De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 1 juli pagina 19

1 juli 1933 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

l'i l 5K DE VIER WEKEN VAN MENEER KRANENBURG Teekening J. F. Doeve t Eerste week " > Wij zijn. nu een week in ons pen. «ion en eigenlijk zit ik* een beetje met *- mijn. belofte iets te verhalen van mijn l wedervaren. Zit ik achter het loket in mijn vriendelijke hoewel naar mijn smaak iets te kathedraalachtige hoofd postkantoor, dan kan ik naar den nachtegaal verlangen en de stilte van de natuur. Doch hier in ons pension is de natuur, hoewel aangrijpend, soms iets te stil. Ik wil maar zeggen, dat een postzegel met dat al iets geva, rieerds heeft. Men kent ze in verschilf 'lende bedragen en is men verzamelaar dan kent men den postzegel met opdruk in de vele duizenden variaties - en in alle nationaliteiten. De natuur is een album, doch om zoo te zeggen Van, n natie en met weinig variatie. Hen boom is een serieartikel ten t. slötte. Als ik boomen zie zoover ik j^ zien kan, ben ik tevreden en het is niet noodig dat er nog ongeziene '^kilometers achter liggen. Zoo is het ^"met de hei. Zoo min als ik in mijn ?? kamer een tapijt van negentig bij zeventig gebruiken kan, zoo min heb ik behoefte aan vierkante kilometers hei men kon de rest nuttiger be steden. Doch ik kan er natuurlijk wel in komen wat de dichters bedoelen wanneer zij de stilte van de natuur prijzen en de variatie van het geipboomte. Er zijn beuken en dennen, *jp»r zijn eiken en populieren zij ruischen en werpen schaduw af, som' mige zelfs eikels, en zit men onder het geblaarte dan voelt men zich een beter " xnensch, behalve wanneer men mieren in de nabijheid heeft. Doch ik wil het nu niet hebben over de poëzie, die ik niet begrijp, want waarom men zijn liefste tegen moet komen wanneer de aarde nog ? nat is van zonneregen, is mij niet duidelijk. Ons bosch ruikt vies wan neer het geregend heeft en men kan nergens zitten. De moeilijke kwestie is het slapengaan en het opstaan. Ik spreek niet over de bedden want zij zijn hard en men kent dat. Wij missen onze springbakken en als mijn vrouw dat op n avond twaalf keer gezegd heeft, dan begrijp ik Couézij worden er harder van. Ik bedoel de matrassen van het pension. Wij komen hier ieder jaar en men rekent' op ons. De pensionhouder moet óók leven en de meeste menschen bedenken dit eerst wanneer zij toevallig nergens anders heen kunnen of wanneer het mooi weer is. Als het mooi weer is kan iedere pensionhouder leven, dat is duidelijk. Doch wie denkt aan hem bij slecht weer? Zoo zit hij dan een heel jaar te wachten op de menschen die komen zullen en dikwijls niét komen men betaalt hem geen wachtgeld en als het seizoen slecht geweest is staat de deurwaarder voor de deur en vraagt waar de duiten blijven, die er niet zijn. In dat ver band ziet mijn pensionhouder met zorgen de maatregelen van den nieuwen minister tegemoet, die zeldzamerwijze Oud" heet. Wanbetalers kunnen nu door lijfsdwang tot be talen gebracht worden. Hoe er met lijfsdwang nog iets, uit mij komen kan, begrijp ik niet zegt mijn pensionhouder. Als ik ver leden jaar mijn moestuintje niet had gehad, waren wij failliet geslagen. De minister kan mijn lijf dwingen zoo veel als hij wil en het is niet zoozeer de vraag hoe ik in de gijzeling kom, maar hoe ze er mij weer kwijt raken. Ik snak er naar. Kom, hoe kun je zoo praten, zei ik opbeurend. ? Dat is nog al duidelijk, zei hij. U is hier in pension, maar ik ben mijn heele leven bij me zelf en dat is niet alles. Uw uitrusten is mijn werken. Ik moet den slager van de deur houden en toch zorgen dat hij komt, anders gaat u weg. En dan maken ze zorgen over de Staatsbegrooting. Hoort u me lachen.... Niet zoo erg goed. Een wonder. Ik heb in vier jaar niet gelachen. Je kunt beter twee honderd millioen gulden tekort komen dan een tientje. En denk u nou er is in dat minister Oud aan de deur komt en zegt: gaat u maar mee, wij gijzelen u. Ik krijg ergens een rustige kamer en als iemand me lastig vallen wil, staan er zes bewaarders met revolver klaar om op hem te schieten. Wat denkt u dat ze doen als ik hier uit mijn raam op mijn huisbaas schiet die nog drie maanden van me krijgt? Een jaar als je misschiet, zei ik. En acht jaar bij een voltreffer. Nou juist. En dan loop ik nog de kans dat ik aftrek van preventief krijg of voorwaardelijk, vanwege mijn goed gedrag. Neen meneer ! Zóó komen ze niet van me af. Ik laat me gijzelen. Ik wil mijn leunstoel en alle faciliteiten van de gijzeling een rustig klooster leven, zonder het gezicht van mijn zorgelijke vrouw en mijn drie kin deren, die me de ooren van het hoofd eten. Het is vervelend, maar wij zijn de natuur ingegaan. De natuur stemt tot nadenken het is trouwens het eenige dat men in de natuur doen kan, doch mijn vrouw neemt een handwerkje mee en ik tracht mijn krant te lezen, wat niet altijd lukt, omdat je steeds in de natuur het gevoel hebt dat er iemand achter je staat mee te lezen. De krant komt hier trouwens altijd een editie te laat en terwijl je nog hoopvol op het resultaat van een conferentie zit te wachten, is ze al mislukt. Je hangt met vreezen aan een vlieger die over den Oceaan gaat en de man is al terecht. De belang rijkste dingen gebeuren buiten je om en terwijl ik 's avonds altijd het eerst de krant lees, beweert mijn vrouw dat het nu vacantie is en dat zij evenveel reohten heeft, zoodat ik mijn krant ook niet in goede volgorde lees. De spercieboonen waren gister avond hard en het is me een raadsel hoe je aan den boezem van de natuur om zoo te zeggen zulke harde spercie boonen eet, terwijl je in de stad de primeurs krijgt. Dat zit hem in de economische constellatie. Het wordt hier in ons dorp steeds minder om uit te houden, vanwege de kam peerders die eindelijk dit mooie plekje ontdekt hebben en nu met bloote beenen tegen de natuur komen vloe ken. Zóó gaat men toch ook niet naar een. tentoonstelling van landschappen en ik zou zeggen dat het model toch met even veel respect moet behandeld worden als het portret. Wij zijn eens een stel van die lui gaan bekijken ze waren op fietsen gekomen en kookten als wilden op een kookgat een bloote man stond in een pot te roeren en een vrouw met een broek aan hing kleeren aan een lijntje tusschen de boomen. Heb ik wat van u aan?" vroeg de onbe schaamde rekel. Dat kan niet veel wezen" zei ik en hij lachte nog. Mijn vrouw trok me aan mijn arm, want ik mag me niet opwinden, doch als reserve-officier had ik den kerel gaarne ter verantwoording geroepen. De maatschappij verwildert men leeft als Indianen, in plaats van geregelde verhoudingen te zoeken en kruipt onder een tent, zonder zich af te vragen wat er mékruipt. De mode doet er nog een schepje op wij gaan daarom nooit aan het strand, omdat je tegenwoordig iemand drie keer moet omdraaien om te zien of hét een man of een vrouw is. De film en Mariene Dietrich doen dan de rest. Ik had het er laatst nog over met iemand van de keuringscommissie, die zei hoe moeielijk het tegenwoordig is, want als je aan het snijden gaat, gooi je soms met het badwater het kind weg en als je ergens een been of een bloote hals wegknipt, maken ze een kwestie alsof je de Venus van Milo voor allo leeftijden verboden had. Vroeger had een vampyr tenminste nog wat aan waar een modehuis zich niet voor te schamen had tegenwoordig deugt een film niet of op een gegeven oogenblik moet de heele partij te water gaan, wat dan niets anders dan een voorwenelsel is om te laten zien hoe veel een meiisch tegenwoorelig uit moet trekken om voor zijn publiek aantrekkelijk te zijn. Vanavond gaan wij den nachtegaal hooren en eigenlijk hoef je je niet te dérangeeren voor dit feest, want je hoort hem beter door de radio. Maar mijn vrouw is er dol op en dus sluipen wij tegen een uur of elf over het natte mos, om het beest niet te verschrikken. Eindelijk en na lang wachten is het kind er dan en geeft het dier een paar slagen gut hoor je hem ? zegt mijn vrouw en als ik ja" zeg, krijg ik een por omdat anders de nachtegaal het óók hoort en als ik in bed lig moet ik een warme groc drinken en ik nies al. Het landleven is niet alles. Tentoonstellingen Harry Kooien bij Aalderlnk, Amsterdam In het schilderwerk van Harry Kooien, voornamelijk figuur (men vindt hier o. a. nog een groot zelf portret en het portret van een Jonge Man) , kon men als het goede waardeeren: een sterk plastisch ver mogen, dat de volumina accentueerde zonder schade te doen aan het sterke evenwicht der compositie; een juist treffen van het lichaams gebaar (nooit werd het menschelijk lichaam als stilleven" ondergaan en geheeld of als stille, passieve drager van het gelaat, maar steeds als, aan dat gelaat evenwaardig en evenredig expressie-middel van de persoonlijkheid); een goede, alhoewel misschien nog niet altijd diep-peilende psychologische kijk. Dit goede werd in dat schilderwerk evenwel voor een deel aan het oog" onttrokken door de Rembrandtsche" goud-bruine kleur waarmede Kooien het onveranderlijk, als met een artis tieke saus, meende te moeten over gieten. Dat hij thans het schilderen geheel heeft losgelaten en zich voorloopig uitsluitend bepaalt tot het in krijt teekeneri van groot e naakten en andere figuren (e-r is ook een enkel landschap) is m. i. het gelukkige bewijs voor het feit, dat zijn kunst groeiende is en de kunstmatigheid ont-groeit. In deze teekoningen spreekt het boven aangeduide goede" thans vrij uit. De wijze waarop hij de menschelijke figuur in een landschap zet (zie b.v. zijn jonge, als in devotie. op ons toeschrijdende jonge vrouw) heeft daarenboven een zekere monu mentaliteit en. een zekere decoratieve grootheid, die mede goede verwach tingen wekken voor een verdere gelukkige ontwikkeling van dit thans bevrijde" talent. A. E. VAX DEN TOL WILLEM BROK Artistiek Portret Fotograaf POSEERGELEGENHEID BIJ VOORAF BESPREKING Van Lenneplaan 6. Tel. 628. Hilversum

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl