De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 17 juni pagina 11

17 juni 1933 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

EN KRAMEN Ker mi ss en En d'oude grijzaarts, krom en dronken, in [dien staat Met waggelende schreên te volgen langs de straat. (J. Rotgans) wereld. De poffertjestent waar Vietor Consael (de Paris) tie tong streelt met zijn wit-gesuikerde lekkernijen en oor en oog met een rood-en-geel en zér Italiaanse!) muziekje en de Stoomcaroussel van Janvier zijn de beide plaatsen waar gij en ik kunnen komen" zonder het verwijt van de gade des belasting-inspecteurs te behoeven te vreezen, als zouden wij eigenlijk tot den vierden stand behooren. Bij Vietor Consael, twee avonden in een zér lang jaar, leven wij ons en hangen den bohémien uit. De gemeente secretaris pleegt een glimlachje te werpen naar de tamboerijn juffrouw (Mirjam zwaaide met den rinkelbom, doch zij haalde er geen geld in op), de rector gymnasii voelt zich bij den eersten prik in het eerste poffertje onweerstaanbaar gerukt naar 's levens bloedrooden zelfkant, en de referendaris ter Provinciale Griffie (chef van de afdeeling Algemeene Zaken en Onderwijs) heeft voor dezen keer het ridder-lintje van de Oranje-Nassau op het nachtkastje thuis laten liggen, naast het glas met het w.:ord Odol. Zoo vereenigt de bloem der stad zich aan lange tafels met een zeiltje, op ongemakkelijke houten stoelen, achter kleine porties dure poffertjes en glim lacht en is loszinnig en spreekt van vroeger toen de weg naar roem en fortuin zooveel breeder en lichter begaanbaar was. i dat hij met de aschblonde nagel-poetster van Maison Guillaume op n houten paard een onmiskenbaar-teeder tête a t<^te heeft.... b fi, * * * En daarna gaan we met z'n allen (is't niet een dol gezellig avendje?) nog even naar de Stoom. Als Lucullus zijn zoetig werkje heeft verricht, richt Cupido zijn schalksche pijlen op onze, eenigszins vervette harten. De stoomcaroussel is de Scheveningsche Pier in schijfvorm, de mechanische pantoffelparade der vriendelijkgestemden, het argeloos spel van lokking en afweer, waartusschen de lakroode, citroengele, vlinder-blauwe, zuurtjes-groene en zér breekbare banden der serpetines het teeder gezang van ons diep-verborgen tweede ik ritselen. De aardige assistente van mijn wreeden tandarts toont door n wei-gemikte serpentine worp, dat zij mij aardiger vindt, dan ik, gezien haar afwezige blik toen haar baas het ivoor mijner kiezen te splijten trachtte, had durven hopen; en ziet, wat wij allen reeds wel verwacht hadden: de overste héft een oogje op de jonge weduwe van den oog-arts. .. . Het juichen van het orgel, het smeeken van de vox-humana (es war einmal ein Musicus...'.) het uitgelatengieren van de stoomfluit maakt onze harten week en wij nu kunnen het den ambtenaar van het vergeven Gins rookt de wafelkraam, daar Jaap en bleeke Stijntje vast smullen zij aan zij, besloten door 't gordijntje; Hij veegt de boter van haar lippen met een kus, En vat haar in den arm, Maar 't meisje zeit: sus, sus, Bedwing jou, lieve Jaap, Aars gaat mijn eer verloren, Wacht tot wij zijn alleen: De bakster mocht het hooren Zoo dichtte L. Rotgans ter aangename uitspanning zijner tijdgenooten met geestvruchten in den jare 1823. En zouden onze temmers van de Hollandse hèKermisparnas. zouden du Perron en Jan Campert en Victoorken van Vriesland het beter en anders kunnen zeggen dan deze het deed ? Tempora non mutantur, amici. E. ELIAS *l Zie: Herman Poort: Wat er vroeger op de Groninger kermis te zitn was." JJieuwe uitgaven Op den Drempel van 1933. Een serie persgesprekken in briefvorm, geschre ven voor ,,De Locomotief" door Herman Salomonson. Uitgave: Nygh & Van Ditmar, Rotterdam. Er is een Misdaad begaan. Onthullingen terzake der Wormerveersche brandstichtings-affaire. Open Brief, naar aanleiding van de vragen gesteld in de tweede kamer door Mrs. Mej. C. Fr. Katz en den heer J.W. Duys gericht tot den Min. van Justitie.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl