De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 1 juli pagina 7

1 juli 1933 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2926 De Groene Amsterdammer van 1 Juli 1933 Wetenschappelijke varia De oude zwervende hond ? Dr. P. van Olst Kometenbeschermlng We zijn toch een eigenaardig uiteenloopend gezin, wij planeten, met als eenige karakter-gemeenschap ons tollen om moeder zon, maar verder zeer be grijpelijk nogal erg uiteenloopend want de vader is onbekend. Misschien zijn er zelfs wel meer vaders dan n! Terwijl onze aarde de eenigste is, die nog een fatsoenlijken indruk maakt, met alle moderne ge makken van lucht en water en niet te uiteenloopende temperaturen voorzien, en onderdehand voortloopend met de bedachtzame sportiviteit van een heer op middelbaren leeftijd, zijn er andere gezinsleden, die idioot haastig om de zon rondvliegen in plaats van dit in een jaar te doen, en er zijn er ook die met oud-liberalen bequemer Eile" jaren en jaren rondteuten. In den allerbuitensten kring sukkelt een oude familiehond, mee, die lang vergeten en genegeerd, eindelijk in deze tijden van steenengooiende dieren-beschermsters weer op de proppen is gekomen; korten tijd interesseerde zich iedereen bovenmate voor Pluto (want zoo heet het dier). Maar kan een oude^iond lang concurreeren met de goden van den tija: cigarettenbons, films en badpakken? Toch is het merkwaardig om de ontdekking van Pluto nog eens nader te bekijken zooals de Amerikaansche astronoom Russell doet op grond van storingsstudi&n van Prof. Brown (Yale). Het is bekend dat de laatste planeet, die nog alleen door zuivere waarneming door den kijker ontdekt is, Uranus is, ter onvergankelijke roem van Herschel. Hij heeft er niet systematisch naar gezocht met de vooropgezette meening dat er nog een planeet moot. zijn. . . Dit was eAter wel bet geval fcie.i de, beide volgftnde buitttijÉtoieteii, n.l. met Neptuhus, waar aan de natimlI'Van Leverrier en Adams zijn ver bonden als de berekenaars, die deze planeet uit vonden" en aangaven waar hij te zoeken was, en met Pluto, waaraan terecht de naam van den vaak miskenden en toch zoo volhoudenden Lowell ver bonden is. Deze beide planeten zijn door bereke ning gevonden, doordat zij door hun aantrekking storingen geven in de doorloopen banen der reeds be kende planeten. Toen men n.l. uit de waargenomen plaatsen aan den hemel de baan van Uranus bere kend en voor de toekomst meende vastgelegd te hebben, na alle bekende storingsinvloeden in reke ning te hebben gebracht, bleek op den duur Uranus toch anders te loopen dan men haar Jmd voorgeDRIE KAMERS EIGEN FABRIKAAT FI.960.EETKAMER Z l T K A M E R SLAAPKAMER GARANTIE ONBEPERKT VRAAGT FOTO-ALBUM XNDER £ ZONEN schreven. Uit deze baan-fouten" heeft men de waarschijnlijke positie van de storende planeet kunnen vinden en bij die plaats inderdaad Neptunus aangetroffen. Toen inen meer van Neptunus wist, door voortgezette observatie, kon men de baan van Uranus natuurlijk nauwkeuriger vaststellen voor de toekomst. Maar nogmaals bleken baanfouten bij Uranus over te blijven en deze brachten Lowell tot zijn voorspellingen over de alleruiterste buitenplaneet, die echter pas na zijn dood ge vonden en Pluto gedoopt werd. Prof. Brown heeft echter de glorie van Lowell iets doen tanen. De zaak is te moeilijk om hier in enkele zinnen weer te geven. Maar de hoofdzaak is dat Brown een middel vindt om de storings invloeden beter te onderscheiden van de gevolgen van een iets andere eigen excentriciteit en iets andere eigen omloopstijd van de gestoorde planeet. Past hij deze methode toe op de storingen, die Neptunus bij Uranus veroorzaakt, dan kloppen de uitkomsten inderdaad met de werkelijkheid. Past hij de methode echter toe op de storingen, die Pluto zou veroorzaakt hebben (naar Lowell's meening) bij Uranus, dan klopt de zaak niet. De storingen n.l. die Uranus nog blijft vertoonen, na het in rekening brengen van Neptunus' invloed, zijn van zoodanigen aard dat zij volgens Brown nooit op rekening van een enkele buiten-Neptuniaansrhe planeet te brengen zijn. Hij acht het veel waarschijnlijker dat zij te wijten zijn aan een kleine fout in de berekende storingen van Neptunus op Uranus. Maar zekerheid is hier niet over te krij gen eer Neptunus een grooter stuk van zijn loop baan om de zon heeft afgelegd; sinds zijn ont dekking heelt' Neptunus immers pas een dikke helft van n omloop volbracht l Brown's conclusie, dat Pluto niet de oorzaak kan zijn der rest-storingen van Uranus, wordt nog waar schijnlijker doordat vermoedelijk de massa van Pluto veel geringer is dan LowUl vond. Pluto is geweldig lichtzwak en zelfs de beste waarnemers met de sterkste kijkers hebben geen merkbaren schijfvoma. kunnen zien; het is en blijft alleen een punt. Russell vermoedt dus dat Pluto klein is; kleiner dan de Aarde en zeker niet grooter dan Mars, en daar het soortelijk gewicht der buitenplaneten gering is, zal dit bij Pluto allicht ook zoo zijn; conclusie: geringe massa en dus geringe sto ringskans op Uranue. Brown en Russell beiden geven toe dat de werk wijze van Lowell juist was; hij heeft echter gebruik moeten maken o.a. van wadi-nemingsopgaven van Uranus, voordat deze als planeet ontdekt is. Het is n.l. na de Uranus-ontdekking gebleken, dat men deze planeet reeds eenige malen eerder had geobserveerd, maar alleen niet als planeet herkend had. Deze oude waarnemingen zijn van een vrij lage nauwkeurigheid en deze fouten hebben er toe geleid Pluto een grooter massa te doen geven door Lowell, dan 't geval in werkelijkheid is. Opmerke lijk is dat als de fouten in de oude waarnemingen even groot waren, maar om zoo te zeggen in andere richting gaande, dan zou Lowell een negatieve massa voor Pluto hebben gevonden en de heele zaak ver moedelijk in een lade hebben opgeborgen ! Het feit blijft bestaan, dat op de aangegeven plaats een planeet gevonden werd, die wel kleiner massa had, maar een baan, die vrijwel overeen stemt met de voorspelde baan. Hoe kan dat? Brown's onderzoek zou doen antwoorden: zuiver toeval". Maar Russell wijst op de uiterst geringe kans van zoo'n toevalligheid. Toch herinnert Russell zelf er aan, dat het toeval eerder een rare grap uit haalde in de sterrekunde. Er werd eens in Europa. een nieuwe komeet ontdekt. De juiste plaats hier van werd, zooals gewoonlijk gebeurt, overgeseind naar andere observatoria, ook naar Amerika. Het telegram bevatte een seinfout, die bij de ontvangst een totaal verkeerde plek aan den hemel aangaf. Een waarnemer van de Lick-sterrenwacht zocht op deze verkeerde plek en vond er. ... een andere nieuwe komeet I KonsthiDilel DORIIS HERMSEN Hl Kneuterdijk 6 £ S1?? Den Haag Doorloopende tentoonstelling van oude schilderijen Toegepaste kunst Een nieuw aanplakbiljet door Aart van Dobbenburgh Een aanplakbiljet te teekenen dat pakkend is en opvalt door felle kleur moge niet ieders werk zijn, moeilijker is het maken van een ding dat ziel heeft en ontroert en daarin nu is Aart van Dobbenburgh opnieuw (kort geleden verscheen een reclasseerings-biljet van zijn hand) ten volle ge slaagd. Dat hij daarenboven in niets dan zwart en wit op zijn eigen, absoluut persoonlijke wijze, pakkend en opvallend weet te zijn, pleit voor den geestelijken inhoud van zijn werkstuk, dat door den kunstenaar zelf op steen is gezet. Het biljet dient voor de spelen Salomo", de Groote Reis" en Jan Klaesz", welke onder leiding van Anton Verheyen in het OpenluchtTheater te Zandvoort worden opgevoerd, en merk waardig: het is alsof (bewust of onbewust?) de teekenaar iets van elk dier spelen in de door hem gekozen uitbeelding heeft vertolkt, hoewel men er ook (en vooral!) de idee: tooneel in kan zien uit gedrukt. Men ziet drie maskers. Op den achtergrond een groot verstild gelaat met gesloten oogen en met smartelijk vertrokken mond onder een scherp gebouwden neus. Een kop, aan Dante herinnerend. Rechts daarvan, kleiner, op het tweede plan: een Pierrot-figuur met puntmuts, gehuld in een wijd, wit kleed, een zot met een doodskop, beeld van 's levens vergankelijkheid. Donker zijn de oogkassen en de neusholte. De afschuwelijke mond, waarin de tanden verbrokkeld staan, is als tot spreken half geopend. Tegen het hart gedrukt houdt deze angstwekkende gestalte, gezien en weergegeven als in een bangen droom, een rein meisjes-masker in den linkerarm, terwijl bloeiende bloemstruiken de trits figuren flankeeren. Op de boven- en ondermarge der plaat staat in strakke, uitnemend geordende en gemakkelijk leesbare letters, de tekst geteekend en dit alles is gelithographeerd op zoo meesterlijke wijze, dat daar aan ongetwijfeld een elk die hart heeft voor deze prachtige techniek zijn vreugde zal vinden. O. v. T. Mr.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl