De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 1 juli pagina 15

1 juli 1933 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 2926 De Groene Amsterdammer van 1 Juli 1,933 15 Beursspiegel G. A. Klaasse s . ? Donderdag 9 Juni De vaste stemming aan de voornaamste beur zen houdt nu reeds zoo lang aan dat men weer kan gaan spreken van een hausse-periode. Zooals we er inderdaad, sedert het uitbreken van de . crisis in 1929, al meer gehad hebben. Het motief voor de recente stijging is min of meer tweeledig. De beweging is dit keer uitge gaan van Amerika zooals ook de na-Hoovermoratorium-hausse daar startte, terwijl de naLausanne-stijging uitgesproken haar oorsprong in Europa vond waar de val van den dollar 1 de voornaamste stimulans is geweest. Of het AmBrikaansche publiek zich een erg duidelijke voorstelling heeft gemaakt van de consequenties van deze gebeurtenis is twijfelachtig. Maar wijl de regeering zelf uitdrukkelijk aankondigde, dat zij de primaire bedoeling had om het prijsniveau te doen stijgen, behoeft het niet te verwonderen dat men met die plannen voor oogen zich op de aandeelenmarkt wierp. Want algemeene prijs stijging beteekent in de eerste plaats stijging van de winst dus van de dividendkansen. Bovendien hebben bij een zoo nadrukkelijk aangekondigd plan om de waarde van het geld omlaag te forceeren de bezitters van geldvorderingen, obligatiën enz. de zeer natuurlijke neiging om zich a tout prix van die kans op waardedaling van het geld te ontdoen, en Sachwerte" daarvoor in de plaats te verschaffen. Zulk een ruil heeft slechts zin wanneer inderdaad de geldswaarde daalt d. w. z. het prijsniveau stijgt. Zoodat beide genoemde motieven elkaar dus practisch dekken. Alleen maakt het beleggend publiek de associatie niet steeds, men beschouwt de kans op toeneming der winsten min of meer los van de hoogere gelds waarde der activa van de ondernemingen waarin men aandeelen koopt. De eerste beschouwings wijze denkt aan den invloed van prijsstijging op hóÉ^sendement op de dividenden, ,de| tweede aan den.invioetl op de kapitaalswaarde vftn het actief. Wanneer er een noemenswaarde algemeene prijsstijging zou komen ware inderdaad een stij ging van het aandeelenpeil gemotiveerd, al mag men zich niet verheelen dat voor de hausse begon. het koerspeil reeds een zekere anticipatie op een verbetering van den toestand bevatte. Hoe staat ? het nu met de prijsstijging? Na den val van den dollar zijn in Amerika de goederenprijzen bijna alle aanmerkelijk sterker opgeloopen dan de dollar viel, zoodat dus ? de wereldmarktprijzen ,,i& goud" ook opliepen. Hier komt dus al dadelijk de moeilijkheid in het betoog. Wanneer men een prijsstijging verwacht op grond van muntdepreciatie dan kan dat toch hoogstens zijn ten loope van die muntdepreciatie, en.... kan er dus geen stijging van de goudprijzen" als gevolg daarvan intreden. Er is daarbij dus al een nieuw element ingelascht: de inductiewerking van elke beweging die de opgewekte kracht door zichzelf versterkt. Dat dit in Amerika geschiedde is te danken aan. de uitlatingen van regeeringswege inzake de plannen op monetair terrein. Toen het pond deprecieerde stegen de papierpond-prijzen niet alleen minder dan de depreciatie, binnen korten tijd waren zij weer op het oude peil, want.... behalve de depreciatie was er niets. In Amerika was de depreciatie feitelijk bijzaak, hoofdzaak waren de plannen om het prijsniveau op te voeren bv. door inflatie als dat de beste weg zou blijken. Als de prijsstijging en de verwachting van verdere bewegingen van dien aard zich gelimi teerd hadden tot de depreciatie van den dollar zou de rest van de wereld zich daarvan niet veel hebben behoeven aan te trekken, hoogstens zou het daar een baissemotief zijn dat Amerika nu krachtiger zou kunnen concurreeren. Maar, zooals gezegd, was de verwachte inflatie in Amerika geworden tot de stimulans voor een opleving van de heele conjunctuur. Waarbij echter voor sommige landen ook zelfstandige factoren kwamen. In de eerste plaats voor Nederland. Niet alleen was hier de verwachte algemeene verbetering in den economischen toestand, uitgaande van de U. S. A., oorzaak van de vaste stemming, daarbij kwam vooral in de laatste week ook eigen interne inflatievrees. De scherpe hausse van de laatste paar.dagen was een zuivere wantrouwenshausse, die met den dollar direct niets uit te staan had. Die aankoopen vonden niet plaats omdat men aannam dat het algemeene rendement van het bedrijfsleven zou stijgen op grond van de opleving, van Amerika uitgaande, maar omdat men, vol komen onverschillig voor het rendement, aandeelen boven obligatiën verkoos. Nu is inflatievrees alleen natuurlijk een heel weinig duurzame aanleiding voor koersstijging. Wanneer de vrees niet bewaarheid wordt kan een reactie niet uitblijven. Wanneer alleen een depreciatie van de munt plaats vindt, dan is het ook nog zeer de vraag of, zoodra, na de tijdelijke invloed daarvan, de bezinning terugkomt, de aandeelen op het hoogere niveau blijven. Op den duur kan toch alleen het rendement daarvoor beslissend zijn. Bij simpele depreciatie zonder inflatie hoeft de prijs en de winst geenszins te stijgen, maar zelfs bij inflatie is de mate van stijging kwestieus, hoewel dan toch de verhoogde omzet waarschijnlijk een compensatie geeft en de koersstijging in elk geval motiveert. Maar.... er is feitelijk nog in geen enkel land inflatie. De koersstijging anticipeerde op mogelijke inflatie. Zal die komen? Het ziet er niet naar uit dat zelfs de zgn. voorstanders het niet aandurven om hun plannen in practijk te brengen. Prof. Keynes heeft juist in de Daily Mail in een artikel, waarin hij den lof van President Roosevelt zwaait, de vrees uitgesproken, dat hij in, zijn actie tot prijsverhooging zou kunnen falen not because his measures are too drastic but because hèhas been too tardy and too timid in his programme". Dat lijkt mij volkomen juist. Wanneer men een maal de leer van de inflatie-injectie huldigt, dan moet men dat niet half doUn^ maar met volle overtuiging en met schier roekelooze dvirf. Het grappige is alleen dat Keynes, die zich wil aan dienen als een volkomen rewlutionnair op dit monetaire terrein, in dit artikel aankomt met een voorstel dat met opzet zijn eigen quintessence met den mantel der liefde bedekt om er niet te radicaal en te eerlijk uit te zien. In het kort spreekt hij als volgt: de prijzen moeten omhoog, -welnu laten alle landen de goudwaarde van hun munt verlagen met 20 tot 33 % van hxm de-jure of defacto goudwaarde van kort geleden. Roosevelt moet den sleutel van de situatie" vinden in de machtiging om den goudinhoud, van den dollar te verlagen en de andere landen moeten mee. Daar mee zijn we echter nog niet verder, want Keynes is voldoende goud-scepticus om te weten dat de goudinhoud geen invloed op de prijzen heeft, wanneer althans in alle munten een zelfde wijziging op dat stuk wordt aangebracht. Dus, nu volgt de clou: de groote windfall-profit" op het goudbezit, die uit deze massa-devaluatie resulteert zullen de regeeringen zich toeëigenen en daarmee de actual circulation" uitbreiden door hetzij de begrootmg ermee sluitend te maken, de belas ting b v. ermee te verminderen, of openbare werken uit te voeren. Bravo, eindelijk een radicalist die tenminste weet hoe inflatie te maken, en niet alleen met seniele plannen van lage geldrente etc. werkt. Ik schreef iiet eenige weken geleden reeds: wil men infleeren, dan is er maar n afdoend middel: het uitgaafbudget handhaven en de belastingen afschaffen. Welnu, daarop komt Keynes' plan eigenlijk neer. En daar zit nu juist het grappige van het heele geval: zelfs Keynes durft dat niet openlijk te zeggen, hij zoekt daarvoor het excuus van de winst op den goudvoorraad die bij tenuitvoerlegging van zijn plan zou worden gemaakt, en die men toch als inkomsten mag* beschouwen, en.... derhalve mag uitgeven. Als men nu nog even de verlaging van de gouddekking" (aanbevolen door de technische sub-commissie van de monetaire com missie in Londen) verwart niet zijn verlaging van de goudwaarde" van de munt, dan klinkt het heele plan niet eens zoo radicaal meer. Of gelooft Keynes nu werkelijk dat er eenig wezenlijk verschil is tusschen bankbiljetten drukken bij gelijkblijvende goudwaarde van de munt en gelijkblijvenden monetairen goudvoorraad, de gewone vulgaire inflatie, en een deel van den goudvoorraad afzonderen, constateeren dat die voor dekking der bestaande circulatie niet meer noodig is, en vervolgens schielijk nieuwe biljetten drukken, gedekt door dat afgezonderde goud. In beide gevallen blijft de totale goudvoorraad gelijk, en de circulatie vermeerdert. Maar het eerste is inflatie, het tweede de key to the situation". * * * Intusschen zit er in al deze plannen, om het prijsniveau te verhoogen, waarschijnlijk de eenige grond die het optimisme aan de beurzen zou kunnen rechtvaardigen. Dat allerwege inflatie zou worden bedreven lijkt niet waarschijnlijk, daarvoor bestaan er nog veel te veel conservatieven die bang zijn voor hellende vlakken en dergelijke perikelen. Maar juist op dit gebied zou misschien de confe rentie wel eens een van haar weinige resultaten kunnen opleveren. Het schijnt dat er zeer weinig landen zijn, die zulk een stijging niet gaarne zouden zien. De moeilijkheid is alleen een oplossing te vinden die niet zuiver monetair is, want daar van zijn maar betrekkelijk weinig voorstanders. Door de jongste voorstellen echter om dit doel via gemeenschappelijke productieregeling te krij gen heeft men den eersten stap op deze inderdaad uiterst moeilijken weg gezet. Maar het loont zeker de moeite om aan dit probleem van coördinatiön of production and trade" alle aandacht te besteden, desnoods eenigen' tijd zich daarop tenvolle te concentreeren. Want dit vraagstuk is des te belang rijker omdat enkele andere daardoor vanzelf tot een oplossing zouden komen. Wat is Amerika's voornaamste motief om niet te stabiliseeren ? Met den lagen dollarkoers beoogt men in de eerste plaats terecht of niet dat kan hier in het midden worden gelaten het Amerikaansche prijsniveau op te voeren. Bereikt men dat nu in gemeen over leg met andere landen door productieregeling, dan heeft men de dollardepreciatie niet meer noodig. En wat de handelsbarrières betreft. hoeveel daarvan hebben niet de bedoeling om de eigen prijzen voor een bepaald product een stuk boven den wereldprijs te houden? Zoodat ook daar een gezamenlijke actie tot prijsverhooging con cessies veel makkelijker zou maken. Onze eigen beurs heeft bovendien vooral iii de paar laatste dagen haar eigen sensatie gehad. Een bijna paniekachtige inflatie-hausse" op Maandag en Dinsdag. Had gegarandeerd niets uit te staan met verwachtingen omtrent gunstige resultaten der Londensche conferentie of inzake algemeene verbetering als nasleep van Ameri kaansche inflatie. Zuivere guldenvrees. Volkomen ongemotiveerd voor zoover het de short-run kansen betreft, omtrent de long-run-kansen een oordeel te vellen zou pedant zijii. Daarvan kan niemand iets zeggen, het eenige wat wij weten is dat wat Engeland de das aandeed: de korte schulden bij ons geen gevaar opleveren, ook de termijn beleggingen die gerepatrieerd worden zullen waar schijnlijk ons niet van het goud kunnen afforceeren". Maar dan blijft er een volkomen onbe rekenbaar aanbod van guldens over: de binnenlandsche kapitaal vluchteling. Die is in de laatste dagen wel de voornaamste oorzaak van den flauwen guldenskoers geweest. Daaraan kan alleen af doend paal en perk gesteld worden door deviezenrestricties, niet zooals in Duitschland dus om buitenlandsche beleggers te verhinderen hun geld terug te halen, maar om inheemschen te ver hinderen op den rug van de gemeenschap zich een mogelijke winst te secureeren. Voorloopig is intusschen de nervositeit weer wat geluwd. Waarbij men geneigd is zich het volgende af te vragen: moet in deze omstandigheden de normale goud arbitrage voor particuliere rekening de eenige rem blijven op de wisselkoersen, of ware het niet beter de centrale bank in de francsmarkt te laten intervenieeren tegen een koers, desnoods onder het goudexportpunt. De psychologische beteekenis van paniekkoersen, zooals wij die enkele keeren zagen, is niet te onderschatten. En niet alleen de officicele noteering komt er op aan, ook de koersen die in den loop van den middag tot stand komen doen hun invloed op de stem ming" gelden. In die richting zou men wellicht meer kunnen bereiken dan met de klassieke discontoschroef, die juist weer is aangedraaid. Dezen stap kon men moeilijk achterwege laten, maar ook de Nederlandsche Bank zal zich van den invloed daarvan wel niets voorstellen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl