Historisch Archief 1877-1940
Dramatische kroniek
Henrik Scholte
v ,
, u
*
>*
Fientje-de la Mar en Dirk Verbeek
Verrassingen in Juli
Zonderling dat men op den avond van den
eersten Juli, toen niet minder dan vier spiksplin
ternieuwe premières en in vier andere theaters
een kwartet van reprises aan een omgekeerd
seizoen deden gelooven, toen Oor Ruys zomersene
gekheid maakte met verwisselde baby's in een
stukje, dat den duidelijken titel ,,Oh Kleuter,
mijn Kleuter" droeg, en op het Ijeidsche plein
weer eens een nieuwe Duitsche noodformatie
onder Amsterdamsen peil begon .te werken, daar
naast twee stukken kon zien in vertooningen, die
zelfs midden in den winter een eersterangssucces
verdienden, dat zij nu misschien niet ten volle
krijgen.
Het gaat hierbij vooral om de première bij ,,Het
Nieuwe Tooneel" (voor menschen, die titelblind
geworden mochten zijn: dit is de combinatie
Fientje <Je la Mar Jan van Ees Johan Kaart),
waar onder den aardigen naam van ,,De Man die
niet neen kon zeggen" eindelijk eens Paul Géraldy's
Homme de Joie" in ons land geïntroduceerd
werd. Stellig, het stuk is geen klassiek meesterwerk
en van Paul Géraldy verwacht men ook niet, dat
hij zijn tijd met generaties zal overleven. Maar
van hem, den geroutineerden en fijngevoeligen
mode-moralist, den chroniqueur van hedendaagsche
zeden, die hij te kijk stelt zonder ze al te zwaar
en al te verontwaardigd te oordeelen, is dit in de
beproefde combinatie met Robert Spitzer geschre
ven werk een der rijkste, een der scherpst-geziene
en een der meest gemotiveerde comedies. Een
comedie is het trouwens alleen in het begin, als
tusschen een man en een vrouw, die niet door den
band des echts verbonden zijn, maar juist daarom
niet zonder onverholen sympathie op elkaar in
werken, een conversatie ontsponnen wordt, zoo
badineerend, zoo elegant onfatsoenlijk, dat aan
vankelijk het boulevard-nihilisme hoogtij schijnt
te zullen vieren.
Verre van dien echter. De aanloop is het eenige
ongewone in het stuk, het' eenige avontuur. Een
fatsoenlijke vrouw in benarde omstandigheden
roept de hulp in van een individu, een variatie
op den Don Juan, die niet illeen in Parijs een zoo
veelvuldig voorkomende verschijning geworden is,
dat men zijn entree in de moraliteit, die het tooneel
tenslotte ondanks alles tochis, reeds lang verwacht
had. Géraldy bewijst echtef, dat men geen zede
meester hoeft te zijn om n sociaal euvel in z'jn
vollen omvang aan den toeschouwer duidelijk te
maken. De knapheid van zijn zedenspel ligt juist
in de natuurlijkheid, waarmee hij den homme de
joie" beschrijft en hem, eenvoudig door er een
zijner gevoeligste genuanceerde vrouwenrollen te
genover téstellen, ook meteen ócarteert.
De homme de joie" heeft in het Hollandsch
vele benamingen, die zich niet zoozeer voor de
openbaarheid van een net blad leenen. Welwillende
medici houden ervan om oooirbare dingen altijd
in een soort lat ij n te zeggen en zoo zou men hier
kunnen spreken van den gigoio pro deo. Deze
Henri Sergis is de man, die den volgenden morgen
minder prettig gestemd is .tegen het meisje van
den avond te voren, enkel -en alleen omdat zijn
vrijwillig gekozen beroep hem dan reeds dwingt
om prettig gestemd te zijn tegen het meisje, dat
dien avond op het programma staat. Deze man,
kalm, correct, zoo men wil karakterloos en altijd
van te voren geblaseerd, wordt door Madeleine
te hulp geroepen, omdat zij van zijn vakkennis en
routine de redding van haar huwelijk verwacht,
aangezien haar eigen man, aan wien Géraldy ove
rigens niet veel sympathie verspeeld heeft, een blij
vende behagenis geschept heeft in een niet al te
deugdzame revue-artiste.
Dat Madeleine nu van Henri Sergis niet
alleen de bekwaamheid, maar ook de bereidwillig
heid veronderstelt om onder de duiven van haar
man te schieten en zoo een gekneusd huwelijk te
repareeren, is eigenlijk de' grootste vernedering
van den homme de joie"; een vernedering, die
deze, met dat eigenaardige 'en soms onredelijk
verfijnde eergevoel van alle dieven en zwendelaars,
ook ter dege voelt. Dat hij tenslotte de opdracht"
accepteert is echter aanvankelijk wel uit de dui
delijk doorschemerende overweging, dat op deze
wijze eens ook de naam van;Madeleine op zijn
dagorder zal prijken: iets wat overigens niet gebeurt
en waaraan deze lichtzimtig begonnen comedie
haar delicaat en ietwat bitter slot dankt. Na het
tweede bedrijf, dat een kleedkamer achter een
niet al te grandioze revue voorstelt en waar men
op fijn-gechargeerde wijze den homme de joie"
op zijn eigen terrein ziet opereeren, komt immers
vrij vlug de climax.
In de revue-artiste heeft Henri Sergis een
vroeger liefje herkend, tha^is onder een anderen
naam tenminste zóó beroemd geworden, dat zij
zich kan permitteeren, haar wraak te nemen op
hem. die eens, een paar jaar geleden, van een al
te vaak herhaald dinertje .opstond om sigaretten
te koopen en eenvoudig niet terug te komen.
Wraak in deze regionen dfer samenleving wordt
met sterkere weerwraak beantwoord. In een
scène, die tenslotte den homme de joie" het
felst aan den kaak stelt, neemt hij het kleine,
hongerige en aanhankelijke koristetje in plaats van
de doorgewinterde revue-artiste, echter om haar
met een wrange en verveelde geste in het volgende
bedrijf, the day after the night before, ter zijde
te schuiven. Het dramatisch onweer, dat komt
opzetten, kondigt zich dan aan in de dubbele
komst van de revue-artisfe en van Madeleine.
De eerste, omdat zij in haar zwak getroffen is door
Henri's wraak en zich tha$s formeel en met af
zwering van Madeleine's echtgenoot als vriend
komt aanbieden. De tweede, omdat.. . nu ja omdat
in de leegheid van een vereenzaamde vrouw ten
slotte ruimte gekomen is *yoor iemand, waarop
Henri Sergis zou kunnen lijken om zijn charme,
zijn onweerstaanbaarheid *n zijn ervaring. Er
volgen dan groote scènes tusschen Madeleine en
Henri Sergis. Hij weigert haar, omdat zijn soort
liefde niet anders dan vluchtig en onnut kan zijn.
Hij overwint zichzelf en geeft haar in een groot
verdriet een betere illusie dan ooit uit een klein
avontuur zou kunnen overblijven. Tenslotte heeft
de aanvankelijke comedie zich geheel in de me
lancholische tragedie verstrikt. Het dubbele spel
in het laatste bedrijf, als Madeleine nauwelijks
luisterend de valsche biecht van haar man te
Aaf en Herman Bouber
hooreii krijgt en, zonder aan hem te denken,
over zijn hoofd streelt en zegt: Och laat het maar,
het is .goed", wegloopt en in een hoek gaat uit
huilen bij een afgebroken telefoon, over een paar
vergeten handschoenen, waarover werd opgebeld,
maar die zij voor geen geld van de wereld zou
willen teruggeven. . . . dit spel, typisch Géraldy,
en schoon zeker niet groot en niet zonder berekend
effect, toch dankbaar in zijn alledaagsche waar
achtigheid, moet voor een ras-actrice de rol zijn,
waarop zij seizoenen lang tevergeefs kan wachten.
Dit was het, twee jaar geleden, voor Huguette
ex-Duflos in Parijs en dit werd het thans beter,
zou ik zeggen, warmer en geloofwaardiger voor
Pientje de la Mar, van wie ik mij een dergelijke
grandioos, smartelijk en heftig bewogen en zich
zoo ganschelijk gevende rol nog niet heb gezien.
Inderdaad, lang is de plaats van Greetje Lobo.
wier prachtigste rol tenslotte ook in een soortgelijk
stuk van Géraldy was, opengebleven. Na een rol
als deze Madeleine mag men weer hopen. Er zijn
zelfs gebaren in, gebaren van een spontane, vol-uit
levende vrouwelij kheid haar streelen van de deur,
die zich achter Henri Sergis sloot, haar breken
aan de zielige, doode telefoon die aan Greetje
Lobo herinnerden. Maar de formidabele hartstocht
in de groote scène voor de pauze, pleidooi en
klacht tegelijk, was geheel en al Fientje de la Mar
op haar allerbest, in haar volkschheid en haar
te vaak niet tot uitbarsting komende innerlijke
geladenheid.
Er was nog een tweede verrassing op dezen
avond: het kleine, sierlijk en warm geteekende
koristetje van Didi Canivez, een schuwe vogel,
die moest leeren vliegen, een teer en aanhankelijk
meisje, dat met zeldzame zuiverheid ten voeten
uit geteekend stond. Minny Erfmann was voorts
wel aangewezen voor de keiharde rol van de
revueartiste, die met veel bombarie en felheid van kleur
gegeven werd. Jan van Ees had voortreffelijk dat
bijna ongetroffen voortleven door zijn amitiés
amoureuses" heen, een licht en geloofwaardig
gehouden vertolking van den man der vlietende
vreugden, die quasi niets doet en toch zijn zin
krijgt, en tenslotte was er knap typewerk van
Dirk Verbeek als de man, die er bij hing en van
Johan Kaart als een schoonvader, oud, eerbied
waardig, bezield en bezorgd als een kop van
Paderewski.
De tweede geslaagde première was in den Plan
tageschouwburg, waar Bouber eindelijk weer eens
den juisten Amsterdamschen volkstoon te treffen
wist met een wat langzaam en zwaar, maar vol
van spanning en drift geschreven spel De
Commensaal", een stuk, waarin men een voor Bouber's
doen zeer kunstig uitgeschreven psychologie van
een Enoch Arden-conflict ontleed vindt en dat
krachtig vertolkt werd door Bouber zelf, wiens
zwakke kroegbaas geen echte vent, maar een
af en toe driftig voor zichzelf opkomende tobber
het hoogtepunt van den avond was. Naast hem,
sterk in het fraaie coloriet van den aanvang, maar
zwakker tegen het toch fijner geschreven slot.
Aaf Bouber als een hartelijke volksvrouw, Andr
van Dijk in een vast gespeelde rol van den uit
Amerika als commensaal in het huis terugkeerenden
eersten man, en Jan van Dommelen en Piet ITrban
als recht en forsch naar het leven geteekende
Amsterdamsche volkstypen.
,f.