Historisch Archief 1877-1940
N o. 2927
De Groene Amsterdammer van 8 Juli 1933
Toepassing van
het asylrecht
» ^^ ^^
Mr. E. Emmering
Amsterdamsche loondebatten
Teekentng B. van Vlijmen
Cbantage-mogelljkheden
Nederland heeft sedert eeuwen in het buiten
land den roep een asyl te zijn voor vreemdelingen
en terecht: de Spaansche Joden en Fransche
réfugiés werden hier te lande gastvrij ontvangen;
al moge niet uitsluitend sympathie voor de ver
drevenen deze gastvrije ontvangst gestimuleerd
hebben, en waren commercieele motieven daaraan
niet geheel vreemd, niettemin hadden vreemde
lingen in Nederland geloofs- en handelingsvrijheid,
welke zij in hun eigen land vaak niet deelachtig
konden worden.
Het is daarom niet te verwonderen, dat deze
goede traditie gesanctionneerd werd in de z.g.
Vreemdelingenwet van 1849, welke principieel
lederen vreemdeling toelaat, die voldoende mid
delen van bestaan heeft, of door werkzaamheden
kan verkrijgen.
- Tenzij een. vreemdeling gevaarlijk zoti zijn voor
de publieke rust, de openbare orde of veiligheid,
gezondheid of zedelijkheid, kan hem hier te lande
niets gebeuren.
Hoe is echter de werkelijkheid? Niets meer of
minder dan dat de vreemdeling in Holland bloot
staat aan de grofst* politioneele willekeur. Zonder
dat de vreemdeling gevaarlijk blijkt te zijn voor
de veiligheid, openbare orde of zedelijkheid, wordt
hij om allerlei andere motieven uitgewezen.
De Juristenvereeniging wijdde aan deze materie
het vorig jaar een vergadering, waarin aan de hand
van de praeadviezen van Mrs. Van Wageningen
en van den Bergh de lacunes van deze wet werden
besproken en algemeen afgekeurd.
In de Eerste Kamer heeft o. a. Prof. van Kmbderi
herhaaldelijk er op gewezen, dat de wet in deze
onjuist, of liever in het geheel niet wordt toegepast;
resultaat heeft dit alles echter niet opgeleverd.
Een paar recente voorvallen stellen weer eens
scherp in het licht hoe onduldbaar deze situatie is.
Hoe, vraagt men, is de positie van den vreemdeling,
die met een geldig paspoort (al dan niet voorzien
van een visum) zich hier heeft gevestigd en in het
bevolkingsregister op last van de politie is inge
schreven? Hij is op genade of ongenade overge
leverd aan de luimen van de plaatselijke politie !
Wat is toch het geval:
De wet zegt, dat den vreemdeling, die aan de
hierboven vernielde vereischten voldoet, een
verblijfpas wordt afgegeven, doch deze pas wordt,
in strijd met de duidelijke bewoordingen van de
wet, sinds 1851 niet meer uitgereikt. De conse
quentie hiervan is, dat in Holland dus geen toege
laten vreemdelingen bestaan; zij dus zijn
niettoegelaten vreemdelingen, die ingevolge artikel
9 over de grens kunnen worden geleid.
Weliswaar kan de Minister, indien de vreemde
ling het verzoek daartoe doet, nog nader beslissen,
maar de politie laat meestal na, den vreemdeling
in te lichten over zijn recht die beslissing in te
roepen; in een paar uur is de vreemdeling, dien
men om de een of andere reden niet wenscht te
houden, begeleid door een rechercheur over de
grens en naar betere gewesten". Het is een troost
voor den vreemdeling, die op deze wijze uitgeleid
is, dat hij, terugkomende, geen strafbaar feit
pleegt; de vaklieden onder hen (en dat zijn juist
de slechtste elementen: souteneurs en prostituees)
zorgen dan ook voor een geldig retourbiljet
en verblijven na hun terugkeer gewoonlijk onge
hinderd in ons land.
Eén categorie van vreemdelingen heeft theore
tisch een groote bescherming n.l. die, welke met
een Nederlandsche vrouw gehuwd zijn, hier geves
tigd en een kind in Nederland geboren hebben.
Artikel 19 der wet bepaalt uitdrukkelijk, dat op deze
categorie de Vreemdelingenwet niet van toepassing
is, en stelt deze dus als het ware gelijk met Neder
landers.
Het Departement van Justitie echter trekt zich
ook van deze bepaling niets aan. Het redeneert
als volgt: een gevestigde vreemdeling is een
vreemdeling, die een verlofpas heeft; daar de
vreemdeling die niet heeft (immers zoo'n pas wordt
nooit afgegeven^, kan hij hier te lande ook niet
Roode wethouderszetels in den storm!
gevestigd zijn. Met deze fraaie drogredeiiecring
weet men ook den vreemdeling, gehuwd met een
Nederlandsche vrouw, weg te werken, al moge
hij een kind hebben in Nederland geboren, en
al moge hij ook maanden lang hier wonen, zijn
zaken drijven en belasting betalen.
Maar waakt dan niet de Hooge Raad? Artikel
20 zegt toch, dat zij, die mennen onder artikel 19
te vallen (n.l. met Nederlandsche vrouw gehuwd
etc.), in beroep bij den Hoogen Raad kunnen
komen. Zeker! Doch merkwaardig is, dat een beslis
sing over dat artikel tot heden nimmer werd
gegeven. De reden is gemakkelijk te gissen.
Voordat de vreemdeling kans krijgt een advocaat
in den arm te nemen, is hij reeds geëvacueerd;
zelfs al zou hij het verzoek hebben gedaan, dan
nog schorst dit volgens de politie-autoriteiten de
uitwijzing niet op. Dat de rechter over dit laatste
punt ook zoo zou denken, lijkt ons, gezien de recht
spraak over de onrechtmatige overheidsdaad.
nog niet zeker. Doch hoe dit ook zij. de vreemde
ling, eenmaal -uitgewezen, kan buitenslands af
wachten, wat de Hooge Raad beslist, kan zijn
zaken zien verloopen en zijn werkkring door een
ander zien innemen.
Doch de lijdensweg van den vreemdeling is nog
niet afgeloopen met deze schets. In 1918 vond men
het z.g. Vreemdelingenreglement uit, gemaakt
voor den bijzonderen oorlogstoestand. Dit regle
ment is uitdrukkelijk van kracht gebleven, hoewel
bijna geen enkele bepaling meer wordt toegepast.
Enkele folterartikelen doen echter nog wel eens
dienst; zooals verplichting tot het geven van alle
mogelijke inlichtingen of de verplichting om aan
een oproep om bij de politie te komen, gevolg te
geven.
Deze in oorlogstijd gemaakte bepalingen geven
thans de politie een te groote en oncontroleerbare
bevoegdheid. De politie ontziet zich niet om een
voudigweg den vreemdeling zijn pas af te nemen,
hoewel dit op geen enkele wetsbepaling steunt
(tenzij de politie tegelijk een verblijfpas uitreikt
wat zij nooit doet). Reizen naar het buitenland
wordt den vreemdeling op deze wijze onmogelijk
gemaakt in strijd met de wet (artikel 21 Vreemde
lingenreglement, dat den vreemdeling uitdrukke
lijk toestaat naar het buitenland te gaan).
Nog minder benijdenswaardig is de positie van
een vreemdeling, die verdacht wordt van eeri straf
baar feit in het buitenland en wiens uitlevering
gevraagd wordt. Op een simpel verzoek van den
betrokken staat wordt de vreemdeling hier te
lande alvast voorloopig voor ten hoogste 20 dagen
vastgezet, binnen welken tijd de officieele aanvraag
tot uitlevering moet binnenkomen. In dien tijd
is de vreemdeling tot op den dag, dat de Minister
van Justitie, na advies van de Rechtbank, op
het verzoek beslist, hetgeen nog weken lang kan
duren, volkomen rechteloos ten aanzien van zijn
vrijheidsbeneming. Terwijl het nieuwe Wetboek
van Strafvordering den Nederlandschen verdachte
met de meest teedere juridische zorgen omringt,
is de vreemdeling het stiefkind van den wetgever.
Invrijheidsstelling tegen cautie, verzet bij de
Rechtbank tegen zijn gevangeneming, geeri der
vele middelen, die een hier te lande gearresteerden
delinquent ten dienste staan, komt den vreemde
ling toe, wiens uitlevering gevraagd wordt.
Bijzonder weerzinwekkend is, dat vele eerzame"
burgers deze bestaande wankele positie der
vreemdelingen misbruiken tot chantage. Een
onbetaalde vordering, burenruzie, een
weggeloopen dienstbode, dit alles geeft den betrokkene
aanleiding om de politie in den arm te nemen,
welke, vooral in kleine plaatsen, maar al te vaak
geneigd is den vreemdeling over de grens te zetten.
Het enkele dreigement om naar de politie te gaan,
is vaak reeds voldoende om den vreemdeling, die
wel weet wat hem te wachten staat, te nopen
aan ongegronde aanspraken te voldoen.
Dat de vreemdeling hier te lande nu juist een,
om een modern woord te gebruiken, gewaar
borgde rechtspositie" heeft, zal, na lezing van
het vorengaande, niemand willen beweren. Dat
niettemin zoo weinig klachten bekend raken,
ligt voor de hand.
Wil Nederland ook werkelijk zijn naam als asyl
handhaven, dan behoort allereerst de praktijk
in overeenstemming gebracht te worden met de
wet; daarnaast moet een onafhankelijke beroeps
instantie geschapen worden, die beslist of een
vreemdeling, ook als hij hier legaal gevestigd is.
al dan niet zal moeten worden uitgewezen; het
Vreemdelingenreglement zal dienen te worden
afgeschaft. Voorts behoort de Uitleveringswet
ook den vreemdeling meer rechten te geven,
ingeval hij in hechtenis wordt genomen ; een beroep
op den Rechter, zooals dit in het Wetboek van
Strafvordering is geregeld, behoort den vreemde
ling niet te worden onthouden.
r*- ^
fe