Historisch Archief 1877-1940
No. 2927
De Groene Amsterdammer van 8 Juli 1933
17
e u r s s p i e g e l
G. A. Klaasse
Donderdag, 6 Juli
Als het zoo doorgaat komt dezen zomer de
zeeslang heelemaal niet aan bod. Ook in de week
onder verslag zijn er weer belangrijke dingen
gebeurd. In de eerste plaats is nu het Duitsche
transfermoratorium in werking getreden. In een
heel anderen vorm overigens dan het aanvankelijk
was voorgedragen. Zou men het dadelijk in dezen
vorm hebben gegoten, dan zou de storm van ver
ontwaardiging in de crediteurlanden waarschijn
lijk heel wat minder heftig zijn geweest. Immers,
zooals deze maatregel nu luidt, is daarvan de be
doeling om te zorgen dat Duitschland niet meer
behoeft te transfereeren dan de bedragen, welke
uit de handelsbalans voor dat doel beschikbaar
komen. Ik heb reeds bij het begin der onderhan
delingen, toen nog niet bekend was dat Duitschland
met het voorstel zou komen om het transfer tij
delijk geheel stop te zetten, gesteld, dat er geen
reden was om Duitschland alleen deswege voor een
kwaadwillig debiteur aan te zien, dat het de
transfer wilde beperken. Wanneer een land meer
op te brengen heeft aan buitenlandsche verplich
tingen dan zijn betalingsbalans toestaat, dan
heeft het de keus tusschen deprecïatie van de munt
óf deviezenrestrictie. En juist nu ter Londensche
conferentie de goudlanden zoo hardnekkig ge
vochten hebben voor het principe der
valutastabiliteit, zal men het nauwlijks een land ten
kwade kunnen duiden wanneer het de tweede
oplossing kiest, temeer wanneer dat land zich
bevindt in een positie dat de hellend-vlak-theorie"
voor het geval van depreciatie, die volkomen ten
onrechte als algemeen geldend wordt gepropa
geerd, een heel groote kans heeft om juist te zijn,
gezien de mentaliteit van de bevolking die al n
keer een bijna volledig waardeverlies van de Mark
heeft meegemaakt. Maar nogmaals: het eerste
voorstel van Schacht was veel radicaler, kwam
neer op een volledig stopzetten der effectieve be
taling aan de crediteuren en dat alleen met het
doel om den goudvoorraad van de Beichsbank wat
aan te vullen. Ik merkte reeds destijds op:
terwijl men dit doel voor elk ander geval desnoods
geëerbiedigd zou hebben alweer in het belang van
de valutastabiliteit, kon nu ausgerechnet Schacht
het argument niet gebruiken, omdat hij blijk had
gegeven aan goud- en deviezenvoorraad van de
Beichsbank geen waarde te hechten, wanneer die
althans was verkregen door bij het buitenland in
het krijt te staan, En dat zou toch ook bij een
transfermatorium het geval zijn. Bovendien heeft
Duitschland voor het mechanisme van zijn wissel
markt een goudvoorraad practisch niet noodig,
omdat er op andere wijze wordt gezorgd, dat
gapingen tusschen vraag en aanbod gestopt worden,
zooals nu bv. door het transfermoratorium.
Waarom tenslotte Schacht met het nieuwe voor
stel is gekomen om voorloopig een half jaar de
helft te transfereeren, is een moeilijk te beantwoor
den vraag. Maar het lijkt niet onwaarschijnlijk
dat hij dit heeft gedaan op grond van het inzicht,
dat speciaal de landen met een omvangrijk
importsurplus uit Duitschland wel degelijk in de
gedwongen clearing een zeer krachtig wapen in
handen hebben tegen zijn plannen. Bewijs van
'kracht is deze volte face: van niets tot de helft, in
elk geval niet. Erg bevredigend is de regeling voor
de crediteuren niet, want wie zegt dat 50 pOt.
inderdaad het maximum is dat de betalingsbalans
kan opleveren. Het Is begrijpelijk, dat men niet
bv. voor elke maand een ander percentage heeft
willen vastlsNfsllen, wanneer men dat had gedaan,
en dan aan het eind van de maand, als de statistie
ken bekend waren, zou men telkens hebben kunnen
transfereeren wat er beschikbaar was. Maar dan
zou er toch een zekere willekeur ontstaan zijn,
omdat er vrij groote verschillen tusschen de eene
en de andere maand kunnen zijn, zoowel wat de
exportsurplussen als de benoodigde bedragen voor
rente betreffen. Maar toch had men minstens kunnen
bepalen, dat wat er aan het einde van het
transfervacantiehalfjaar aan deviezen bij de Beichs
bank binnengevloeid blijkt te zijn nachtraglich
nog wordt uitgekeerd op de conversiekasscrips,
die ui dat tijdvak zijn uitgegeven. En dan zal
men eindelijk eens moeten ophouden met het
beschikbaar stellen van deviezen voor
extra-amortisatie door inkoop, zooals nu weer bij de
Bentenbank Kreditanstalt is gebeurd.
Intusschen loopen in Berlijn de onderhandelin
gen nog, en ook elders wordt er aan de kwestie
gewerkt.
K *
*
Onze regeering heeft aangekondigd, dat binnen
zeer korten tijd een algemeene maatregel van
bestuur is te wachten waarbij, op grond van de
clearingwet, zij gemachtigd zal worden om op
elk oogenblik een gedwongen clearing in het leven
te roepen met die landen die het betalingsverkeer
belemmeren, een categorie waarin Duitschland
reeds lang behoorde, en nu na het moratorium
nog in versterkte mate. Gezien het zeer omvang
rijke bedrag, waarmee volgens de Nederlandsche
Bank-enquete ons beleggend publiek bij Duitsche
waarden betrokken is, moet inderdaad de situatie,
door het moratorium geschapen, ernstig worden
geacht. En de regeering zal daaraan zeker haar
volle aandacht wijden. Te meer omdat zij daarbij
zelve ook in fiscaal opzicht een niet gering belang
heeft. Met de vraag of de Duitsche maatregel
in zijn geheel al of niet onbillijk is, heeft onze hou
ding niet direct te maken Zelfs wanneer men over
tuigd is dat Duitschland niet anders kan, dan
kunnen wij nog realiseeren dat het mogelijk is,
voor bepaalde gevallen, een voorkeursregeling te
treffen. Dat is al geschiedt ten aanzien van eenige
crediteuren, zonder eenig duidelijk motief overi
gens. Maar wij kunnen nu de vraag stellen of
niet een discriminatie tusschen verschillende
crediteurlanden veel logischer is. Op grond van
de schuldvraag: wie is er debet aan, dat Duitsch
land niet voldoende exportsurplus heeft om alle
rente en aflossing te transfereeren. Nog om een
tweede reden is er alle aanleiding dit vraagstuk
onder oogen te zien: wanneer er vrije handel
ontstaat in de conversiekasscrips zal de markt
ontwikkeling van dien aard kunnen zijn dat,
indien bepaalde importen daarmee betaald zouden
kunnen worden wat voorloopig in de bedoeling
van Duitschland schijnt te liggen aldus een
soort valutadumping zou ontstaan. Een conse
quentie die intusschen ook zou zijn ingetreden,
en dan in veel sterker mate nl. voor de heele
Duitsche handelsbeweging geldend, wanneer
Duitschland het Engelsche voorbeeld zou hebben
gevolgd en de munt had ,,laten gaan". Dat de
Duitsche export gestimuleerd zou worden dooi
den lagen koers der conversiekasscrips kan men
moeilijk als een benadeeling van de buitenland
sche industrie aanmerken, omdat immers aldus
de blokkade op uit couponbetaling vrijkomende
middelen tot een evenredig bedrag wordt opge
heven, en dus de consumptiekracht van de obli
gatiehouders precies evenveel stijgt als de Duit
sche export. Maar al is dan de quantitatieve
toeneming van den Dvtitschen uitvoer geen nadeel.
de prijsdruk is dat wel omdat deze ook doorwerkt
op de rest van de markt. In dat verband zou het
dus van beteekenis kunnen zijn om te zorgen
dat de importeurs, die betalen met
conversiekasmarken, deze marken niet goedkooper verwerven
dan de normale chequekoers van vrije marken.
Er zit aan dit vraagstuk een groot aantal
haken en oogen; alleen reeds het principieele feit
dat men de importeurs aan banden moet leggen,
hun moet verbieden aan hun leveranciers te
betalen, is een stap van zeer verstrekkende be
teekenis. Onze veelgeprezen vrijheid van handels
verkeer is dan ad patres. Gelukkig overigens, want
van vrijheid komt onder de huidige omstandigheden
toch niets terecht. Men zal echter moeten reali
seeren dat met eenzijdige maatregelen in deze het
doel niet wordt bereikt. Alleen wanneer door onze
gedwongen clearing Duitschland tot concessies
wordt genoopt kan dat den houders van Duitsche
obligatiën ten goede komen. Wij kunnen makkelij k
zeggen dat de gelden, die Nederlandsche impor
teurs aan Duitschers verschuldigd zijn, gebruikt
zullen worden om hier Duitsche coupons te betalen,
maar als de Duitsche regeering niet een evenredig
bedrag uit de conversiekas put om de Duitsche
leveranciers te betalen, zullen deze al heel spoedig
niet meer met de levering kunnen voortgaan. In
elk geval is het alleszins de moeite waard om met
Duitschland te onderhandelen over het erkennen
van onze voorkeurspositie omdat wij nu eenmaal
zooveel meer vandaar koopen dan wij erheen
verkoopen. Dat Schacht zelf niet over zulk een
discriminatie is begonnen is heel begrijpelijk, maar
het lijkt niet onmogelijk dat hij gevoelig zal zijn
voor een initiatief onzerzijds in deze, hoewel het
voorstel om 50 pOt. te transfereeren uitdrukkelijk is
gedaan onder het voorbehoud dat de crediteur
landen afzien van het nemen van maatregelen".
Het tweede feit van wellicht nog grooter be
teekenis in deze week is geweest de verwerping door
Boosevelt van de resolutie inzake de valutastabili
satie ter Londensche conferentie door de andere
landen genomen. Ik kan mij moeilijk verplaatsen
in de mentaliteit van hen die Boosevelt deze
beslissing kwalijk nemen. Men weet nu eenmaal dat
deze bewindsman gewed heeft op het paard van
de inflatie teneinde het zoo begeerde doel: ver
betering van de conjunctuur te bereiken. Hij heeft
nog allerminst bewezen dat hij er op deze manier
,,komen zal", maar de tegenstanders hebben even
min bewijzen aan hun zijde. Dat Boosevelt, voor
dat hij nog aan de doelbewuste inflatie toe was,
begonnen is met het proces te vergemakkelijken
door een depreciatie van den dollar, kan men vreemd
vinden, een feit is: dat het voorloopige psycholo
gische effect daarvan een stijging van de prijzen
is geweest, een stijging die voor verschillende
producten aanmerkelijk krachtiger is geweest dan
de waardedaling van den dollar. Nu kan men
natuurlijk met het volste recht overtuigd zijn, dat
Boosevelt het aan het verkeerde eind heeft, dat de
heele opbloei in Amerika voos zal blijken, en in
elkaar zal zakken. Maar hij is .daar nu eenmaal niet
van overtuigd. Ook hij zal wel inzien, dat op het
oogenblik alle verbetering nog alleen maar op
humbug berust, maar hij zal verwachten, en niet
geheel ten onrechte, dat op het gebied van de
conjunctuurpolitiek humbug, mits voldoende opge
blazen, soms stevig tastbare resultaten kan af
werpen. In elk geval heeft hij de schijn voldoende
mee om zich niet door, in zijn oogen veelte conser
vatieve, Europeanen, van zijn stokpaardje te laten
af dringen.
Inmiddels lijkt het zeer de vraag of men allee».
omdat er op valutagebied geen overeenstemming
te bereiken is, de Londensche conferentie moet
verdagen. De eenige reden waarom men op dit
terrein niet tot elkaar komt is, dat Amerika, tegen
eiken prijs, een verhooging van het prijsniveau, in
elk geval der primaire grondstoffen, verlangt.
Wanneer het mogelijk zou zijn dat doel te bereiken
zonder monetaire maatregelen dan zou het valuta
vraagstuk waarschijnlijk dichter bij zijn oplossing
zijn dan ooit. De dollardepreciatie bekijkt
Baesevelt in een heel ander licht dan de Engelschman
langzamerhand de ponddepreciatie is gaan zien.
Beschouwt men de daling van het pond in Engeland
als een onontbeerlijke exportpremie voor de
exporteerende industrie, in Amerika is de depreciatie
geen machinatie ten behoeve van de export
industrie maar voor de prijsontwikkeling op de
binnenlandsche markt. Zoodra het wereldprijs
niveau door restrictiemaatregelen of andere af
spraken omhoog gebracht zou kunnen worden, zou
de belangstelling van Amerika voor de dollar
depreciatie, althans voor de mogelijkheid van
verdere waardedaling, geheel verdwenen zijn. Er
is dus alle aanleiding om de besprekingen inzake
de coördinatie van productie eji verbruik voort te
zetten, en daarop alle krachten te concentreeren.
Wanneer men op dat terrein tot een accoord zou
kunnen komen, zou dat trouwens heel wat
belangrijker zijn dan een overeenstemming op
valutagebied. Tenslotte kan valutastabilisatie
alleen maar bereiken dat afbrekende krachten in de
internationale handelsbeweging gestuit worden,
eeti aanpassing van productie aan verbruik zou
veeleer opbouwend zijn.
i: