Historisch Archief 1877-1940
f
*
raam. Theo van Reijn
Er is een tijd geweest, betrekkelijk
kort geleden, dat het ernaar uitzag
alsof onder aansporing der
arch'tectuur de beeldhouwers en kunstnijveren
druk werk zouden krijgen en er is
inderdaad ook een 'en ander ontstaan
dat als gevolg dezer verblijdende
en vruchtbare samenwerking kan
worden genoemd, doch het rationa
lisme in de bouwkunst leidde er toe
alle versiering als overbodig en bij
komstig te verwerpen, waardoor aan
de hoop dat met de herleving in het
bouwen ook van een zekeren opbloei
der bouwbeeldhouwkunet en der sie
rende kunsten en kunstambachten
' sprake zou kunnen zijn, de bodem
werd ingeslagen.
Maar nu verrees in Enschedéeen
nieuw raadhuis, naar ontwerp van
Ir. O. Friedhoff en deze heeft op
nieuw. titUi enkele kunstenaren een
go sde kans geboden hun gaven
dienstAchterzijde
baar te maken aan de verfraaiing
van het onder zijn leiding opgetrok
ken omvangrijke gebouw. Het eigen
aardige daarbij is dat twee beeld
houwers hierbij eigenlijk het terrein
der toegepaste kunst betreden, omdat
een hunner: Theo van Reijn een a
jour bewerkt houten raam ontwierp
als afscheiding tusschen de hal en de
trouw-wachtkamer en de ander: F. J.
van Hall zich met het modeleeren
en doen afgieten belastte van een
bronzen hekwerk.
In beide gevallen heeft meri te
doen met open gehouden figuratie,
hetwelk maar weinig voorkomt en ook
dit is een reden te meer een en ander
daaromtrent te' zeggen.
Het raam door van Beijn is twee
meter hoog en anderhalve meter
breed. De plank waaruit het gesneden
en gebeiteld is, is 5 centimeter dik
Honduras-mahoniehout. De
voorstelARCHITECTUUR
Houten Gesneden Rame
In memoriam W. Brotf
ling is geïnspireerd op het huwelijks
feest: men ziet een boeren-bruid en
bruidegom, hand -in hand staande
onder den Pinkster-boog, geflankeerd
door bruidsjonkers.
In het middenvak zijn twee
Palmpaaschvaandels opgesteld, bekroond
door de haantjes en versierd met
kransen, zooals gebruikelijk is, met
links en rechts dansende boerinnen,
terwijl het onderste vak twee dansen
de paren vertoont, het geheel afgeslo
ten door palen met in den wind
uitwapperende vlaggen.
Het aantrekkelijke van hét geval
is dat men hier te doen heeft met de
vertolking van een zuiver folkloris
tisch gegeven en Van Beijn is er
stellig in geslaagd daarbij een zekeren
eenvoud te demonstreeren, welke vol
komen Hollandsch aandoet. Daaren
boven heeft hij het geheel toch zoa
open mogelijk gehouden, opdat het
licht uiterst schaars wordt onder
schept en afgedekt. Het raam is van
beide zijden te bezien en aan twee
kanten bewerkt.
De beeldhouwer Van Hall inspi
reerde zich voor zijn in brons gegoten
hekwerk op de historie van de stad
Enschedéen in de figuratie zijn dan
ook duidelijk velerlei episoden te
herkennen en naast den strijd op
leven en dood van met paard en
schild bewapende gestalten ziet men
het vreedzaam jagen op hertebeesten
met pijl en boog; een ridder trekt ten
aanval terwijl het volk om genade
smeekt; naast den ernst van het
leven: het verleenen van gunsten
door een kerkelijk vorst, de stichting
der stad en den handel tusschen de
burgers onderling in een uitwisseling
van goud en levende have ook de
verpoozing van dans en spel, en dit
alles heeft de bekwame beeldhouwer
zeer vloeiend saamgevat in een op
merkelijk geheel.
Werkstukken als deze, betrekking
hebbende op het leven eener stad,
aangewend als sier- en gebruiksvoor
werpen, waarin nut en schoonheid
vereenigd blijken, dragen ongetwijfeld
een opvoedende waarde in zich, welker
beteekenis ten opzichte van de kunst
zinnige opvoeding der menigte niet
mag worden onderschat.
F. J. van Hall
OTTO VAN Tl
Wilkm Brouwer. Twt
Gevelsteen De f
Opdrachten van rijks- en gemeen
tewege zijn daarom ten volle toe te
juichen en men hoede er zich voor
dergelijke opdrachten te rangschikken
tot overbodige luxe of tot de
uitga'ïsn, welke onvoldoende te verant
woorden zijn in een tijd van algemeene
malaise en tegenspoed.
Het is te hopen dat zij die het voor
het zeggen hebben en daartoe gel
den beschikbaar vinden, de vér- _
strekkende beteekenis van het be
schermen en behouden der kunst in
alle haar geledingen en verschijningen "
zullen erkennen en onderschrijven.
Dat bij den bouw van het Baadhuis te
Enschedénaast de utiliteits-eischen
ook aan bijkomstig schoon alle aan
dacht werd gewijd strekt n den op
drachtgevers n den architect tot niet
geringe eer, want meer dan ooit is het
nu zaak de cultureele waarden van
ons volk te belichten zooals zij in de
kunstenaren (als dragers der
vaderla.ndsche niiltuur) belichaamd zijn.