De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 24 juni pagina 2

24 juni 1933 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 24 Juni 1933 No. 2925 De eerste aanloop Dr. M. van Blankenstein ft; *-* ft* I>e conferentie die niet over haar begin heen komt Geen terrein voor den sprong ! De oeconomische conferentie heeft de wereld niet lang laten wachten. Zoo zij al niet het voor uitzicht op resultaten, of zelfs maar op een bruik baar program opende, des te kwistiger is zij reeds geweest met dramatische gebeurtenissen. Er zijn dingen geschied waarvan de op zich zelf toch onstichtelijke annalen van de tallooze confe renties der laatste vijftien jaren geen voorbeeld opleveren. Het meest in het oogloopende daarvan is het jammerlijk tafereel, dat de conferentie aan de werkelijk haast beschaamd toeziende buitenwereld biedt. Nooit heeft een groote mogendheid op een conferentie zoo zonder blozen haar volmaakte stuurloosheid in het openbaar vertoond. Wat vandaag besloten is, wordt morgen met het grootste clat verloochend. De leden der delegatie zijn oneenig. Er zijn in de delegatie niet twee partijen, zooals dat menigmaal op conferenties bij afvaar digingen waar te nemen valt, maar iedere gedele geerde vormt een partij booze tongen beweren zelfs van sommige der heeren, dat zij voor meerdere partijen gerekend moeten worden. Men kleineert tegenover de buitenwereld eikaars bevoegdheid. En als men dan tenslotte toch bij uitzondering eens tot eenstemmigheid kan geraken, dan komt Washington er tusschen; het verwerpt het resul taat, dat intusschen reeds bekend geworden is, misschien de eigen instructies van den vorigen dag verloochenende. Dat gaat zoo door en wordt zelfs erger. Amerika is een volkomen onberekenbaar element geworden in de internationale besprekingen, waarvoor het zelf zoo vurig heeft gepleit. Kon men eigenlijk na de ervaringen der laatste maliaden anders ver wachten? Maar ondanks deze verwachtingen is het toch nog boven alle vermoedens erg. Het overschrijdt de grenzen van waarschijnlijkheid. Boosevelt heeft eerst stabilisatie goedgekeurd en wil nu van stabilisatie niet meer weten. De specu lanten te New York toonden ontmoediging toen met Engeland een regeling getroffen scheen; dat was genoeg voor den president om het getroffen vergelijk te wraken. Cordell Huil zond, met een door hem persoonlijk onderteekenden brief, een voorstel aan het bureau van de oeconomische sectie der conferentie, waarin het denkbeeld werd geopperd van een algemeerie vermindering van de inkomende rechten der ver schillende landen met tien percent en een perma nent maken van den wapenstilstand in de tarievenoorlog, die voor den duur van de conferentie is uitgeschreven. Erg belangrijk was dit voorstel niet. Immers, of men ons Nederlandsch tarief al van tien tot negen percent van de waarde der ingevoerde artikelen verlaagt, zal niet van invloed zijn op den wereldhandel. Anders echter staat het met de hooge tarieven, die het onmogelijk maken van invoer ten doel hebben. Zij zijn een der groote plagen van dezen tijd. Maar of men al een tarief van 100 pCt. tot 90 pCt. verlaagt dat heeft nog geen invloed ten goede op de handelsbetrek kingen der volken. Onoverkomelijk blijft dit verlaagde tarief evenzeer als de 100 pCt. Wat de Amerikanen voorstellen is, critisch beschouwd, een sanctioneeren van prohibitieve tarieven) nadat taj onbelangrijk zijn verlaagd, terwijl den staten met lage tarieven de mogelijkheid ontnomen wordt door tegenverhoogingen de protectionistische staten nog tot verstandiger beleid te dwingen. Van beteekenis in dit voorstel was slechts, datr het in ieder geval een einde maakte aan den strijd van allen tegen allen en verdere mogelijkheden van verhooging afsneed. Dit paste goed in de politiek van Boosevelt en van Cordell Huil, maar niet in de opvattingen van de Amerikanen, die nog altijd verdere verhoogingen van de tarief muren der Vereenigde Staten begeeren. In zoover was het voorstel toch nog een dappere daad. Maar tenslotte liet die dapperheid den president en zijn secretaris van staat vaak nog in den steek. Zij trokken het voorstel in nadat het reeds was in gediend toen zij zagen dat zij er moeilijkheden mee zouden krijgen in den Senaat. Het was een jammerlijke vertooning. Men gebruikte als voor wendsel: dat men nooit aan een eigenlijk voorstel had gedacht, doch slechts een punt voor de agenda van de commissie had willen opperen. Dit was een valsche voorstelling van zaken. Noch in den vorm. noch in de wijze waarop het was ingediend gaf het Amerikaansche plan gelegenheid er iets anders in te zien dan wat het van den beginne af geheeten had. En als het voorstel geweest ware had er nog te minder reden bestaan om het expresselijk in te trekken. Hierbij is het niet gebleven. Leden der Ameri kaansche delegatie dienden resoluties in die door andere leden dier delegatie bij voorbaat als spe ciale stokpaardjes van den betrokkene met spot werden behandeld. Op die manier heeft de Amerikaansche delegatie en wat achter haar staat te Londen alle gezag verloren. Men weet dat men op Amerika niet rekenen kan, dat men zelfs als men zijn z.g. voor stellen zwart op wit voor zich heeft, nog geen stap verder is gekomen. Men heeft moeten ontdekken dat Washington op het oogenblik niet eens meer weet hoe het tegenover de conferentie staat, of het die nog gaarne ziet, dan wel er liefst af zou zijn. Er is op het oogenblik waarop ik dit schrijf zelfs reden om aan te nemen, dat Washington op het punt staat een scherp isolationistischen koers in te slaan, nadat het eerst begonnen is te verkondigen dat alleen internationale samenwerking nog redding aan de wereld kon brengen. In de omgeving van den president hebben lieden de overhand gekregen wier^oude streven Tiet is, Amerika zich zoo weinig mogelijk met de rest van de wereld te laten be moeien. Maken zij hma, reputatie waar, dan zou de wereld aan het nieuws bewind niets gewonnen hebben, maar wel veel verloren, daar het in zijn geldpolitiek en in het nakomen van zijn verplich tingen de oude, strenge Amerikaansche beginselen verloochent. Haast een week lang heeft de conferentie niet anders gedaan dan toekijken bij hetgeen zich op het Amerikaansche tooneel afspeelde. Eerst be greep men er heelemaal niets meer van daar men niet goed kon gelooven, dat Amerika iederen dag van meening wisselde, vandaag zou verloochenen wat het gisteren zeer autoritair had verkondigd. Toen men eindelijk besefte dat men met een op hol geraakt, revolutionair Amerika te doen had, begreep men dat men zich daartegen moest bevei ligen. Er is toen een afspraak gemaakt dat de bureaux der secties geen officieele voorstellen meer in ontvangst zouden nemen, maar dat deze moesten worden ingediend bij het, uit ambtenaren van den Volkenbond samengestelde, technische secretariaat der conferentie. De stille afspraak was, dat dit secretariaat voorstellen niet meer klakkeloos aan vaarden zou, maar de indieners terdege zou af vragen of wat zij wenschten te berde te brengen nu werkelijk als een officieel voorstel van hun delegatie moest worden beschouwd. Het procéd is meer dan ongewoon. Maar men beschouwde het terecht als volstrekt noodzakelijk geworden. Na bevestigend op deze vraag geantwoord te hebben zou geen delegatie nog in staat zijn haar eigen denkbeelden te verloochenen. Het waren intusschen niet de Amerikanen alleen die tot dezen maatregel aanleiding hadden gegeven. Ook een ander volk in revolutie, de Duitschers, hadden het hunne daartoe bijgedragen. Op een avond krijgt een der hoofdpersonen in de leiding der conferentie de telefonische mededeeling, dat een Duitsch memorandum naar hem onderweg is. Even later verneemt hij, dat het memorandum zich reeds in zijn brievenkastje in het conferentiege bouw bevindt. Hij laat het kastje nakijken, maar daarin bevindt zich geen memorandum. Ware het hierbij gebleven dan zou het niet zooerg zijn geweest. Maar, had men te Londen de mededeeling van het geval nog kunnen stuiten, te Berlijn was het niet meer mogelijk geweest. Het stuk was afkomstig van Hugenberg en was daar in de bladen van Hugenberg gepubliceerd op het oogenblik, waarop men meende dat het te Londen ingediend zou zijn. Zoo kon de wereld er dus toch kennis van nemen. De inhoud was verbijsterend. Er werd in be toogd, dat geen verbetering van den toestand mo gelijk was, wanneer niet Duitschland zijn Afri-^ kaansch koloniaal rijk terugkreeg. Bovendien moest aan de Duitschers in Oost-Europa, in Rusland in het bijzonder, gelegenheid tot kolonisatie worden gegeven. Men zegt dat Dr. Schacht het voor Hugenberg heeft opgesteld. Het memorandum bevat in ieder geval denkbeelden, die Schacht sedert jaar en dag heeft gepropageerd. Minderopportuun dan op dit oogenblik konden zij niet verkondigd worden. Zoo onmogelijk is de verwe zenlijking van deze maatregelen en zoo bedenkelijk de verkondiging ervan onder de tegenwoordige omstandigheden, dat Hitler, die een goed tacticus is en bij ervaring weet dat men die lieden gerust. moest stellen voor men ze va.ngt, kort geleden ver klaard had, dat Duitschland dergelijke ambities niet meer koesterde. De rest van de Duitschedelegatie heeft beseft, toen zij den inhoud van het memorandum leerde kennen, dat dit in ieder geval moest worden gestuit. Zoo kwam het dat het in het brievenkastje niet gevonden werd. Intusschen echter was de indiening ervan ter conferentie te Berlijn reeds als een voldongen feit bekend ge maakt, evenals, zooals gezegd, de inhoud van het. stuk. Dit alles bij elkaar is uitermate geschikt geweest om de conferentie een veelbewogen karakter te geven zonder dat op haar eigenlijk gebied nog iets was geschied. Naast Amerika staat Engeland in het middelpunt van de algemeene belangstelling. De kanselier van de Britsche schatkist heeft het hard te ver antwoorden, omdat hij heeft voorgesteld het crediet in de wereld ruimer en goedkooper te maken wat men, oordeelend naar de wijze waarop hij het te berde heeft gebracht, niet anders kan uitleggen dan als een voorstel tot algemeene inflatie. tot verdunning van het geld, tot het kunstmatigpersen van betaalmiddelen in de circulatie ten einde de koopkracht te vergrooten en daarmede de prijzen omhoog te drijven. Chamberlain wordt naar aanleiding daarvan nu van alle kanten aangevallen. Het leek een,van de grappen, die de geschiedenis zich zoo gaarne veroorlooft, dat de eerste criticus van Engeland'» gebrek aan gevoel voor soliditeit de vertegenwoor diger va,n .Portugal moest zijn ! Daarop volgde een heele reeks anderen, de vertegenwoordigers van de centrale banken van Nederland, Tsjechoslowakije, Italië, Frankrijk, enz. enz. Men is de grondbeginselen van Brussel nog niet heelemaal vergeten. Het is goed dat men Chamberlain duidelijk zegt wat men van zijn financieel loszinnig plan denkt. Maar tegelijkertijd krijgt men toch denindruk.dat hij het niet zoo kwaad meent als hij het zelf heeft voorgesteld. Men is overtuigd dat ook Engeland ernstig stabilisatie van zijn geld wenscht. Daarom worstelt het nu met Amerika. Het heeft daarbij de algemeene sympathie op zijn kant. De critiek. die op de resolutie van Chamberlain, en vooral op de toelichting daarvan, wordt uitgeoefend, heeft ten deele zelfs ten doel zijn positie tegenover de Amerikanen te versterken. Verder dan wij hier beschreven hebben is de conferentie nog niet. Zij bevindt zich nog in haar aanloop. In dien aanloop echter dreigen haar reeds vele gevaren. Zij kan daarbij struikelen en zich zoo bezeeren, dat zij niet verder meer kan. Zij kan er ook al heelemaal bij uit den koers raken. In ieder geval staat dit vast: dat het terrein voor haar aanloop zeer geaccidenteerd is en bijzonder on gunstig om den grooten sprong te maken. Illusies maakt zich niemand meer te Londen, zelfs niet in officieele uitlatingen. Wat dit laatste betreft maakt MacDonald een uitzondering. Maar die meent het misschien zelfs werkelijk ! Londen, Juni 1933.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl