De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 15 juli pagina 7

15 juli 1933 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2928 De Groene Amsterdammer van 15 Juli 1933 V B&r r Wetenschappelijke varia Correcties van diepboringen Dr. P. van Olst Links: apparaat voor het constdteeren en meten der boorrichtingsafwijking. Rechts: richtkeg" voor het corrigeeren van een scheevq boring. Eenigen tijd geleden schreef ik over het scheef gaan van diepboringen en het belang voor de resultaten der boringen, dat er gelegen was in het constateeren der scheefheid en in het corrigeeren der scheefheid, waardoor de boorrichting weer verticaal kon worden gemaakt. Door een mijner lezers, die nauw betrokken is bij petroleumboringen, werd ik attent gemaakt op twee patenten op dit gebied, van de hand van Ir. A. J. H. Straatman, werkzaam bij de Bataafsche Petr. Mij. Met dankbaarheid maak ik van de gegevens gebruik om deze belangrijke zaak nog eens ter sprake te brengen, immers: Am Erdöl hangt, Nach Erdöl drangt, Doch Alles, ach wir Armen !" (vrij naar Goethe !} Het eerstbedoelde dezer patenten is een toestel dat voor het constateeren van een mogelijke af wijking uit de verticale richting dient en dat veel fijner werkt dan de Zuurflesch"; men herinnert zich deze laatste wel als een glasflesch, ten deele gevuld met fluuoiwaterstpf, die men in het boorgat laat zakken. Is het gat schuin, dan staat de flesch ook schuin en de vloeistof, die glas aantast, etst een deel van den binnenwand, welk deel anders 'Böi'èn de vloeistof lijgt. Na 't ophalen kan men dit dus zien en de schuinheid en mate van schuinheid constateeren. Men heeft minder grove instrumenten waarbij bv. een slinger zich in de bufs bevindt. Staat de boorbuis verticaal dan hangt de slinger in de lengteas; staat de boorbuis scheef dan is het slingergewicht dichter bij een der buiswanden, wat photografisch vast te leggen is. Of men laat een luchtbel-waterpas zakken en controleert na het op halen hoe de photografisch vastgelegde afwijking in stand van de luchtbel was. Bij sterke afwijkingen van de verticale richting zijn deze toestellen gauw uitgepraat. Immers als de slinger de buiswand aanraakt bij zekere schuinheid, kan men geen grootere schuinheid meer meten. Vandaar het nieuwe patent, dat grootere afwijkingen ook nog kan doen constateeren. Uiterst geschematiseerd heb ik deze vinding weergegeven in de linkerfiguur. De cylinder CO draagt, op het midden van zijn bodem bevestigd, een dunne veerkrachtige, lange staaf S waaromheen bij G een zwaar gewicht bevestigd is. Daarboven loopt de staaf nog een flink eind docr en eindigt met een kleinen platten knop p, die onmid dellijk onder een stel kruisstraten ab en cd zich bevindt, die op een ring in de buis zijn gespannen. Daarboven is een lens L bevestigd, die een beeld van dezen knop p maakt in het vlak P, waar men zich een gevoelige film kan denken. Voor de ver lichting van kruisdraden en knop dient een (niet in de figuur geteekende) kring van kleine electrische lampjes even boven de kruisdraden aan gebracht tegen de buisbinnenwand. Zoolang de cylinder verticaal staat bevindt zich de knop p precies onder het kruispunt der kruis draden. Zoodra de cylinder echter scheef gaat staan doet het gewicht de staaf S buigen naar den lagen kant der helling en het gevolg is dat de knop p niet meer achter de kruisdraden zit maar af wijkt naar de buiswand, naar de stand q. Hoe sterker helling, hoe grooter afwijking van p. Photografeert men dan met het apparaat, dan zal men op de foto uit den stand van p ten opzichte der kruisdraden de schuinheid van den cylinder kunnen bepalen, als men tenminste vooraf het toestel, geijkt" heeft door te 'constateeren hoe ver het midden van den kïiop afwijkt bij bepaalde hellingen van den cylinder. Daar de staaf S lang is, zal bij buiging het midden van den knop p niet zoo heel vér beneden het kruisdraadvlak komen te liggen, d.w.z. dat de scherpte van het beeld dat de lens Ij ervan maakt slechts weinig ver mindert. * * * Het gebruik bij de boringscontrole is nu zeker wel begrijpelijk. Men laat de cylinder in het boorgat zakken en op iedere gewenschte diepte kan men de gloeilampjes momenteel aansteken, zoodat er een foto gemaakt wordt van den knopstand en de kruisdraden. Deze foto, later ontwik keld, wordt onder de microscoop nagemeten zoodat men zeer nauwkeurig de mate van afwijking van het boorgat uit de verticale richting bepalen kan, maar bovendien met behulp van een vast punt" op den kruisdraad-ring de richting der afwijking, als men gezorgd heeft vooruit den stand van het vaste punt der kruisdraadring te leeren kennen ten opzichte van de stang, waaraan men het toestel laat zakken. Eventueele hinderlijke schommelingen die de gebogen staaf S zou willen uitvoeren bij het buigen worden gedempt" door de omgevende ruimte tot het gewicht G met olie te vullen. Is met dit toestel de afwijking gec onstat eerd en gemeten dan moet het boorgat weer in de goede verticale richting gebracht worden. Hiervoor dient het tweede patent van Ir. Straatman. Binnenin de eigenlijke boorbuis laat men een