. O, ja wij hebben die naar telefoonhorens grijpende han den, die internationaal koeterwalende koppen meer gezien evenals die aardig heden met de verveelvoudigde prismaopnamen. Maar het geval heeft vaart, durf en zekerheid het is met plezier ge maakt en het laat ons onder de dwin gende suggestie dezer Film-Freudigkeit wonderlijk koud of het al dan niet in onze theoretische kraam past. Humor en inventie bezit Duvivier zonder eenigen twijfel zijn verwantschap met Clair is in dat opzicht meer dan een oppervlakkige imitatie. Stel naast het nieuwste systeem van: speler links speler rechts. ... en verder woorden, woorden. . . . deze vaste, boeiende hanteering van het beeld en gij hebt weer eens het gevoel een film te hebben gezien. Een trappen huis van boven (jawel, ik weet het: Siodmak in Voruntorsuchung") een kostelijke geluidlooze mimo-comedie achter het glas van een gesloten telefooncel (zeker: Clair in Sous les toits").. . het zijn geen wonderen van oorspronkelijkheid, maar het is een adopteeririg, die verzoent door haar onbevangenheid en natuurlijkheid. Liever deze met smaak en gevoel van verantwoordelijkheid toegepaste be kende filmmotieven, dan het eindelooze gepraat van spraakzame tooneelcelebrileiten ! Waar de geluidsfilm nog aarzelt tusschen dit reeds weer verouderde standpunt en het onhan dige scharrelen met tooneel-dialogen daar voelen wij ons voorloopig duizendmaal veiliger en aangenamer bij den ouden vorm. Merci beaucoup, M. Duvivier.... ca. c'est du cinéma ! De gevangenis in A nous la Liberté" F tv.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl