De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 3 juni pagina 12

3 juni 1933 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

*V"* 'r A 12 De Groene Amsterdammer van 3 Juni 1933 No. 2922 Schilderkunst Alb. Plasschaert > l ([_*>* TSieuwe schilders- en beeldhouwerskring, Rotterdamsche kunstkring, Rotterdam (Afgekort wordt deze nieuwe vereeniging (zie den katalogus) N. S. B. genoemd. Ik weet niet waarom <of is het mij wel duidelijk?) maar deze drie letters N/.S. B. lijken mij meer de afkorting voor ?den naam va"n een politieke partij dan de verkor ting te aijn van den naam van een., kunstkring. Eén naam was zeker welsprekender geweest dan ?deze,'en dat .wag dood-eenvoudig de naam: Vcreeniging der Bremmerieden". Dan wist iedereen "waar wij aan toe waren. Ik moet hieraan toevoe gen, dat-ik-niet gaarne zou ?ien, dat er een verwar ring ontstond tusschen dezen naam en de aandui ding van een andere groep: de Bremmerieten. Onder fle Bremmerieten versta ik toch de leerlin gen van den gekenden aesthetikus; de Bremmerie den, hier in Rotterdam grootendeels vereend, zijn ?die schilders, beeldhouwers enz. naar wie .'s mees ters voorkeur ging bij het aankoopen. Ge zoudt hieruit ongeveer de hoogte van Bremmers inzicht kunnen construeeren, en dan blijkt de kritische gave van dezen aesthetikus niet van de allereerste soort; zij is stellig van den tweeden rang, wanneer ge haar in het algemeen zoudt willen kenschetsen. Dat wordt op deze tentoonstelling meer dan dui delijk. Wanneer wij het met enkele namen u nog klaarder willen maken, dan nebben wij slechts die -van Van Daalhoff, Martinez, Moulijn, Nieweg, Nijland, Willink, R. Bremmer en Jos. Albert te noteeren. Wij konden deze lijst zelfs nog uitbrei den, maar deze lijken ons op zoo weinig inzenders meer dan voldoende. Er is bij deze schilders geen ?én schilder, die de kracht bezit van een groot schilder, er is er geen een, die ons iets nieuws brengt dat te vergelijken is met een Permeke, met een Dufresne, met den vroegeren de Smet. Zelfs tegen over schilders van minderen rang houden deze Bremmerieden geen stand; het zijn meestal ge duldige, vlijtige werkers; hun schilderijen zijn voor den gemiddelden picturalen burgerman. Er is na tuurlijk een aantal realisten onder, eenige, die verzot zijn op het overtollig détail. Wanneer wij nu een aantal opmerkingen maken over de tentoonstellenden, dan spreekt van zelf, dat het voorafgaande steeds in het oog is te houden. We volgen bij de bespreking den katalogus. Jos. Albert is een schil der, die aan vele vroege Belgische of beter Vlaamsche schilders herinnert. Hij bezit een bepaalde kunde, die in het Brabantsch landschap met sneeuw het best te genieten is en in het stilleven met krabben en mosselen. De jonge Bremmer is nog niet tot het begrip gekomen, dat de détails afgeleid moeten worden uit het geheel. Hij hoopt ons nog steeds te bewijzen, dat een mensch een mozaïek is van een aantal losse deelen. Hij heeft een hardnekkigheid in zijn schilderslust, die ik meer zou waardeeren als zij iets anders gold als de schil derkunst, bijv. het voetballen of comptabiliteit: zijn nauwkeurigheid is die van den opteller. Daal hoff is tegenover hem de eentonigheid eener kleine poëzie; hij herhaalt zich te veel met te weinig her nieuwing der spanning in het geschilderde; het is een niet onbeschaafd geneurie, maar wat geen eind kan vinden. Herbin componeert" ik geef de voorkeur aan zijn stillevens; van der Leek sche matiseert en is toch niet abstract genoeg (zie het ,,menschenoog" van den ezel) Martinez waar bleef de frischheid, de glans van zijn in groote vlak ken verdeelde kleuren? Moulijn is weer de poëzie, die hier het zoet is tusschen het zout der realisten. Maar deze poëzie heeft niet voldoende ruggekracht. Het is een poëzie voor hen, die meenen dat het dichterlijke in de schilderkunst bestaat in een be paalde zwakheid, te ervaren zoowel in vaagheid van den vorm en als in een geringen inhoud van de kleur (het rood in de Vecht" is daarenboven valsch). Ook Nieweg behoort ongetwijfeld tot de geduldigen. Het is een beklemmende gedachte voor mij, wanneer ik denk aan de sommeering van al die zittende, rustig kleuren neerzettende bezigaards. Dirk Nijland is straffer; hij vertoont meer een per soonlijkheid, zij het ook n zonder zwier. Hij is een beetje gevaarlijk voor de kleur, als hij begint te schilderen (zie het stilleven met boeken) en deze realist in burgerlijk-Hollandsche trant is, de rak ker, nog een symbolist daarbij; er ligt een bepaalde beteekenis, die ik zeer wel begrijp, in zijn spreek kamer in een klooster (wat deed hij daar?) waar ge twee vrouwefiguren ziet achter de ijzeren sta ven, e,n in zijn stilleven van schedels en zonnewijzer. Uit deze werken.blijkt hoe ge een realist kunt zijn en duvels-diepzimiig tegelijk, zóó maar in je eentje in je atelier. Het is een eigenschap, die niet allen realisten overkomt ! Het nieuwste realisme ziet ge bij Willjnk. Deze Amsterdammer, wien een lust eigen is .een gedegen schilderkunst te bezitten, schildert architectuur en figuren. Hij doet dat op onverschrokken wijs, en zonder zorg om het komi sche. Het is verwonderlijk, hoe weinig zin voor humor Willink bezit, anders, ik ben er overtuigd van, zou hij het zelf moeten uitgieren om sommige zijner figuren. Kasper Niehaus durft zijn menschen stijfjes langs een water doen wandelen, maar Wil link zet ongestoord lange lijzen van menschen in een pompejaansch landschap. En deze menschen zijn, onbewust, van een toomelooze zotheid, door hun houding, door hun gezicht, door hun gebaren. Toch zijn er, en dat is eigenaardig weer, gedeelten op zijn schilderijen, die gerealiseerd zijn, en dat zijn de schilderingen der luchten. Een verf-versch schilderij van Charley Toorop (pas geschilderd) haar zelfportret, is van deze ten toonstelling gemakkelijk het krachtigste. Het is als de afbeelding van een vrouw, die opwekt tot een revolutionnairen aanslag het is dat. Het is tusschen al deze bedachtzame Bremmerieden een gevaarlijke persoon, deze vrouw haar schilderij leeft ten minste en is een daad van hartstocht. Tus schen de geduldigen en de poëtische geneuries is zij een volheid, en als ge wilt een schreeuw. En zonder tegen-figuren ! Sluyters, Raedecker en Isaac Israëls, ook leden van dezen kring, zijn toch afwezig. De schilders zijn op reis, Sluyters (naar Portugal); naar het schijnt. Het is voor hen een goed toeval. Zij hooren niet thuis te midden der andere Brem merieden, zij zouden de rust hebben gestoord. En Raedecker is te groot voor de N. S. B. Ziel en zinne lijkheid is immers een ander artikel! Mevrouw Reuchlin-Ijucardie bij Kleykam», den Haag Iets is er, waarvan ge niet meer kunt uitscheiden, als gij eenmaal er mee begonnen zijt; het is schilde ren. Als ge een timmerman zijt en ge loopt binnen, wat let u dan te gaan rentenieren en in een frisch huisje over uw tuintje heen naar een ver torentje te kijken, de vertikaal in het landschap? En als ge jaren lang het deeg hebt gekneed op een dorp voor beroemde waterbroodjes, en ge loopt weer binnen, wat belet u in de stad te gaan wonen en alle parades bij te wonen en naar den steeds zeldzameren brand te gaan kijken, of naar zee over de zee de zonne-neergang mee te maken? De gevallen bewijzen het; niets belet het dezen gelukkigen werkers. Maar ge begint te schilderen en ge schildert tot uw dood; de passende dood is voor den ezel met het u ontglippend penseel (wanneer krij gen wij zóó iets in een bioscoop ?) Wij hebben velen gekend, die op een dag begonnen te schilderen en het nog doen. Ik meen dat Mevrouw ReucklinLucardie ook eens begonnen is; in alle geval doet zij het nog. En ze zal het nog doen, ik ben daar overtuigd van; zij heeft de ziekte ! Zij schil dert van alles, flinkweg zooals dat haar past; het moeielijke portret, het landschap en wat er meer is op de bebouwde perceelen der schilderkunst. Ik zou daarenboven niet eens willen zeggen, dat het slecht is, maar het is niet goed genoeg. Dat is het vervelende. Het is beter dan het werk van Jeanne Wasch; Mevrouw toch is zonder aanstellerij maar het is niet goed genoeg. Alleen tusschen de etsjes, daar zijn er, die er mee door kunnen. Hfotities, vóór de veiling Mak van Waay neergeschreven Wanneer ik het juiste gevoel heb, wat deze veiling aangaat, die voor een gedeelte uit de stock bestaat van Léonce Rosenberg te Parijs, dan worden er hier twee fouten begaan, en wel fouten, die later hun gevolgen nog zullen doen voelen. De eerste fout is dat wat Rosenberg nog zóó goed gunstig was naar Holland te laten zenden, hier met niet voldoende vreugde zal worden ontvangen. Het is een fout den Franschen eigen, om ons land wat kennis en kritisch inzicht in de schilderkunst aangaat, lichtzinnig te onderschatten. Zij meenen voor ons wel te kunnen missen, wat ze zelf niet willen bezitten, grootendeels.- Ze vergeten, dat wij het overblijvende echter niet willen hebben, en dat gaarne wat ze gemakkelijk ons zonden, gemakkelijk wordt geretourneerd. De tweede fout is van ernstiger aard, en heeft langduriger gevolgen. Een groot deel van wat Rosenberg bij Mak van Waay laat zien, is niet van dat soort werk, dat den Hollander ligt. Het wekt zijn onwil; het verrijkt hem toch in geenert deele. Er is genoeg werk in Frankrijk te vinden, al is het dan niet hypermodern"?, dat hier te lande veel te onbekend bleef en dat ons wel zou liggen, wel zou kunnen verrijken. Want in Holland zijn wij niet rebelsch tegen werkelijke waarden; tegen dingen half mapj- werkelijk of innerlijk ons vreemd zijn wij, wij kunnen niet anders, te recht onwillig. Verschijningen als de Chirico, Max Ernst, Picabia, .Survage zijn of in onze schilderkunst onmogelijk, of worden als een bizar spel van den geest misschien geduld, maar niet als blijvend erkend. Zij hebben de tegenovergestelde werking, en dat is het ergste, tegenover dat wat Rosenberg van ze hoopt; zij toch maken de schilderijliefhebbers afkeerig van de moderne" uitingen en dikwijls terecht, omdat instinctief een gebrek aan diepte en een moed willige houding van den geest er in gevoeld wordt. Zij maken schichtig, en dat is wat bovenal moest worden vermeden. Zij geven het gevoel, dat er geen ernst in ze. is, maar enkel proefneming: ze verhinderen den eerbied voor de wezentlijken als Despiau, Ronault, Dufresne. Hetzelfde geldt van het beeldhouwwerk; wij hebben in ons land, toch niet de kas der beeldhouwkunst! beter beeldhou wers dan Csaky, enz.; wij hebben die onder de jongste beeldhouwers. Ik zie daarom deze daad van Rosenberg als een verkeerde. Wat de verzameling van Glerum (derde verkooping) aangaat en wat verder bij Mak van Waay is, ik vrees ook daar teleurstellingen. Niet om de onkunde die een schilderij aan Degouve de Nuncques toeschreef wat nooit van hem kon wezen, maar om het algemeen gehalte. Al kunnen de Yves Alix er even mee door (om de kleur !) zooals ook de Barbey om de doffe, niet-onrijke kleur van een stilleven, al moest bv. een portret van Le Fauconnier (een zelfportret) aangekocht worden als er kenning van zijn invloed op de schilderkunst hier te lande, al is een Soutine niet onfraai, dan zijn toch de overigen niet krachtig genoeg zijnde voor beelden (ook vele der Fauconniers zijn dat niet !) van het kunnen der schilders, of zijn de schilders zelf van niet voldoende belangrijkheid. Een Raoul Martinez, door Havelaar ruimschoots overschat, bewijst in een te groote gewoonheid, die over schatting; een droge-naald van. Schelfhout toont aan dat onze waardeering van hem ten slotte als juist moet worden erkend; een Per Krogh kan er eenigszins mee door; een niet-gereproduceerde Tobeen is beter dan de gereproduceerde; de Coubines hier stellen teleur. Wat de inzending der Hollanders, gevraagd door Mak van Waay aan deze veiling mee te doen, be treft, hier ontbreken te velen dan noodzakelij ken, der besten. Als geheel is dus deze veiling een van onjxiistheid en eene het werkelijk inzicht verhindert. Nieuwe uitgaven Om papa's principe Blijspel in drie bedrijven, derde druk. Serie: Dilettantentooneel, onder redactie van G. Nolst Trenité. Uitgave H D. Tjeenk Willink, Haarlem. Spit, Harteheer en schoppenvrouw. Boevenstuk in n bedrijf. Serie Dilettantentooneel onder redactie van G. Nolst Trenité. Uitgave H. D. Tjeenk Willink, Haarlem. Mr. Dr, H. F. A. Völlmar, De nieuwe wet op de naamlooze vennootschappen. (Wet van 2 Juli 1928 Staatsblad No. 216). Gids voor de practijk. Vijfde vermeerdrede druk. H. D. Tjeenk Willink's Uitg. Mij, Haarlem. Weerloze Jeugd. Bemoeiingen en ervaringen. III. Uitgave van de Arbeiders Jeugd Centrale, Regu liersgracht 78, Amsterdam, O. Kamptooneel, Een serie Tooneelstukjes,Samen spraken, Zangspelletjes en Voordrachten voor School, Huis en Kamp. (Wisselend voor 6?15 jaar) Uitgave Van Gorcum & Comp. Uitgevers, Assen. Nellie, Ster van het Oosten. Vrij naverteld door G. A. ter Braak-Huizinga. Van Gorcum & Oomp. Uitgevers. Assen. 't:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl