Historisch Archief 1877-1940
N o. 2923
De Groene Amsterdammer' van' 10 'Juhf 1933
Schilderkunst
LOONSVERLAGING
A. Plasschaert
Teekeniiis; B. r on Vlijmen
H'
Een Schilder" voor de Rijksakademie!
Wij hebben natuurlijk allen met genoegen
meegemaakt, dat de Rijksakademie onder
Derkinderen aandacht wijdde aan de muurschildering,
en dat door Roland Holst, zijn opvolger, de dood
werd voorzeid van het gewone schilderij. Ik moet
bekennen, dat de prophecy van laatstgenoemde
zeer langzaam tot werkelijkheid wordt. Deze
langzaamheid is zóó groot, dat ze het sterven bijna
onwezentlijk maakt, en ik, kan, doordat ik nog wel
eens een tentoonstelling ga zien, daarover een
meening hebben. Wij kunnen evenmin zeggen, dat
door Holst de muurschildering in Holland her
steld werd. Thorn Prikker was hem, aesthetisch
gedacht, onverwacht en Joep Nicolas is naar zijn
aard een tegenstander; Wiegman is onafhankelijk
van Holst, Visser vol phantasie, wat Holst nooit
was; Van der Stok is een Konijnenburger enz.
De leerlingen van Holst, die van de waarheid
zijner prophetie 't bewijs moesten zijn en ons den
bloei der muurschildering moesten herstellen, zijn
vermoedelijk te zwak of te gering in aantal om
ons duidelijk te overtuigen. Maar daar gaat
het wel en daar gaat het weer niet om. Het gaat
nu om het volgende. Wij hebben aan de
RijksAkademie twee docenten na elkaar gehad, die de
muurschildering en wat daarmee annex is, het lief
ste hebben gedoceerd. Derkinderen was een schilder
met historischen zin, die in een zwak lichaam een
onverzettelijkheid borg; Holst, beperkter
eklektikus, meer gestuwd of gesteund door de Bouw
meesters, had het, bij minder diepgang, gemakke
lijker en hoewel revolutionnair, naar zijn partij
gerekend, koos hij toch voorbeelden uit kunst
werken, die dat geenszins waren en aan de
makers daarvan tegenwoordige revolutionnairen
den naam van aestheten" zouden toekennen.
Derkinderen en Holst hebben dus getracht eenige
generaties schilders naar de groote muurschildering
hun talenten te doen richten. Dat was te verwachten;
een zich vernieuwende Bouwkunst (Berlage) bracht
dit mee; nieuwe openbare of gildegebouwen en
dergelijke^aven de kans. Wij kunnen echter zeggen,
dat er thans reeds een bepaalde aarzeling ten op
zichte van de muurschildering is te gevoelen; het
nieuwe realisme b.v. heeft daarvoor weinig elemen
ten in zich; de nieuwe zakelijkheid heeft het epi
sche element, eisch voor een goede muurschilde
ring, weinig in zich. Een vraag van nog meer be
lang is: Is bij den tegenwoordigen en ook den
Hollandschen schilder van vroeger eeuw de
drang naar de muurschildering groot? Wij
zullen altijd vol hoogachting den zeldzamen
muurschilder loven; wij weten echter, dat
hij nooit in kudden voorkomt, maar eenling
bleef. Wij vinden het daarom ook niet meer
gewenscht, dat opnieuw een schilder als Derkinde
ren of als Holst benoemd zal worden, maar
eenvoudig-ouderwetsch een schilder, die het talent
van doceeren heeft en van het zich vrij laten
ontwikkelen. Dus niet van Konijnenburg, een
eenzijdige, die in veel zwakken de spontaneïteit
zou dood theoretiseeren. We hebben alweer veel
eerbied voor de waarheden" van den laatste,
maar wij zien onder zijn discipelen geen uitblinkers
en te veel nabootsers. Dus, ik herhaal geen
Konijnenburger noch van Konijnenburg, en ook
geen Hagenaar" van wat soort ook, maar een
vlot, meelevend, goed getraind en respectueus
schilder. Zoo'n schilder, die het métier bovenal
goed kenne, want dat moet hij ten eerste meebren
gen en overgeven aan zijn leerlingen, zal niet tot
de beste der schilders, onzer schilders allicht
behoorên. Genieën, en dergelijken zijn weinig keereu
directe docenten ! (ik bedoel hiermee niet, dat wij
oververzadigd zijn van genieën in Holland). Er zal
dus een gemiddeld, begrijpend schilder moeten
worden aangewezen, die niet ten eerste met een
officieele facade zijn lichaam en handelingen heeft
gesierd, maar die hartelijk zijn kennis van het
ambacht kan overdragen, en, opnieuw; die een
gevoelig begrijper is, niet een theoretische dwinger
of een dogmatisch bekrompene; een dus, die, wat
van de oude cameraderie der vroegere schilders in
zich heeft; de oudere broer zijner leerlingen. . . .
