De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 24 juni pagina 16

24 juni 1933 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 24 Juni 1933 No. 2026 Spelletjes met driehoeken Albert Heiman ; ? , - Hen raad voor opvolgers Waar een pauze al niet goed voor is. Te laat ben ik tot de ontdekking gekomen, dat die pauze het laatste was wat er had behooren te zijn. En wanneer ik thans zou moeten zeggen wat de eerste voorzorg is van degene die nederlandsche romans kritiseert, dan kan ik, zonder aarzeling antwoorden: dat hij nooit ophoudt nederlandsche boeken te lezen. Elke pauze is fataal. Want men. heeft' zich meer te gewennen aan het zwaarwichtige, taaie, getrökkéne, waar ook de besten zich nog aan bezondigen. Men heeft zich geweld aan te doen om niet meteen weer weg Te loopen uit de zonlooze en avontuüriooze wereld dezer nimmer-verrasseude voortbrengselen yan eeuwenoude burgerdeugd en geloofstrouw. En inmiddels is er alweer een goedaardige lente voorbijgegaan.... JÜest dan, ik zet de kiezen op elkaar, en probeer mg er doorheen te worstelen; tien, elf nieuwe romans.... Taak is taak, maar ik moet toch denken aan een verzuchting van mijn vriend Kamou, (niet Novarro) -?een dergenen die mijn ontrouw aan de nederlandsche letteren op zyn geweten^heeft, dat^in de herfst al' de bladen van de boeken moesten afvallen. En op mijn 'beurt verzucht ik: in de lente moesten alle letters bloempjes worden. Maar bij deze verzuchting moet het blijven. Niets gebeurt er verder, totaal niets. De hollandsche jeugd is braaf en ijverig geworden, de ouderdom braaf als altijd gebleven, en daarenboven nog (onder invloed van de lente ongetwijfeld) door nieuwe ijver-stuipjes bezield. J£n het vaderland vindt dat wij met het be roemde driehoeksprobleem nog lang niet klaar zijn. Oud en Jong doen hun best daar nogmaals net hunne van te zeggen, en schrijven nieuwe dikke boeken.... Herman Bobbers: Redding- 1) .In Bedding", een roman die zoo heet omdat de titel Als wij dooden ontwaken" reeds door een ander gebruikt is, wordt het driehoeksprobieem een soort van theorema van Pythagoras. ik meen: dat net vierkant van de hypothenus-heelemaal-in- ? haar-eentje gelijk is aan de som der beide andere ?vierkanten, dat is het wat Herman Robbers hier als een groot wonder wil voorstellen. Dat komt, en hier gaat de zure vergelijking lekker mis, omdat de auteur vuurspuwende bergen ziet, zoodra hij maar het woord moderne jeugd" in de gedachten krijgt. Die moderne jeugd bestaat voor hem uit vroeg rijpe, eigenwijze, remlooze en losgeslagen wezens. Meisjes die een uur lang met jongens alleen samen zijn, en alles doen wat men vroeger niet deed, althans niet openlijk deed. Dit verontrust den heer jobbers in hooge mate, en uit deze angst voor het iibegrepene is zijn roman opgebouwd. De vader van een tweetal vertegenwoordigers dter bovenbeschreven moderne jeugd," die boven dien nog een goede" dochter heeft (natuurlijk met een bril op !) van wie hij ook elk oogenblik verwacht dat ze capituleeren zal voor het mo derne," deze sympathieke niet-begrijper beleeft een avontuur met een erg lief dametje. Zij is gevlucht voor een al te aanhankelijken stiefvader, schuilt moederziel alleen in een leege villa waarin de oude heer terechtkomt, verkleedt zich nu en dan als man en laat zich door hem over de grens helpen, om daar, bij een vriendin, haar werkelijke geliefde te kunnen ontmoeten. Niettemin is dit meisje onmodern," verzekert ons de heer Robbers bij monde van zijn held. Want bij al hun intieme omgang waren hand tastelijkheden uitgesloten. En dat is immers het criterium l Haar ziel heeft geen geheimen voor den vreemden man, en tegelijk heeft ze het vermogen hem zonder onvriendelijk te zijn op een afstand te houden. Geen beter middel om dan een vrouw te idealiseeren, vooral wanneer men oud genoeg is en met een geduldige natuur gezegend. De oude heer, die geweldig opziet tegen de moderne jeugd" die hij thuis niet regeeren kan en de echt-hollandsche vrouw, die met braafheid zijn dagen vergalt, begroet in het voortvluchtige meisje een ideale adoptiefdochter, die met vrouwe lijke (?onmoderne"} diplomatie zijn seniele ver liefdheid in alle onschuJd uitbuit. Tenslotte keert hij verjongd terug naar moeder de vrouw. Wanneer Goethe een hollandsche handelsman geweest was (met de bakkebaarden van Potgieter) zou zijn avontuur met Bettina Brentano wel niet anders verloopen zijn. Ook de roman als geheel is onschuldig, en kinderlijk bijna. Men heeft vroeger in Herman Robbers een soort van feilen realist en zwartkijker vvillen zien. Voor den tijd waarin zijn vorige romans ontstonden, was dat misschien ook wel zoo. Maar een beetje harder en wreeder zijn wij wel geworden; vandaag kan men de boeken, niet lezen zonder een glimlach om hun goedmoedigheid. En men is weer net niet wreed genoeg om ze te willen vergelijken met de gelijktijdige producten van buitenlandsche romanschrijvers. Voor ons, die in deze groote" dagen van het nederlandsche proza nog luiers droegen, blijft het vandaag een raadsel, waaraan liobbers zijn reputatie te danken heeft. Om dezelfde ondoor grondelijke redenen zal men waarschijnlijk ook in Redding" een meesterwerk gaan zien, en ik hoor de schoolmeesters reeds beweren dat dit toch maar je proza is. Men luistere slechts naar een zin als deze van de allereerste bladzijde: Van den mat oversluierden sterrenhemel si'eert aarzelig nagebleven schemer neer." inderdaad, ik houd van het proza dat als een kinderspoortreintje van hot naar her rijdt, en aarzelig nasfeerfc ba mijn herinnering. De heer Robbers had kunnen bedenken dat hij niet alleen schrijft over, maar ook gelezen wordt dóór de moderne jeugd, die er dan het hare van denkt. En zegt. Constant van Wesseiu: l*o vuistslag ) Ook in De Vuistslag" van Constant van Wesseru is het driehoeksprobleem aan de orde gesteld. Maar hier wordt ijvei-ig gecijferd op de hoogtelijn-formule, en een van de motto's die de schrijver aan zijn werk vooraf doet gaan, luidt: Niet steeds is de rechte lijn de kortste veibinding^ tusschen twee punten." Er is zeker geen betere verontschuldiging te vinden voor tweehonderd bladzijden commentaar bij de vrij alledaagsche gebeurtenis dat een hoorndrager stooten uitdeelt, en niet altijd de stooten direct terugkrijgt. Bij zulke cornada's denken de verstandigsten: Zijn horens zullen er nog van groeien. We zullen nog kunnen lachen, later. . . ." In ieder geval is hier geducht afgeweken van de rechte lijn, en Euclides had, gesteld dat ook hij gedoemd was tot het lezen van hollandsche romans, uit het boek van den heer van Wessem een prachtig bewijs uit het ongerijmde kunnen samenstellen, ben voordeele van zijn miskend axioma. Deze geschiedenis is óók al ietwat infantiel. M^aar ze heeft tenminste het voordeel goed ge schreven te zijn. Er is gestadige ontwikkeling in J^an Wessem's proza te bespeuren; het wordt *K)Sser van vorm en precieser van uitdrukking. Zijn persoons-typeeringen slagen reeds beter. Alleen is hij te zeer bezorgd om modern" te zijn. Al die vreeselijke sportieve kerels, en dat kind-inhuis-zijn in al die bars, en dat altijd-maar mondainzijn, het doet eenigszins onecht aan. Parijzenaars en Berlijners en Londenaars zijn dorpelingen; al dit wereldsche komt regelrecht uit de provincie, geen tien kilometer van Coolen's koeien vandaan. Het kan alleen maar aantrekkelijk zijn in bepaalde kringen, en er is reden te veronderstellen dat Van Wessem .niet de bedoeling heeft voor juist dtze kringen te schrijven. Zijn grootste tekort is eenvoud. En daar is on middellijk het excuus aan te voeren, dat dit het ;emeene tekort is van de nederlandsche roman'kunst van dezen tijd. Eenvoud stelt geestelijke superioriteit tot voorwaarde; wat men hier doorgaans eenvoud noemt, is domheid, botheid. Van Wessem kan profiteeren van het voordeel dat hij veel meer wét' dan de meeste roman schrijvers hier te lande; het moet ook in zijn ver mogen ggen de eenvoud die ik bedoel te bereiken. Hij zou kunnen beginnen met maling te hebben aan elke literaire mode. : Jaii Koselaar: Ze zinken! 3) Dit is de derde man met driehoeken, een debu tant vermoedelijk. Hij behandelt een soort dat wij tot nu toe onbestaanbaar achtten: de driehoek met drie stompe hoeken, Het schijnt voor te komen bij levende driehoeken, en vast staat, dat men op de stompzinnigheid van zijn medemenschen niet gauw uitgekeken is. ^Ter vermijding van elk misverstand moet meteen gezegd worden, dat in de rangorde van middelmatigheden het boek van Jan Koselaar heelemaal jnderaan komt. Het is een duig met verschrikke lijke pretentie en een zwaarwichtigheid groot genoeg om nog een half dozijn andere boeken topzwaar te maken. Maar het is leerzaam, het ia teekenend voor de onuitroeibare mentaliteit van een groot deel onzer ethisch-kunstlievende burgerij. Om te beginnen is het opgedragen Aan de smartoogen van een bloeiende geranium voor mijn venster l" lieve lezeres, grinnik niet. Er zijn van die nenschen, voor wie dat heilige ernst is, die vastelijk gelooven en als-waar-aannemen dat een geranium smartoogen heeft, dat er zulke duigen als smartoogen bestaan, en dat ook geraniums voor de dedicatie van een boek in aanmerking komen. Is u nooit in de lente redacteur geweest van een tijdschrift dat ook verzen opnam? Dan zoudt ge beter weten. Alzoo dan, eerbied voor de smart oogen van het bloeiende geranium voor Jan Roselaar's venster. Zijn vriend, die het verhaal eigenlijk vertelt, heet Koert. En deze lieert krijgt als woord-vooruf de vermaning mee: Laat ze zinken." Bedoeld zijn: de polygamen. Want het verhaal van Koert is eigenlijk een pleidooi voor de gelijkzijdige stomphoekige driehoek. Een verheerlijking, voorzoover iets dergelijks verheerlijkbaar is. En daar zat de heer Jan Roselaar niet weinig meer in. Zijn hollandsch geweten, van Dordt naar Driel, van Rome naar Jeruzalem geslingerd, maakte zich ongerust over zijn eigen schepping. Was lüj nog fatsoendelijk ? Hij bewees wat hij net niet bewijzen wilde. Daarom dan dit praeludium, waarin concludeerend gezegd wordt: De moderne veelmannerij en -wijverij moet den met den geest Gods zoozeer gezegenden mensen terugvoeren tot den cultuurstorm en via dezen over oorlog, moord, framboesia (etc. etc. A. H.) - tot den ondergang der menschheid. .. . God, bewaar uw kinderen voor de wolfskuilen der sexueele ploerterij. . . ." (pag. 10?11). Indien gij niet beter zijt dan ik, gaat ge natuurlijk een beetje verzitten en steekt ge een nieuwe sigaret op, om eens op uw gemak te gaan lezen wat er met die wolfskuilen der sexueele ploerterij aan de hand is. Ge zijt er gauw achter. De eerste de beste scbillenboer kan u gruwelijker dingen vertellen. Neen, wat de heer Roselaar in zijn wolfskuilen vond, is het afkooksel aller afkooksels. Volgt nog een nawoord, met een nieuwe moraal: Laten we zacht zijn voor elkander... .!" Zacht zijn nadat ons de wolfskuilen der sexueele ploerterij beloofd zijn V Neen mijnheer! Tegenover de half-zachten zijn we hard; doodgewoon van steen. (1) N.V. Elzevier, Amsterdam 1933. (2) P. N. van Kampen en Zoon, Amsterdam, (3) J. iSchuyt Jr., Alkmaar 1933. I NOORD WIJK | * Hurs Pension p f. 6.-, Weekend * HUIS TER D . persoon f7.-, f f. 16.?en TER D UIN * S. dag ??~~ f. 18. UIN * INOORDWIJKl

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl