Historisch Archief 1877-1940
EN KRAMEN
Ker
mi ss en
En d'oude grijzaarts, krom en dronken, in
[dien staat
Met waggelende schreên te volgen langs de straat.
(J. Rotgans)
wereld. De poffertjestent waar Vietor Consael (de Paris)
tie tong streelt met zijn wit-gesuikerde lekkernijen en oor
en oog met een rood-en-geel en zér Italiaanse!) muziekje
en de Stoomcaroussel van Janvier zijn de beide plaatsen
waar gij en ik kunnen komen" zonder het verwijt van
de gade des belasting-inspecteurs te behoeven te vreezen,
als zouden wij eigenlijk tot den vierden stand behooren.
Bij Vietor Consael, twee avonden in een zér lang jaar,
leven wij ons en hangen den bohémien uit. De gemeente
secretaris pleegt een glimlachje te werpen naar de tamboerijn
juffrouw (Mirjam zwaaide met den rinkelbom, doch zij haalde
er geen geld in op), de rector gymnasii voelt zich bij den eersten
prik in het eerste poffertje onweerstaanbaar gerukt naar 's levens
bloedrooden zelfkant, en de referendaris ter Provinciale Griffie
(chef van de afdeeling Algemeene Zaken en Onderwijs) heeft
voor dezen keer het ridder-lintje van de Oranje-Nassau op het nachtkastje
thuis laten liggen, naast het glas met het w.:ord Odol.
Zoo vereenigt de bloem der stad zich aan lange tafels met een zeiltje, op
ongemakkelijke houten stoelen, achter kleine porties dure poffertjes en glim
lacht en is loszinnig en spreekt van vroeger toen de weg naar roem en fortuin
zooveel breeder en lichter begaanbaar was. i
dat hij met de aschblonde nagel-poetster van Maison Guillaume op n
houten paard een onmiskenbaar-teeder tête a t<^te heeft....
b
fi,
* *
*
En daarna gaan we met z'n allen (is't niet een dol gezellig avendje?) nog even
naar de Stoom. Als Lucullus zijn zoetig werkje heeft verricht, richt Cupido zijn
schalksche pijlen op onze, eenigszins vervette harten. De stoomcaroussel is de
Scheveningsche Pier in schijfvorm, de mechanische pantoffelparade der
vriendelijkgestemden, het argeloos spel van lokking en afweer, waartusschen de lakroode,
citroengele, vlinder-blauwe, zuurtjes-groene en zér breekbare banden der
serpetines het teeder gezang van ons diep-verborgen tweede ik ritselen. De
aardige assistente van mijn wreeden tandarts toont door n wei-gemikte serpentine
worp, dat zij mij aardiger vindt, dan ik, gezien haar afwezige blik toen haar
baas het ivoor mijner kiezen te splijten trachtte, had durven hopen; en ziet,
wat wij allen reeds wel verwacht hadden: de overste héft een
oogje op de jonge weduwe van den oog-arts. .. .
Het juichen van het orgel, het smeeken
van de vox-humana (es war einmal
ein Musicus...'.) het
uitgelatengieren van de stoomfluit maakt
onze harten week en wij
nu kunnen het den
ambtenaar van het
vergeven
Gins rookt de wafelkraam,
daar Jaap en bleeke Stijntje
vast smullen zij aan zij,
besloten door 't gordijntje;
Hij veegt de boter van haar lippen
met een kus,
En vat haar in den arm,
Maar 't meisje zeit: sus, sus,
Bedwing jou, lieve Jaap,
Aars gaat mijn eer verloren,
Wacht tot wij zijn alleen:
De bakster mocht het hooren
Zoo dichtte L. Rotgans ter aangename uitspanning zijner tijdgenooten
met geestvruchten in den jare 1823. En zouden onze temmers van de
Hollandse hèKermisparnas. zouden du Perron en Jan Campert en Victoorken van
Vriesland het beter en anders kunnen zeggen dan deze het deed ?
Tempora non mutantur, amici.
E. ELIAS
*l Zie: Herman Poort: Wat er vroeger op de Groninger kermis te zitn was."
JJieuwe uitgaven
Op den Drempel van 1933. Een serie persgesprekken in briefvorm, geschre
ven voor ,,De Locomotief" door Herman Salomonson. Uitgave: Nygh
& Van Ditmar, Rotterdam.
Er is een Misdaad begaan. Onthullingen terzake
der Wormerveersche brandstichtings-affaire.
Open Brief, naar aanleiding van de vragen
gesteld in de tweede kamer door Mrs.
Mej. C. Fr. Katz en den heer J.W. Duys
gericht tot den Min. van Justitie.