De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 17 juni pagina 15

17 juni 1933 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2824 De Groene Amsterdammer van 17 Juni 1933 16 Het hoofd van Jut G. A. Klaasse De_obllgatlehouder. De crediteur als genus heeft het in den laatsten tijd vrij zwaar te verduren; wanneer al zijn debi teur niet fout gaat of tenminste een regeling treffen" moet, omdat hij niet in staat is rente en aflossing regelmatig te betalen, dan zorgt wel de Staat voor een waardedaling van de munt, annex verkrachting van een clausule die den crediteur tegen zulk een eventualiteit moest beschermen; of wanneer men die oplossing niet passend vindt dan kiest men het andere alternatief: transfer moratorium. Maar hoe het ook loopt, hetzij bankroet, surséance, muntdepreciatie of Schutzhaft van de betaalde rente, de crediteur kan naar een groot deel van zijn geld fluiten. Op zichzelf is dat niet zoo erg te verwonderen, en goed beschouwd is alleen daarom de crediteur niet zoo bijster te beklagen. Het geld als middel om een schuld uit te drukken vooronderstelt, wil het niet de oorzaak worden dat de debiteuren en bloc vastloopen, een meerdere of mindere waardevastheid. Wanneer de geldswaarde verdriedubbelt, doordat alle prijzen op een derde van hun vroegere peil dalen, dan zou het onveranderd handhaven van alle geldschulden beteekenen: dat de crediteuren een drie maal zoo groot gedeelte van het maatschappelijke kapitaal het hunne konden noemen, wanneer althans niet de prijs daling het gevolg is van een evenredige vergrooting van denmaterieelenrijkdom der gemeenschap. Zulks billijk te noemen alleen vanwege het feit dat .con tract is contract", beteekent de economische ratio naliteit stellen beneden het papieren rechtsgevoel. * * * Men kan daarbij tegenwerpen dat, indien de waarde van het geld daalt door een algemeene prijsstijging, toch ook de debiteur bevrijd wordt door het nominale bedrag van zijn schuld, dat dan een aanmerkelijk besnoeide tegenwaarde" uit maakt, te betalen. Daarin schuilt inderdaad veel juiste, zoowel debiteur als crediteur loopen bewust of onbewust dat kan men in het midden laten de goede en kwade kansen van schomme lingen in de geldswaarde. En nu is het toch weinig billijk de kwade voor den crediteur te reserveeren en de goede voor den debiteur. Het valt niet te ontkennen, dat dit te veel uit het oog wordt ver loren bij het treffen van zgn. regelingen", waarbij eenvoudig de crediteur omdat er niet is" zijn rechten op rente en aflossing of een deel daarvan prijsgeeft, zonder ook de goede kansen van den debiteur in de toekomst voor zich te reserveeren. Bij de meeste dier minnelijke schikkingen is de afspraak aldus: dat zoolang het niet gaat de debi teur van betalingen ontheven is, en dat hij weer begint zoodra hij kan. Van inhalen van den achter stand is maar zelden sprake, en de consequentie dat, indien het bedrijf van den debiteur straks weer floreert, de resultaten geheel of grootendeels aan den crediteur toevallen, wordt nimmer getrokken. n toch is dat vreemd, in de eerste plaats moet het verwonderen dat de crediteuren zich met zooveel lankmoedigheid in een hoek laten dringen. De aandeelhouders in een bedrijf, dat een obligatie schuld heeft, hebben als regel die schuld aange gaan omdat zij daarin voordeel zagen, zij zochten het toprisico" vanwege de goede kansen, die zij daarin aanwezig achten. Maar in practisch geen enkel geval, waarin de extreme kwade kansen een -feit werden, hebben zij deze aanvaard, behalve dan bij dekking van de schuld door pand of i .. ykARNHEMSCHE HYPOTHEEKBANK 4V2 pCt. Pandbrieven a 99 pCt. Directie: Mr. S. J. VAN ZIJST - Mr. J. F. VERSTEEVEN hypotheek; het instituut van de surséance, dat men steeds bij de hand had indien een minnelijke schikking niet tot stand kwam, is daarvan natuur lijk mede oorzaak. Indien nu het volkomen consequent doorvoeren van de stelling: dat men den debiteuren, die altijd latent en soms in oorlogs- en na-oorlogsjaren ook werkelijk de kwade kansen van algemeene prijsstijging hebben geloopen, onder geen beding de goede van een prijsdaling, hoe rigoureus die ook zij, mag ontnemen, alleen maar een radicale verschuiving in de reëele vermogensverhoudingen tusschen crediteuren en debiteuren teweeg zou brengen, dan zou dat nog te motiveeren zijn. Hoewel ook dan wel degelijk de vraag gewettigd was of de verschuivingen de grens van het rede lijke niet hebben overschreden. Maar er staat meer op het spel: wanneer het bevredigen van een theo retisch billijkheidsgevoel de vernietiging van een groot deel der bedrijvigheid beteekent, dan dient men zich toch wel tweemaal te bedenken. Dit schuldenlastprobleem was in Amerika speciaal van zoo eminente beteekenis, zoowel in den land bouw als in andere takken van bedrijf, dat de moedwillige depreciatie van den dollar in dat licht bezien niet meer zoo onbegrijpelijk wordt. Weliswaar was de directe bedoeling van dien maatregel een stijging van het prijsniveau uit conjunctuurpolitieke overwegingen, maar die prijs stijging beteekende tegelijk een verlaging van den reëelen schuldenlast en dat is een factor die zeker zwaar heeft meegesproken. Wanneer men afziet van den opgémelden parit^tseisch tusschen goede en kwade kansen van den debiteur, dan zal de Amerikaansche crediteur zich niet zoo erg bena deeld voelen wanneer hij de tsgenwaarde" van de schuld nu en voor drie of vier jaar vergelijkt. Evenmin als de Engelsche obligatiehouder zich in den nek gezien acht! En wat nu de verkrachte goudclausule betreft: wanneer men ook daar eens de economische rationaliteit stelt naast f,het contract-is-contracf-principe, dan kan men concludeeren, dat, wanneer werkelijk de depreciatie van den dollar, geschiedde met het oog op vermindering van den te zwaar geworden reëelen schuldenlast, de conse quentie van het negeeren,k van de goudclausule daar noodwendig aan vast zat. Want wat heeft de debiteur aan een waardedaling van den dollar wanneer hij in goud moet blijven betalen? Meer dan dat: een handhaving van de clausule zou, indien niet het prijsniveau precies evenredig stijgt met de waardedaling van den dollar, een benadeeling van de debiteuren van goudclausulecontracten beteekend hebben, omdat immers dan hun schuld in dollars wel precies gelijk op met de depreciatie zou zijn gestegen. Zelfs wanneer wel het prijsniveau mee omhoog gaat, zullen toch vele debiteuren b v. spoorwegmaatschappijen nog geens zins dadelijk hun inkomsten die tendenz zien volgen. Doorbetalen in goud zou dus verzwaring van hun schuldenlast hebben beteekend. Heel anders wordt die zaak voor niet-Amerikaansche debiteuren van dollar-leeningen met goudclausule. Voor hen beteekent de daling van de waarde van den papieren dollar een winst behaald op den rug van de obligatiehouders wanneer zij de goudclausule negeeren. Het excuus dat de Amerikaansche regeering nog kan aanvoeren voor de desbetreffende wet n.l. bescherming van de Amerikaansche debiteuren van leeningen niet dergelijke clausules kunnen zij onder geen voor waarde inroepen. De obligatiehouders zullen in die gevallen dan ook goed doen de debiteuren voor den kadi te sleepen; de rechter hier is tenminste niet gebonden aan de Amerikaansche wetgeving. De commissie voor de goudclausules, ingesteld door de Vereeniging voor den Effectenhandel, zal zich dan ook wel in de eerste plaats op deze leeningen werpen. De nieuwste vinding op 'het gebied van verkor ting van de rechten der crediteuren is het transfermöratorium. In principe zit in zulk een. maat regel niets van oplichterij, mits het maar alleen de bedoeling heeft om dat deel der verplichte betalingen, waarvoor geen deviezen beschikbaar zijn, achter te houden. Men kan van Duitschland moeilijk verlangen, dat het ten pleiziere van zijn uitheemsche crediteuren zijn munt van de sokken laat gaan. De heele wereld heeft trouwens altijd moord en brand geschreeuwd omdat de crediteurlanden het verdraaiden goederen voor rente betaling in ontvangst te nemen. Waarom nu plotse ling de debiteur, die zich daarop [beroept, een schooier zou zijn, valt moeilijk in te zien. Maar ook hier heeft men weer de schreef van het beta melijke overschreden. Men wil niet alleen het trans fer stopzetten voorzoover er geen middelen daartoe uit het exportsaldo beschikbaar komen, maar voorloopig alle surplus aan deviezen binnen houden. Het argument dat daarvoor wordt gebruikt: noodige versterking van de positie der cen trale bank, zou misschien door elk ander land gebruikt kunnen worden maar nu juist door Duitschland niet, nadat het kort geleden het herdiscontocrediet afloste en nu nog 45 millioen dollar crediet van de Golddiskontbank" gaat terugbetalen. Temeer omdat bij zulk een strin gente deviezenregeling de deviezenkraan van de Reichsbank de plaats van de goudreserve inneemt. Hier kunnen intusschen, behoudens in uitzonde ringsgevallen, (wanneer in het buitenland executabel onderpand is, zooals bij scheepvaartmaat schappijen, bij het Kalisyndikat enz.) de credi teuren zelf weinig ondernemen om hun rechten te verzekeren. Alleen de regeeringen kunnen hier iets doen. Hetgeen dan ook overal aanleiding heeft gegeven tot strijdzangen en aansporingen aan de regeering om eens flink van zich aftebij ten. Wat echter lang niet zoo eenvoudig is als het lijkt, vooral ook vanwege de regelmatige drie hoeksverhoudingen in den internationalen handel, waardoor aan importsurplus in het handels verkeer met Duitschland soms een heel andere beteekenis moet worden gehecht dan zonder zulke driehoeksfiguren. Als dreigprotest bij onder handelingen met Duitschland is deze factor intusschen van groot belang. Er is in den laatsten tijd inderdaad heel wat getornd aan de verplichtingen jegens den credi teur. Soms door zijn eigen schuld omdat hij ja knikte wanneer het heelemaal niet noodig was, soms buiten zijn wil door overheidsmaatregelen. Die maatregelen hebben, hoezeer ook een aan tasting van de rechtszekerheid beteekenend, tot op zekere hoogte een economischen ondergrond, die het in gewicht tegen de rechtszekerheid tot op zekere hoogte ongetwijfeld kan uithouden. Maar ook daar komen excessen voor waartegen de obli gatiehouder, hetzij door den rechter, hetzij door den Staat, beschermd zal moeten wordeu. Dtuiibij mag men de contract-is-contract-leer zeker niet a tort et a travers doordrijven; terecht prefereert men in vele gevallen economische veiligheid en stabiliteit boven rechtszekerheid, die tot economi schen moord zou leiden. Adverteert in de Groene" Omdat DE GROENE in hetgeheele landgelezen wordt door het beste publiek door het publiek dat iets te besteden heeft. De adverteerder behoeft niet te betalen voor een ver spreiding, waarmee hij hon derdduizenden bereikt, die juist niet tot het koopkrach tige publiek behoor en, maar het betaalt hem om in dit blad te adverteeren, dat hem direct in contact brengt met het publiek dat hij zoekt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl