De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 17 juni pagina 13

17 juni 1933 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

^^^^^^^^^^^^^^^^?Bsg^^y^j^T^^v '"""';:" ' ? ' - ' .jf**^ " HaleWljfn" In den Stadsschouwburg Henrik Scholte Sydney de Vries de Halewgn van Sidney de Vries drukte zeer geslaagd de Pan-figuur, waaraan hij blijkbaar moest herinneren, uit in zijn gebaren en het dolen door het landschap als een soort natuurgod. Ook de overige maiflapelenden verrichtten goed werk. Al bevredigde ook niet alles, men moet erkennen, dat als prestatie deze Halewijn" opvoering een daad ia geworden, waarmee de Wagnervereeniging zichzelf haar prijzenswaardig initiatief mag gelukwvnschen en waarvoor ook het publiek van een grootere belangstelling blijk gaf. nog de Meester's aandeel dan het erg vlakke vers van Emmy van Lokhorst ten volle gaf. Wat het vers betreft, het is niet duidelijk wat Nijhoff's aangeving in dezen waard geweest is. Het is jammer, dat Nijhoff het niet zelf uitschreef, juist zijn talent tot het bizondere noemen der dingen had in den Halewijn" kunnen bloeien. Misschien is de aanvang nog van hem, als de koningsdochter in het bosch zegt: ,,Ik loop tegen 't stroomend water in en zoek waar het ontspringt". Niet van hem zijn zonder twijfel zulke prozaïsche rijmen als Heer Halewijn is dood, ik draag zijn hoofd hier in mijn schoot". Ik twijfel ook of van hem is de wederverschijning van Heer Halewijn, boven de tafel van het feestbanket de onsterfelijk heid van zijn lied uitzingend, want het waarom" van deze onsterfelijkheid is toch te zeer een noodelooze, intellectueele explicatie, hoe werkelijk een verschijning" deze hooge figuur in het slot tafereel ook werdj Grooter en.machtiger was echter het tooneelvisioen van een duister en droevig man in een zilverzwart gewaad, een eenzame in een ongeordend bosch van zeedennen tusschen de duinen, in den achtergrond op het strand het galgenveld en daar achter de zee, een winderige, Noordsche zee. Zoo inderdaad was het tafereel van den man, die niet stilhield aan de grenzen van den dood en zong tusschen de duinen. Niet alle decors, doelmatig en frappant zuiver van opzet, waren daarbij even zorgvuldig uitgevoerd; Het schijnt, dat immers het heele oorspronkelijke plan, een Nederlandsche opera met een soort all star cast" van prominente kunstenaars te maken, lang niet harmonisch gehandhaafd kon worden. Naast een prachtig bosch met vastomlijnde boomen en een heldergroen stroomend beekje, viel het galgenveld met zijn slordige lijnen af. Halewijn zonder het Medekijn Het zou ongemotiveerd zijn, nog over de drama tische en zichtbare waarde van dezen Halewijn" te spreken, die zoo gansch en al opera wil zijn en waarbij dan ook délibretto-schrijfster Emmy van Lokhorst en de metteur-en-sc^ne Johan de Meester zich geheel in een soort vroondienst stelden ware het niet, dat, juist beheerscht door de muziek, hier een visioen van een oud-Nederlandsche ballade ontstaan was, dat in geest en aspect op mij den zeldzamen indruk maakte, een waarlijk Nederlandsen, een nationaal werk te zijn, een romantische evocatie, die hoe modern ook van toon en kleur, toch harmonisch aansluit bij.... ja tenslotte bij Hofdijk en zijn Kennemer Balladen, hoe huisbakken deze ons ook mogen schijnen. Midden in een Middelèeuwsch Hollandsen land schap, de Kennemer duinstreek, ijl en mistig tegelijk, staat daar de barbaarsche ballade van Heer Halewijn en zijn liedekijn en alle meisjes, die bi hem sijn" wilden. In de mystieke klaar heid van de eenvoudig opnoemende strophen van het lied leeft een mythe, die'niet, zooals het programma doet, gewichtig verklaard behoeft te worden met natuursymbolen en een heel betoog over instinct en redelijkheid. Zij leeft als alle volksballaden, van liefde, dood en koning schap, van onontkoombare driften daarachter, van de dingen om het leven heen en boven Let leven uit. Wonderlijk wat het oorspronkelijke lied in zijn angstaanjagend opsommen van naakte feiten onthult, wat het zegt en meer nog wat het weglaat en waar men met een primitieve logika overheen springt, zonder nochtans iets te missen. De oorspronkelijke Halewijn" heeft iets hel der omschrevens, iets hieratisch in zijn taal. Het is zoo helder en vast gevormd, dat een visioen daarvan niets persoonlijks, maar bijna iets objectiefs krijgt. Als-men in een ander oud lied leest: daar zag ik een scheepje zeilen, daar zaten drie ruitertjes in", ziet men dan niet dit beeld zoo, dat men het zou kunnen herkennen als wist men het seeds lang, als had men het reeds gezien? Zoo gaat het ook met Halewijn". En de groote verdienste, juist ook in het van de muziek afhanke lijk gestelde tooneelwerk, ligt voor mijn gevoel in de zuivere herschepping van die vaste sfeer, die eigen sfeer van Halewijn's gruwelijke plek in het bosch, welke de vertooning en veel meer Johan de Meester Naast de zuivere teekening van de koepelzaal in het kasteel troffen de overgroote beelden der zwijgenden rondom slechts door hun intentie, niet door hun uitvoering. De costuums van Denis Martin hadden een soort Bourgondischen rijkdom, zonder eenheid van stijl en niet alle kleurvoegingen kon men bewonderen. Maar zij waren dankbaar materiaal voor de zangers, van wie mevrouw Liesbeth Sanders-Herzberg, die trouwens door het op toon spreken van haar rol het meest naar het tooneel neeg, onvergetelijken indruk in haar plastiek en innigheid achterliet. Sydney de Vries was althans de zware, sombere Halewijn ook in zijn gebaar, hoezeer men zag, dat dit meer uit traditioneele opera-vormen voortkwam dan dat van mevrouw Sanders. De meeste bijfiguren waren zwak, vooral de moeder van Wies Defresne, die in gebaar zeer machteloos bleek, de stalknecht in een ook overigens niet gelukkig tafereel, omdat hier terwille van een onzichtbaar blijvend paard een staldeur gemaakt moest worden, die de een heid van stijl in de rechte achterdoeken schaadde, Wülem Pijper de Koning en de broeder. Maar een genot was weer de doorgaans stille, edele verschijning van de oudere zuster (Suze Luger) aan het raam en voor de tafel. Het zwakste punt in de tooneelstructuur lag noodlottigerwijze in een onvermijdelijk requisiet: het ietwat zonderlinge hoofd van Halewijn, waarmee gesold moest worden. Ik heb zorgvuldig alle voorstellingen van Salomé" vermeden sinds ik eens het papier-machégeval van Jokanaan van een onhandig gedragen presenteerblaadje dertig treden van een trap naar beneden heb zien bblderen. Bij Halewijn's hoofd dacht ik helaas niet aan zijn dood, maar ook al op grond van de begeleidende botte Verzen?het grafschrift van den Schoolmeester: In dit kistje ligt een klein sadistje". . . . wat hij dan toch au fond ook wel was en meer dan ooit scheen in zijn afge slagen hoofd niettegenstaande de koningsdochter met haar trophee deed wat, naar menschelijke berekening, een regisseur een actrice in zulke omstandigheden kon laten doen. Maar dit neemt niet weg, dat met dezen Hale wijn" als geheel, aan de muziek zich aanpassend, een wonderlijke, in hooge mate boeiende evocatie van een woest en vroeg Holland bereikt werd: in tegenstelling tot al het tooneel van drie wanden eindelijk eens een voorstelling, die ook, en beter, in de open lucht, in de duinen van Castricum of Bergen gehouden had kunnen worden, zoo organisch, zoo harmonisch kwam het landschap zelf uit de ballade voort. Nieuwe uitgaven Dr. B. Baptschinsky, Blank en geel In het verre Oosten. Uitgave W. J. Thieme & Cie, Zutfen. Dr. Fr. Muckerman S. J. De Arbeider in SowjetRusland. Uitgave van drukkerij Henri Bergmans & Cie. Tilburg. M eis tesleven. Maandblad voor Meisjes onder redactie van Willy Pétillon. Uitgave: Valkhof f & Co. Amersfoort. Dr. P. H. Schröder, De tragedie van den Prins. Drama in drie bedrijven en een epiloog. Serie Düettanten-tooneel, onder redactie van G. Nolst Trenité. Uitgave: H. D. Tjeenk Willink & Zoon N. V. KUNSTZ AAL VAN LIER D'OORLOOPEND T NTOONGESTELD ROKIN 126 = AMSTERDAM BEZICHTIGING VRIJ KUNSTWERKEN VAN JONGE HOLLANDSCHE EN BU1TENL. MEESTERS R'i f'r'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl