Historisch Archief 1877-1940
No. 8922
De Groene Amsterdammer van 3 Juni 1933
15
Z i l v er probleem
C A. Klaasse
Phraseg en leebenredeneeringen
Telkens is in de laatste jaren de kwestie van den
steun aan de zilvermarkt weer aan de orde gesteld,
nu eens dacht men aan herstel van den dubbelen
standaard, dan weer aan een ruimer gebruik van
dit metaal voor teekenmunt, terwijl tenslotte ook
werd gedacht aan opschroeven van den zilverprijs
zonder uitbreiding van de functie van het zilver
als muntmetaal. Dit zilvervraagstuk" nu heeft
men vooral in de laatste weken weer verschillende
malen hooren noemen in verband met de voor
bereiding der economische conferentie. In Amerika
heeft men de verhooging van den zilverprijs aange
geven als n van de primaire doeleinden waarnaar
gestreefd moet worden, en deze uitspraak is nog
eens onderstreept door het communiquédat is ?
verspreid naar aanleiding van de bespreking,
welke de Japansche zaakgelastigde had met
Roosevelt. Ook daar wordt herstel van de zilver
waarde als n der voornaamste desiderata voor
het wereldherstel vermeld.
Wanneer niet telkens dit probleen met zooveel
overtuiging van weer andere zijde op den voor
grond werd geschoven dan zou men het geval een
voudig beschouwen als een handig opgezette actie
der zilverproducenten, die kans gezien hadden
enkele prominenten met drogredenen voor hun
standje te winnen. Voor zoover Amerika betreft
is het inderdaad waarschijnlijk, dat commercieele
overwegingen niet geheel vreemd zijn aan deze
stroomingen, om het eens euphemistisch uit te
drukken. Het gaat de koper-industrie werkelijk
allerberoerdst, en men kan koper nu eenmaal
moeihjk als standaardmetaal lanceeren. Maar de
kopermijnen zijn ook de voornaamste züverproducenten
en daar ziet men nu de kans schoon om onder den
mantel van het algemeen belang althans een klein
beetje van de oude rentabiliteit te herstellen.
Nu is het inderdaad heelemaal niet gek om uit
een oogpunt van welvaartherstel te streven naar
een verheffing van het prijsniveau, meer in het
.bijzonder naar stijging van de prijzen van produc
ten welker niveau bijzonder sterk is gedaald. De
onevenredige prijsdaling, welke enkele, producten
hebben geregistreerd, heeft inderdaad geleid tot
verschuivingen in vraag en aanbod waaronder niet
alleen die producten zelve doch ook alle andere
producten hebben geleden. Zoo zou het bv. aller
minst gek zijn om te streven naar een relatieve
prijsverheffing van agrarische producten, zulks zou
niet alleen de producenten daarvan, doch ook de
heele industrieele productie en afzetmogelijkheid
ten goede komen.
Maar waarom nu juist het zilver zulk een uit
verkoren product is om de oude prijsverhoudingen
'te herstellen is in dit verband niet duidelijk. Zoo
belangrijk in verhouding tot de totale wereld
productie is het zilver toch niet. Dit wordt dan ook
inderdaad niet als motief aangegeven. Wanneer
men aanbeveelt, de zilverwaarde te doen stijgen
dan is dat niet vanwege het effect op de koop
kracht der bij de zilverproductie betrokken groepen;
aan'die economische'consequentie denkt men niet.
.En voor zoover men dit doel mede zou beoogen
dient men zich duidelijk te maken, dat van
noemenswaarden steun alleen sprake zou kunnen zijn indien
men belangrijke hoeveelheden zilver, hetzij voor
monetaire of voor eenvoudige, voorrraadvorming
opkoopt. Maar dan is het toch veel eenvoudiger om
bankpapier te drukken en daarmee-4e
zilverproducenten subsidies uit te keeren. "Dat klinkt'erg
radicaal en ongetwijfeld zou zulk een actie de
strijdkreet: inflatie uitlokken, maar er is toöh wer
kelijk geen verschil tusschen het creeeren van
papieren geld en van zilvergeld of
papier-tegen-zil.ver wanneer dat zilver volkomen nutteloos is.
Intusschen ligt, zooals gezegd, de argumentatie
in andere richting. Men richt daarbij in de eerste
plaats het oog op de landen met zilveren standaard,
landen althans waar zilver nog het voornaamste
ruilmiddel en in omloop zijnd geld uitmaakt. De
Oostersche landen waar zulks het geval is zijn inder
daad in het internationale ruilverkeer niet te onder
schatten factoren. En wanneer men nu, aldus de
redeneering, door het verhoogen van de zilverwaarde
de koopkracht van die landen kan omhoog brengen, dan
beteekent dat reeds een belangrijke verbetering voor
de afzetmogelijkheden voor de Westersche landen.
Deze stelling komt derhalve hierop neer, dat men
verwacht, dat, indien de waarde van het ruilmiddel
van een land stijgt ten aanzien van dat van andere
landen, zijn koopkracht in het ruilverkeer met die
andere landen ook toeneemt. Het klinkt werkelijk
ontzettend suggestief: hoogere waarde van het
geld in China en Britsch Indië, dus de Chineesjes
kunnen met hun geld bij ons meer koopen. Dat het
een sophisme is, behoeft intusschen niet eens veel
toelichting.
Een kleine verduidelijking: sinds de
depreciatie van den dollar is dégulden ten aanzien van
deze munt geapprecieerd.* Kunnen nu de Ameri
kanen met eenig recht verwachten dat wij in de
toekomst blijvend meer goederen bij hen betrekken ?
De kernfout in dezen gedachtengang is wel deze
dat men ervan uit gaat dat de koopkracht van
een volk op uitheemsche *markten afhankelijk zou
zijn van de waardeverhouding tusschen het eigen
standaardmetaal en dat van de buitenwereld,
i
tusschen de eigen munt dus en de vreemde. Terwijl
toch in werkelijkheid de koopkracht van een land van
niets anders afhankelijk is-dan van zijn export en de
waarde daarvan. In een tijd van de ontdekking
van de denkfout der herstelbetalingen" en van
transf er-moratoria is het toch werkelijk niet noodig
nog eens te releveeren dat letzten Endes de koop
kracht van een land op de wereldmarkt afhangt
van en gecreëerd wordt door zijn uitvoer naar die
wereldmarkt. Wanneer China en Britsch-Indi
zilver in groote hoeveelheid produceerden dan zou
inderdaad een verhooging van de waarde van dat
metaal de koopkracht van deze landen doen stijgen.
Maar nu het zilver daar alleen maar ruilmiddel is,
is hetzeker niet zoo maar aan te nemen dat die
waardestijging invloed zal hebben op hun koop
kracht.
*,*
Natuurlijk moet men in dit verband bedenken
dat zilver in die landen ook in ruime mate door de
bevolking als middel tot schatvorming wordt ge
bezigd. En de kans bestaat dat bij stijging van de
waarde der aldus gevormde kapitalen een deel zal
worden aangewend om elders goederen te koopen.
Men moet dan intusschen maar afwachten, maar
zelfs als het geschetste gevolg zou intreden dan
geldt alweer het bovengenoemde bezwaar: men kan
dan evengoed dien vermeerderden export dien men
dan zal krijgen door de respectieve regeeringen der
uitvoerlanden laten opkoopen met gecreëerd bank
papier en de goederen aan de Chineesjes cadeau
laten doen. Dat is veel eenvoudiger, veel eerlijker,
en^het effect is precies hetzelfde. Zulk een oplos
sing zou misschien nog zoo kwaad niet zijn, maar
zoolang men daarvoor om principieele redenen
terugdeinst, is het hypocrisie om hetzelfde maar
dan versluierd te doen via n of anderen zilversteun.
Voor zoover men niet het voordeel zoekt in het
aanwenden door de Oosterlingen van hun zilver
voorraad om bij ons te koopen, doch het nut van
een stijging van den zilverprijs alleen ziet in het
feit, dat de landen waar zilver in omloop is nu
grooter koopkracht" hebben, zal men goed doen
zich goed voor oogen te stellen, waarvan die koop
kracht nu wel afhankelijk is. En dan zal men wel
tot de conclusie komen dat, wanneer door prijs
stijging van het zilver de prijzen in de bedoelde
landen algemeen dalen dit toch nauwelijks de
bedrijvigheid en daarmee ook den internationalen
ruil ten goede kan komen. Het ware ongetwijfeld
interessant van de zijde van de voorstanders van
de zilverhausse eens wat meer te hooren dan
phrases en volkomen leekenredeneeringen.
N.UMST.BOEK-ENSTEENDHIII
v/li ELLEIMHN, HA8MS i Co.
Wartnoesstraat 147^-151
AMSTERDAM
Telefoon 41701 en 40396
SPECIAAL INGERICHT VOOR
HET DRUKKEN VAN BOEK
EN PLAATWERKEN IN
GROOTE OF KLEINE OPLAGEN
ONZE GROOTE
MONOTYPEINSTALLATIE MAAKT HET
MOGELIJK BOEKWERKEN IN
KORTEN TIJD GEHEEL IN
PROEF TE GEVEN. GROOTE
KEUZE VAN LETTERSOORTEN
Prima afwerking
PROEFPAGINA'S EN
PRIJSOPGAVE TEN
DIENSTE