iets nauwere buis zakken, die aah ;zijn uiteinden een ,;richtkeg" draagt. Hiervan moet de rechterfiguur eenig idee geven, waar de lengtedoorsnede van de boorbuis bb geteekend is. Daarbinnen ligt dan> de nauwere buis a a, waarvan 'het onderste einde wigvormig (wig = keg) verdikt is volgens ac. Heeft men dit toestel aangebracht dan kan men een boorbeitel erbinnen in werking stellen, die door dit wigyprmige stuk gedwongen wordt enigermate van richting te veranderen van ef naar fg. Desgewenscht kan men dit proces net zoo vaak herhalen tot de verticale richting weer bereikt is. * * * De moeilijkheid is de keg zóó de plaatsen dat de boorrichting verbeterd wordt en niet juist ver ergerd wordt. D.w.z. de keg moet aan dien kant zitten, waarheen het boorgat afwijkt. Vooraf wordt de juiste stand van de rïchtkeg gecontroleerd op een eenvoudige wijze. Bovenin de keg is een stuk geschroefd, dat van boven'twee uitstekende punten draagt, de eene met driehoekige punt, de andere met vierhoekige punt. Het vlak door deze punten valt samen met het symmetrievlak van de keg; de vierkante punt ligt aan den kegkant. Is de keg beneden aangekomen dan laat men het apparaat dat de scheefheid meten moet (dus b.v. de zuurflesch, of het bovenbeschreven apparaat) er boven op zakken; onderaan dit apparaat zit een looden N.V.ARNHEMSCHE HYPOTHEEKBANK 41/, pCt. Pandbrieven a 99 pCt. Directie: Mr. S. J. VAN ZIJST - Mr. J. F. VERSTEEVEN Wél: het meer Flevo"! De heer Zaalberg vertelt ons niet zonder eenigen ophef: 1. dat de schikking het meer Flevo niet deugt; 2. dat het woord Flevo koeterwaalsch is, Beide bestrijd ik hem, en dat kan weinig moeite kosten. Bij zijn eerste punt zegt hij: ,,De constructie het meer Flevo" is onnederlandsch. De Engelschman spreekt van the river Thames", maar wij zeggen niet: ,,We . zijn na onze beklimming van den berg Matterhorn de rivier den Rijn. afgevaren tot de stad Arnhem en toen nog "wat in de provincie Gelderland gebleven". Ik wrijf hier mijn opgen uit. Wat is hier onnederlandsch? De provincie Gelderland? de stad Arnhem? de rivier de Rijn? Zijn we dwaas? Of mag ik het raadseltje, dat de heer Z. opgeeft, oplossen in dezen zin, dat het de berg Matterhorn is, die zijn parmantigheid prikkelt? Komaan. Gaf Mozës niet zijn wetgeving op den berg Sinai; en doodde Elia niet de Baaipriesters op den berg Karmel; en leverde De Ruyter niet zijn l&atstën scheepsstrijd in het gezicht van den berg Elna Zoo onwraakbaar Nederlandsch als de de con structie de bery Sinai is de constructie het yneer Flevo. De heer Zaalberg, die mijn boekje Taalschut kent, bestudeere daarin nader bladz. 18-1H, en worde wijs. Flevo is de Latijnsche spelling van een Germaansch woord, en daarom zal volgens den heer Zaalberg de v ongeveer als een w bedoeld" zijn. Waarschijnlijk bedoelt de heer Z. met dat bedoeld zijn van die letter v", dat hij de spelling en de uitspraak Flewo nog niet zoo mal zou vinden. Als ik nog den leeftijd had, dat ik met goed fatsoen kachel mocht wezen, zou ik aan het lallen gaan over Batawen en Batawieren, over Merowingen en Clowis en de Wandalen. Dat zijn immers ook Germaaiische woorden in een Latijnsche spelling met een V, en het is heel ongepeimitteerd, dat wij ze in ons Nederlandsch, als we nuchter zijn, ook met een v verkoeterwalen. Hun v was toch ook ongeveer als een w ..bedoeld." Stond het mij nog vrij, een stuk in te hebben, ik zou den heer Z. uitnoodigen de uitspraak der Latijnsche woorden met een v evenzeer in een w te veranderen, bijv. Die wenter, kort geleden nog een wagebond, woont nu in een willa, en ze hebben hem een stradiuariusuiool aangesmeerd. Ik kreeg wis dan ook den smaak te pakken van de uit spraak van dat Joodsche mannetje, die aan een toer vroeg, of hij ,,ewentjes ower dat haweneeld mocht loopen." Maar eenmaal over mijn katterigheid heen, zou ik den heer Z. wel willen vragen: ..Xoemt gij stuw een spellingsuitspraak? Dus gij zegt.sht? Heelemaal afgebeten, zonder het minste bijklankje van een w? Maar zoo'n uitspraak is allerplatst stadshollandsch. O, wat een rue man om daar die schadurijke boom om te honen: smijt di wiolenfeling j/rfi/ in het meer de Fitwo ! Het had heelemaal geen nut zulke opmerkingen te maken, indien de heer Zaalberg zich niet ver beeld had, dat het nederlandsch eenig nut heeft van bedotteri'. Cli. F. HAJE bodem. Het lood is zoo week dat de veime'de punten erin drukken. Haalt men het meetapparaat weer op, dan ziet men op den bodem deze afdrukken en kan uit den stand van den driehoékigen en vierhoekigen afdruk en de gegevens ; van het meetapparaat zelf gemakkelijk afleiden of de keg goed staat of dat men eerst de keg nog iets moet draaien eer men met de corrigeerende boring kan beginnen. Voordat men [met boren verder gaat wordt dan eerst het op de keg ge schroefde stuk met de twee punten erafgeschroefd met een langen schroevendraaier, iets wat op groote diepte een reuzenprestatie lijkt maar tot de tech nische mogelijkheden behoort, en alleen zooals natuurlijk het geheele proces, handigheid, oefening en geduld eischt. * Tf

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl