Historisch Archief 1877-1940
Rte .»
Dajakvrouw met sierlijk hoedje^
oorhangers en halsketting
Dat Borneo's binnenland bewoond
wordt door Dajaks, is bekend. Dafc
die menschen niet wreed zijn, niet
bloeddorstig, maar vriendelijk en ge
moedelijk, tal van sympathieke eigen
schappen bezitten, is minder bekend.
Dat de naam Dajak in de ooren der
menschen een onaangena.men klank
heeft en ze zich zelf altijd aanduiden
met den naam van hun stam, b.v.
Bahau, Siang, Kenja, Kajan, enz.
weet men in 't algemeen evenmin.
Dat er onder de Dajaks nog menschen
voorkomen, die uitsluitend leven van
't geen het bosch oplevert: sago,
vruchten, varkens, herten, enz., die
geen vaste woonplaats hebben en dat
die menschen ,.Poenans" worden
ge
Een hut in het bosch
ONBEKENDE VOLKSST
Dajak-stammen die niet Wr?
noemd, is al evenmin tot de bewoners
van ons land doorgedrongen. Ik heb
het groote voorrecht gehad met die
stammen kennis te maken, hoewel
het diepe binnenland van Borneo
niet gemakkelijk te bereiken is. ten
minste Apo-Kajan niet. In Apo-Kajan
is een klein garnizoen gevestigd:
L.ongnawang heet die militaire post. 't Is
ook de zetel van het bestuur. De
kapitein-commandant is tevens be
stuursambtenaar. Hij wordt bijgestaan
door een l sten luitenant en voert h et
bevel over een (i-tal onderofficieren
en ± J5 korporaals en manschappep.
Tevens is er een arts gevestigd, die
off. van gezondheid is en de
hygienische-medische belangen der + 20.000
bewoners van 't heele gebied (zoo
groot als drie onzer provincies) be
hartigt.
Aangezien de streek niets anders
oplevert clan rijst. moet alles:
petroleum, lampen, benzine, kleeren,
melk, suiker, zout, spijkers, lucifers,
tabak, garen, sokken, naalden, kortom
alles wat men in Indii' overal in
Chineesche en andere winkels kan
koopen, worden ingevoerd. Wie dit nog
nooit heett meegemaakt, kan zich
heel moeilijk indenken hoe onbeholpen
men zich voelt, hoe onzeker als men
't elk oogenblik van den dag weer
ondervindt: liier is mV/s te koop ! De
post komt zeer ongeregeld. De om
standigheden brengen dit mee: eens
per maand vertrekken er van de kust
plaats Tandjongseilor eenige
prauwen, waarin alles wat noodig is wordt
meegevoerd. De Kajanrivier vormt de
verbindingsweg. En die weg is geen
Rijn of Maas, waarin allo obstakels
zijn opgeruimd, maar een rivier met
40 of meer stroomversnellingen,
waarvan een 20-tal zeer zware, die
heel moeilijk gepasseerd kunnen' wor
den. Verder vertoont de Kajan de
eigenaardigheid der Eorneosche ri
vieren, dat ze grillig zijn, in hooge mate.
Herhaaldelijk kunnen de prauwen
niet stroomopwaarts varen, omdat de
waterstand dit niet toelaat. Weken
vaart men door onbewoonde streken.
Het voedsel, dat op den wekenlangen
tocht moet worden gebruikt, neemt
men aan den kant der rivier in 't
boso'h. Met het oog op de steeds
plotseling opkomende bandjirs, zoekt
men een bivakplaatsje uit. zoo hoog',
dat men niet verrast kan worden door
het stijgende water. Dit vinden van
een geschikte plaats is niet eenvoudig,
omdat de bergen, links en rechts van
de rivier, steil oploopen. En men kan
de prauwen maar niet overal vast
maken, want steeds bestaat de kans,
dat ze door een bandjir worden los
gerukt. De prauwen moeten, als de
ligplaats gevaar oplevert, worden ge
lost. En het naar boven brengen der
soms zware colli (ik had op mijn reis
kisten, die twee man met moeite
konden verplaatsen) is geen gemakke
lijk werk! liet komt voor, dat men
dagen, ja weken, door de bandjir ge
dwongen wordt te blijven liggen
waar men ligt ! En dat is heelemaal
geen pretje ! Persoonlijk heb ik op
mijn reis geluk gehad: ze heeft slechts
44 dagen geduurd. Het transport,
dat na mij kwam. had ei' 7(i dagen
Vredelievende Bew
over gedaan: 15 volle lange dagen
had het ergens in de rimboe, verrast
door een hooge bandjir. in 't bosch
moeten blijven liggen ! Op andere
plaatsen ook weer. maar niet zóó
lang. Niettegenstaande al die be
zwaren, heeft de reis toch haar eigen
aardige bekoring en denkt niet alleen
ieder, die ze heeft gemaakt, er met
genoegen aan terug, maar verlangt
hij naar herhaling. De groote charme
van de rimboe is de rust, die men
nergens elders vindt, vooral niet
teH. F. T
Vrouw met versierselen
genwoordig. nu overal in de wereld
onrust heerscht en onzekerheid .'
In die rustige omgeving wonen de
Kenja's en de Kaja,n-stammen van.
Apo-Kajan. Komen deze door de
aanwezigheid van het gariiizoentje te
1-iongnawang een weinig in aanraking
met de overige wereld, met de I'oenans.
die in de bosschen zwerven, is dit
in nog veel mindere mate het geval.
Een paar keer per jaar komt
dokter van Longnawang bij ze. Mee
al weten de be
woners der
kampongs in de buurt,
met wie ze ruil
handel d r ij v e n,
waar ze op een
zeker oogenblik
..huizen". Ik trof
het op mijn reis,
dat de arts, de heer
H. de l'ooij, die
Poenansal een paar
keer had bezocht,
hun ve7'trouwen
had gewonnen en
dat ik hem op zijn
tournee kon verge
zellen. Op die
tezoeken heb ik. zoo
veel ik kon, foto's
gemaakt, waarvan
ik hier eenige ged',
die aansluiten o/J
de volgende korte
beschrijving.
De Poenans bou
wen hun hutjes op den kam v
een heuvel. Die hutjes (zie fot>
onderaan rechts en links) besta
uit een schuingeplaatst dakje, j
maakt van takken en blaren, v as
gebonden met rottan. afgeschut dt
boombast. Boombast wordt ook 5
bruikt voor kleeren en at' en t
worden er .prauwtjes van gef. H
om een rivier over te steken. Vi
en om de hutjes plaatsen ze takk
met bladeren (zie foto onderaan linl
waardoor ze zoo gecamoufleerd wc
den. dat men die hutjes op kort
afstand niet ziet. Dit is een veil
heidsmaatregel tegen den koppi
sneuenden vijand, een maatregel <
thans zijn reden van bestaan go<
deels heeft verloren. Naa.r de ,.wonin
leiden ingekapte boorust&mnietjes (
foto in het midden, waar een Poen
vlak voor de ,,deur" van zijn h
staat, als een sehildwccl.t op i o&
Op zoo'n heuvelkam staan 20 a
hutjes, onderling weer door deri
lijke trap
jes en
vond e r t j e s WapeUS V
verbonden.
't Is \ oor
e e n g
e
schoeideriVlechtwerk ian Pcenans