Het is niet aan mij in dit artikel namen te noe
men. Daarvoor bestaan commissies en daarvoor
Zal het wethouder Polak gelukken den gemeente-werkman veilig over te brengen ?
bestaan wei-gesalarieerde ambtenaren, wier vak
het is officieel de schoonheid te ervaren en niet
tegen 's lands aard, tegen ons ras in te gaan, en
niet tegen denktijd. . . . Wij zullen met aandacht de
daden dezer deskundigen": volgen, die de offi
cieele posten der schilderkunst beheeren. Wij zijn
vol verwachting, al klopt ons hart niet buitensporig
voor hen. Wij toch willen zoo gaarne een goede
meening over hen krijgen; zij hebben ons tot nu
toe niet te zeer verwend, niet zoo zeer verrukt
door groote of verfijnde vondsten.... Laten zij
nu eens een geschoold colórist kiezen, dat is
meestal de gemiddelde Hollandsche schilder.
Wolbers. bij i:«lier Surrey, Den Haag
De schilderijen van Wolbers zijn van een
eenigszins voorbije moderniteit, en zonder veel persoon
lijke kenmerken. Ten eerste de portretten. De meeste
zijn gehouden, ik wil niet schrijven in zeer lichte
kleur, zij konden dan nog krachtig zijn ! Maar ze
zijn van een weinig beteekenende ijlheid, die ze
verwant doet zijn aan de kleur van affiches, aan
plakbiljetten. Natuurlijk is de psychologie, die
achter de kleur moet zitten (zij toch draagt de
kleur!) van denzelfden aard; dat tesaam maakt
dat de portretten behooren tot een kunst? die
niets wekkends heeft.
Ten tweede: de bloemstukken. Er is n bloem
stuk (No. 8), dat innerlijke!' klank heeft dan de
overige; de andere hebben,die half-deeoratieven
wezenstrek, dien wij een tijd lang overal zagen, en
die het werk iets geeft van in bepaalde kamers toe
te passen paneelen in welke kamers vluchtig te
leven alleen voegzaam bleek.
Ten derde zijn er: phantaisieën, ten minste
voorstellingen van figuren tesaam met andere
voorwerpen. Hier vindt ge meer dan elders een
zinnelijkheid, die even iets van een depravatie heeft;
een zinnelijkheid, die uit een bloedeloosheid en
bleekheid voortkomt.
Het geheel vertoont een bepaalde vaardigheid,
die anderen meer schijnen te waardeeren dan wij,
en die ge meer in werken vindt, waarin
gevoelsdiepten zijn afwezig en weemoedige gratie niet
te vinden is.
Nieuwe uitgaven
Voor de liefhebbers van kamerplanten is een
uitstekende handleiding verschenen van de hand
van mevrouw Immink-de Lange. Alle voor in
huis te kweeken in aanmerking komende planten
worden hier behandeld. De goede illustraties wer
den door W. L. Immink vervaardigd. Uitgave van
Joh. Enschedéen Zonen te Haarlem.
L. C. T. Bigot en Dr. Ph. Kohnstamm, Hoofd
stukken uit de psychologie. Uitgave: J. B. Wolters
Groningen, Den Haag.
Psychologie van het ongeloof. Een serie geschriften
onder redactie van prof. Dr. Ph. Kohnstamm.
Uitgave: N.V. Boekhandel W. ten Have, Amster
dam.
Dr. W. van Ravesteyn, Het Socialisme aan den
vooravond van den wereldoorlig. Eerste deel. Uitgave:
P N. van. Kampen & Zoon. N.V.
Th. B. E. Hoyer, Russische filmkunst No. 4,
Serie monografieën over filmkunst onder re
dactie van Mr. O. J. Graadt van Roggen. Uitgave:
W. L. & J. Brusse, Rotterdam.
Vreest geen Examen
want er is een middel dat U kalm houdt en
waardoor Uw geest helder blijft.
Mijnhardt's Zenuwtabletten behoeden U voor
zenuwachtig heid. Ze zijn verkrijgbaar n kokers
van 75 et. bij Apoih. er Drogisten.
BR v '
l* v
E:.-'