De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 8 juli pagina 9

8 juli 1933 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Dramatische kroniek Henrik Scholte v , , u * >* Fientje-de la Mar en Dirk Verbeek Verrassingen in Juli Zonderling dat men op den avond van den eersten Juli, toen niet minder dan vier spiksplin ternieuwe premières en in vier andere theaters een kwartet van reprises aan een omgekeerd seizoen deden gelooven, toen Oor Ruys zomersene gekheid maakte met verwisselde baby's in een stukje, dat den duidelijken titel ,,Oh Kleuter, mijn Kleuter" droeg, en op het Ijeidsche plein weer eens een nieuwe Duitsche noodformatie onder Amsterdamsen peil begon .te werken, daar naast twee stukken kon zien in vertooningen, die zelfs midden in den winter een eersterangssucces verdienden, dat zij nu misschien niet ten volle krijgen. Het gaat hierbij vooral om de première bij ,,Het Nieuwe Tooneel" (voor menschen, die titelblind geworden mochten zijn: dit is de combinatie Fientje <Je la Mar Jan van Ees Johan Kaart), waar onder den aardigen naam van ,,De Man die niet neen kon zeggen" eindelijk eens Paul Géraldy's Homme de Joie" in ons land geïntroduceerd werd. Stellig, het stuk is geen klassiek meesterwerk en van Paul Géraldy verwacht men ook niet, dat hij zijn tijd met generaties zal overleven. Maar van hem, den geroutineerden en fijngevoeligen mode-moralist, den chroniqueur van hedendaagsche zeden, die hij te kijk stelt zonder ze al te zwaar en al te verontwaardigd te oordeelen, is dit in de beproefde combinatie met Robert Spitzer geschre ven werk een der rijkste, een der scherpst-geziene en een der meest gemotiveerde comedies. Een comedie is het trouwens alleen in het begin, als tusschen een man en een vrouw, die niet door den band des echts verbonden zijn, maar juist daarom niet zonder onverholen sympathie op elkaar in werken, een conversatie ontsponnen wordt, zoo badineerend, zoo elegant onfatsoenlijk, dat aan vankelijk het boulevard-nihilisme hoogtij schijnt te zullen vieren. Verre van dien echter. De aanloop is het eenige ongewone in het stuk, het' eenige avontuur. Een fatsoenlijke vrouw in benarde omstandigheden roept de hulp in van een individu, een variatie op den Don Juan, die niet illeen in Parijs een zoo veelvuldig voorkomende verschijning geworden is, dat men zijn entree in de moraliteit, die het tooneel tenslotte ondanks alles tochis, reeds lang verwacht had. Géraldy bewijst echtef, dat men geen zede meester hoeft te zijn om n sociaal euvel in z'jn vollen omvang aan den toeschouwer duidelijk te maken. De knapheid van zijn zedenspel ligt juist in de natuurlijkheid, waarmee hij den homme de joie" beschrijft en hem, eenvoudig door er een zijner gevoeligste genuanceerde vrouwenrollen te genover téstellen, ook meteen ócarteert. De homme de joie" heeft in het Hollandsch vele benamingen, die zich niet zoozeer voor de openbaarheid van een net blad leenen. Welwillende medici houden ervan om oooirbare dingen altijd in een soort lat ij n te zeggen en zoo zou men hier kunnen spreken van den gigoio pro deo. Deze Henri Sergis is de man, die den volgenden morgen minder prettig gestemd is .tegen het meisje van den avond te voren, enkel -en alleen omdat zijn vrijwillig gekozen beroep hem dan reeds dwingt om prettig gestemd te zijn tegen het meisje, dat dien avond op het programma staat. Deze man, kalm, correct, zoo men wil karakterloos en altijd van te voren geblaseerd, wordt door Madeleine te hulp geroepen, omdat zij van zijn vakkennis en routine de redding van haar huwelijk verwacht, aangezien haar eigen man, aan wien Géraldy ove rigens niet veel sympathie verspeeld heeft, een blij vende behagenis geschept heeft in een niet al te deugdzame revue-artiste. Dat Madeleine nu van Henri Sergis niet alleen de bekwaamheid, maar ook de bereidwillig heid veronderstelt om onder de duiven van haar man te schieten en zoo een gekneusd huwelijk te repareeren, is eigenlijk de' grootste vernedering van den homme de joie"; een vernedering, die deze, met dat eigenaardige 'en soms onredelijk verfijnde eergevoel van alle dieven en zwendelaars, ook ter dege voelt. Dat hij tenslotte de opdracht" accepteert is echter aanvankelijk wel uit de dui delijk doorschemerende overweging, dat op deze wijze eens ook de naam van;Madeleine op zijn dagorder zal prijken: iets wat overigens niet gebeurt en waaraan deze lichtzimtig begonnen comedie haar delicaat en ietwat bitter slot dankt. Na het tweede bedrijf, dat een kleedkamer achter een niet al te grandioze revue voorstelt en waar men op fijn-gechargeerde wijze den homme de joie" op zijn eigen terrein ziet opereeren, komt immers vrij vlug de climax. In de revue-artiste heeft Henri Sergis een vroeger liefje herkend, tha^is onder een anderen naam tenminste zóó beroemd geworden, dat zij zich kan permitteeren, haar wraak te nemen op hem. die eens, een paar jaar geleden, van een al te vaak herhaald dinertje .opstond om sigaretten te koopen en eenvoudig niet terug te komen. Wraak in deze regionen dfer samenleving wordt met sterkere weerwraak beantwoord. In een scène, die tenslotte den homme de joie" het felst aan den kaak stelt, neemt hij het kleine, hongerige en aanhankelijke koristetje in plaats van de doorgewinterde revue-artiste, echter om haar met een wrange en verveelde geste in het volgende bedrijf, the day after the night before, ter zijde te schuiven. Het dramatisch onweer, dat komt opzetten, kondigt zich dan aan in de dubbele komst van de revue-artisfe en van Madeleine. De eerste, omdat zij in haar zwak getroffen is door Henri's wraak en zich tha$s formeel en met af zwering van Madeleine's echtgenoot als vriend komt aanbieden. De tweede, omdat.. . nu ja omdat in de leegheid van een vereenzaamde vrouw ten slotte ruimte gekomen is *yoor iemand, waarop Henri Sergis zou kunnen lijken om zijn charme, zijn onweerstaanbaarheid *n zijn ervaring. Er volgen dan groote scènes tusschen Madeleine en Henri Sergis. Hij weigert haar, omdat zijn soort liefde niet anders dan vluchtig en onnut kan zijn. Hij overwint zichzelf en geeft haar in een groot verdriet een betere illusie dan ooit uit een klein avontuur zou kunnen overblijven. Tenslotte heeft de aanvankelijke comedie zich geheel in de me lancholische tragedie verstrikt. Het dubbele spel in het laatste bedrijf, als Madeleine nauwelijks luisterend de valsche biecht van haar man te Aaf en Herman Bouber hooreii krijgt en, zonder aan hem te denken, over zijn hoofd streelt en zegt: Och laat het maar, het is .goed", wegloopt en in een hoek gaat uit huilen bij een afgebroken telefoon, over een paar vergeten handschoenen, waarover werd opgebeld, maar die zij voor geen geld van de wereld zou willen teruggeven. . . . dit spel, typisch Géraldy, en schoon zeker niet groot en niet zonder berekend effect, toch dankbaar in zijn alledaagsche waar achtigheid, moet voor een ras-actrice de rol zijn, waarop zij seizoenen lang tevergeefs kan wachten. Dit was het, twee jaar geleden, voor Huguette ex-Duflos in Parijs en dit werd het thans beter, zou ik zeggen, warmer en geloofwaardiger voor Pientje de la Mar, van wie ik mij een dergelijke grandioos, smartelijk en heftig bewogen en zich zoo ganschelijk gevende rol nog niet heb gezien. Inderdaad, lang is de plaats van Greetje Lobo. wier prachtigste rol tenslotte ook in een soortgelijk stuk van Géraldy was, opengebleven. Na een rol als deze Madeleine mag men weer hopen. Er zijn zelfs gebaren in, gebaren van een spontane, vol-uit levende vrouwelij kheid haar streelen van de deur, die zich achter Henri Sergis sloot, haar breken aan de zielige, doode telefoon die aan Greetje Lobo herinnerden. Maar de formidabele hartstocht in de groote scène voor de pauze, pleidooi en klacht tegelijk, was geheel en al Fientje de la Mar op haar allerbest, in haar volkschheid en haar te vaak niet tot uitbarsting komende innerlijke geladenheid. Er was nog een tweede verrassing op dezen avond: het kleine, sierlijk en warm geteekende koristetje van Didi Canivez, een schuwe vogel, die moest leeren vliegen, een teer en aanhankelijk meisje, dat met zeldzame zuiverheid ten voeten uit geteekend stond. Minny Erfmann was voorts wel aangewezen voor de keiharde rol van de revueartiste, die met veel bombarie en felheid van kleur gegeven werd. Jan van Ees had voortreffelijk dat bijna ongetroffen voortleven door zijn amitiés amoureuses" heen, een licht en geloofwaardig gehouden vertolking van den man der vlietende vreugden, die quasi niets doet en toch zijn zin krijgt, en tenslotte was er knap typewerk van Dirk Verbeek als de man, die er bij hing en van Johan Kaart als een schoonvader, oud, eerbied waardig, bezield en bezorgd als een kop van Paderewski. De tweede geslaagde première was in den Plan tageschouwburg, waar Bouber eindelijk weer eens den juisten Amsterdamschen volkstoon te treffen wist met een wat langzaam en zwaar, maar vol van spanning en drift geschreven spel De Commensaal", een stuk, waarin men een voor Bouber's doen zeer kunstig uitgeschreven psychologie van een Enoch Arden-conflict ontleed vindt en dat krachtig vertolkt werd door Bouber zelf, wiens zwakke kroegbaas geen echte vent, maar een af en toe driftig voor zichzelf opkomende tobber het hoogtepunt van den avond was. Naast hem, sterk in het fraaie coloriet van den aanvang, maar zwakker tegen het toch fijner geschreven slot. Aaf Bouber als een hartelijke volksvrouw, Andr van Dijk in een vast gespeelde rol van den uit Amerika als commensaal in het huis terugkeerenden eersten man, en Jan van Dommelen en Piet ITrban als recht en forsch naar het leven geteekende Amsterdamsche volkstypen. ,f.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl