De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 17 juni pagina 12

17 juni 1933 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

Internationaal muziekfeest te Amsterdam k. 1U. Constant van Wessetn Teekenlngen J. F.JDoevc De .opzet was als een feest waardig. Gröote namen, illustere namen in eere- en andere comité's van ministers, burgemeesters, wethou ders, van overheidspersonen zoowel als van parti culieren, vormden de guirlande voor het kader, waarbinnen het feest zou plaats vinden. Met groote ijver en toewijding had de sectie Holland Vftn de International Society for Ooutemporary Music aan een grootschen opzet gewerkt, de voor bereidingen wezen op het streven naar een in alle opzichten groot opgezet feest, met rede voeringen der hooge autoriteiten, speciaal georga niseerde tentoonstellingen, excursies naar andere plaatsen, tuinfeesten, zoowel recepties voor de buitenlandsche gasten, een wijd verbreide en goed gevoerde reclame voor het Hollandsche publiek... . Wat men ook moge zeggen van de sectie Hol land, na de jaren van slapte, die zij sinds haar oprichting in 1923 doormaakte (geldgebrek, de oude kwaal, ik neem het graag aan), men kan moeilijk ontkennen, dat zij ditmaal een verhoogde en loffelijke activiteit vertoonde om pok óns land tegenover de buitenlandsche afdeelingen van de I, S. O. M. hoog te houden en haar gasten op de meest waardige wijze te ontvangen. Beziet .men echter het resultaat van zooveel .$jver dan moet, wat de belangstelling betreft, waarvan ons publiek door aanwezigheid in de concertzalen van het feest blijk gaf, worden vastgesteld, dat het voor de eerezaak" van het geval weinig of niets voelde. Buiten den vasten kern, die gevormd werd door de geavanceerde musici en liefhebbers, en door hen, die organisa torisch of anderszins bij het feest betrokken waren en ik reken daaronder ook de zeer vele vertegenwoordigers van binnen- en buitenland sche pers schitterde het publiek als zoodanig door afwezigheid. Het was vooral in de groote Zaal van het Concertgebouw beschamend leeg, de groepjes buitenlanders zaten op een kluitje in het middenvak van de zaal en de rest verspreidde zich om den indruk van leegte niet al te sinister te maken. Ook de vertegenwoordiging der buiten landsche musici op het feest heeft, meen ik, niet geheel aan de verwachtingen beantwoord; velen, wier naam alleen reeds glans zouden hebben ver leend, bleken op het laatst verhinderd, zoodat vrijwel alleen zij, die bij de uitvoeringen betrokken waren of van wie werken werden uitgevoerd, in Amsterdam verschenen. Het gebrek aan belangstelling van den kant van ons publiek is niet onbegrijpelijk en was eerlijk gezegd, ondanks alles, waarmee men het poogde te lokken, te verwachten. Muziekfeest, goed. Maar van moderne muziek heeft ons publieK een heilige afschrik. Muziekfeest der moderne muziek klinkt in zijn ooren eenigszins als een contradictio in terminis: moderne muziek en feestelijk?.... Men kan het eens zijn met de inleiding, die Prof. Bdward Dent, de Engelsche stichtervan del.S.G.M. voor het programmaboek van het feest schreef: dat de gecultiveerden in alle landen steeds meer de minderheden gaan vormen en dat deze geculti veerde minderheden van alle landen zich bij elkaar aan moeten sluiten om de muziek te steunen en te bemoedigen, dit neemt niet weg, dat zulks de muziek, die zich van het publiek afwendt en voor hem steeds onverstaanbaarder wordt, geenszins uit haar zelfgekozen isolement verlost. Ka dat ? blijkt dan ook naar buiten. Wat nu het Muziekfeest zelf betreft: De moderne muziek vormde uiteraard de hoofd schotel. Br waren twee groote orkestconcerteri, twee concerten van kooruitvoeringen, een concert van kamermuziek, en een opera-uitvoering aan de moderne muziek gewijd.. Daarnaast ook andere, Nederlandsche, werken van ouderen datum, (te recht was daarbij werk van Diepenbrock, de grond legger van de Hollandsche moderne muziek) om de buitenlanders zooveel mogelijk met onze nationale muziek bekend te maken. Het is niet doenlijk op alles wat werd uitgevoerd nader in te gaan. Er waren de onvermijdelijke catastrophen van composities, die door onduldbare lengte en leegte de toehoorders uit wanhoop tot onbeleefd heid brachten. Kr waren de composities, die ernstig en veel wilden, maar weinig overtuigden. Er waren ook de composities, wier vervaardigers men een kans" gaf. t- Dat waren de momenten van verademing in de verwarde, kleurlooze klarikcomplexen, die aan onze ooren voorbij trokken en die onze waardeering alleen konden doen uitgaan naar de uit voerenden, die met onversaagde toewijding hun beste krachten gaven aan de realiseering dier ingewikkelde en weinig dankbare" partituren. Het doet mij genoegen te kunnen constateereu, dat het de beide symphonieën van Quillaume Landréen van Bertus van Lier, twee Hollanders dus, waren, die temidden van het andere werke lijk niet den slechtsten indruk maakten integen deel, ik waardeerde aan de symphonie van Landr haar muzikaliteit en haar goed, hoewel nog niet overal duidelijk uitgedrukt fond, en aan de Sym phonie No. 2 van Bertus van Lier een zekere hartstochtelijke kracht, die toch aan de te donkere en sombere muziek duidelijk vorm en uitdrukking wist te geven (afgescheiden van het wat te schreeuwerige fugato) en ik stel dit werk van van Lier boven het brutaler-vitale wei-k van den Duitscher Von Borck, welks succes mij niet evenredig scheen aan den inhoud. Best nog een woord over het hoofdnummer" van het feest, waarop zich feitelijk al bij voorbaat de aandacht het meest concentreerde, de daad" der Hollandsche moderne muziek, mogelijk ge maakt door het aanbod van de Wagnervereenigiging, die ter gelegenheid van het feest een speci fiek Hollandsen muziek-dramatisch werk wilde uitbrengen, en aan eenige Hollandsche kunste naars, den componist Pijper, den dichter Nijhoff, den regisseur Johati de Meester, e. a. opdracht gaf tot het scheppen van een werk van Hollandschen oorsprong, op een Hollandsch gegeven en van Hollandsch kunstenaarschap, de Hale wijn", volgens de oud-Hollandsche ballade. Dit werk, door Pijper een symphonisch drama" genoemd, werd 13 (en 14) Juni tijdens het muziek feest in den Stadsschouwburg te Amsterdam gegeven. Alle samenwerking bleek te zijn geworden; de wil en de figuur van Pijper, die alles domineerde, het gedicht van Nijhoff uitschakelde en naar het bestaande ontwerp een libretto-tekst (die Pierre Monteux in zooverre als literatuur" goed is, dat hij de muziek nergens overheerscht) door Emmy van Lokhorst liet schrijven. Er is tegen een dergelijke middelpuntigheid niets te zeggen, wanneer de muziek zelf dat uiterste aan plastiek "-en" kracht bezit, dat iedere verdere verduidelijking" door het woord en gebaar overbodig maakt, zoodat deze beide expressievormen geheel worden terug gebracht tot louter begelevKngsvormen. Deze opzet van Pijper nu waaruit m.i. veel meer een drame lyrique" in den geest van Pelleas en Mehsande van Debussy geworden is dan een drame ymphonique" (tenzij men deze betiteling uitsluitend op de soort van ontwikkeling, uit de parti tuur beschouwd, wil laten slaan) kon echter alleen slagen wanneer de muziek merkbaar overal de stuwende en overheerschende kracht bleek. Pijper's muziek was dit niet in de vereischte mate; aan den eenen kant Het zij alle vrijheid aan het woord, welks verstaanbaarheid zij ner gens belemmerde maar het dan ook als woord- ' uiting te kwetsbaarder maakte! aan den anderen kant leed haar eigen expressivieteit zeer onder de gerektheid, waartoe de afwikkeling van een geschiedenis in tooneelscènes haar dwong (deze duur was zelfs met de gepoogde beknoptheid niet te ondervangen), en men kreeg vaak den indruk, dat Pijper daardoor zijn eigen geïnspi reerdheid niet op peil kon houden en gedwongen werd zichzelf te vaak te herhalen, zoodat doode plekken" in zijn muziek opvielen, vooral in het tweede deel. Men waardeert veel kundigs en vaardigs, men bewondert ook veel expressiefs in den klank, al zou men die expressitiviteit hier en daar wat warmer en minder vaak aan wendingen en harmonieën van Debussy herinnerend wenschen (als Pijper muzikaal iets van een milder gevoel wil uitdrukken komt hij altijd weer op deze jeugdliefde voor Debussy terug), maar de groote dragende gespannenkeid, welks taak nu geheel aan de muziek toeviel, wist Pijper aan zijn muziek niet te geven: er bleef een indruk van matheid en gerektheid, een declameerende langzaamheid, die vermoeide door gebrek aan afwisseling. Wat de uitvoering der muziek betreft, daaraan was de uiterste zorg besteed onder leiding van Mr. J. den Hertog bij de muzikale instudeering en van Monteux aan den dirigentenlessenaar. Ook de tooneelopvoering was zeer verzorgd. Ik heb een speciaal zwak voor de buitengewoon aan het doel beantwoordende achterdoeken, die suggestief werkten en toch de maat 'tusschen te veel en te weinig afbeelding" wisten te houden. De ontwerpen waren van Johan de Meester. Maar ook op de planken was er alles aan besteed om de tooneelactie te styleeren. Voortreffelijk zoowel van dictie als van houding was het Konings kind van Liesbeth Sanders-Herzberg, maar ook

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl