De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 22 juli pagina 7

22 juli 1933 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2929 De Groene Amsterdammer van 22 Juli 1933 it de Natuur. Keien zoeken Dr. Jac. P. Thijsse L. B. Bos, Geologie voor Natuurvrienden. 224 pag. met ruim, 100 foto's en penteekeninyen. Amersfoort, S. W. Melchior. Hoe dikwijls heb_ik al hooren zeggen: als we in onze jeugd die of die boekjes hadden gehad, wat zouden we dan meer van het leven hebben kunnen genieten!" Ik wil dien klachtwensch hier nog eens herhalen. Wat zou ik genoten hebben wanneer ik vijfenvijftig jaar geleden dit boek van Bos tot mijn beschikking had gehad. In de bespreking van Faber's Geologie van Nederland heb ik er op gewezen, dat veel jongelui voor steenen en versteeningen al minstens even veel belangstelling hebben als voor vogels, vlinders en bloemen. Voor sommigen komt hierbij misschien de omstandigheid in aanmerking, dat een steenen verzameling veel gemakkelijker te formeeren en te beheeren is dan een herbarium of een insecten collectie. Maar voorop staat toch wel de bekoring van het zwerven over de heiden, de liefde voor den ijstijd, diéwellicht van zooveel beteekenis is geweest voor onze ontwikkeling, het besef van de wordingsgeschiedenis van de aarde en de voort schrijdende ontwikkeling van het leven. Inderdaad, de steenen spreken. ^ Men zegt wel eens: ,,alle begin is moei lijk." Maar iedere schoolmeester weet. dat het er juist op aan komt om alle begin gemakkelijk te maken. En de heer Bos, hoofd der school te Noordbergum, is daar volkomen in geslaagd. Ieder tweedejaars lyceist, iedere einddiplomist MTJLO, kan, zonder eenige verdere hulp dan gezond verstand en een hamer (mente etmalleo), met dit boek zijn weg vinden naar de zwerfsteenen van Nederland en een flinken. stevigen eersten stap doen voor verdere geologische studie. Daarom behoeft hij nog geen mijn-ingenieur te worden, maar hij verhoogt zijn vreugd aan de wereld en zijn geschiktheid om te reizen in de heer lijke berglanden, die helaas nog doorkruist worden door duizenden en duizenden zonder eenig begrip van hun diepe en hooge beteekenis. De groote verdienste van het boek ligt niet alleen in zijn oordeelkundige samenstelling en de eenvoudige duidelijke en boeiende taal, maar ook in de voortreffelijke illustratie. Hierbij mogen we ook den uit gever gedenken, die zorgde voor het allerbeste papier, waardoor autotypieën zoo volmaakt tot hun recht komen, alsof het echte foto's zijn. Ze zijn niet minder dan het eveneens be wonderenswaardige werk van P. v. d. Lyn in De Levende Natuur. Van der Lyn (ook een school meester) gaf ons eenige jaren geleden zijn Keienboek", dat alweer iets uitgebreider is dan Bos' Geologie, en ook al menigen beginner met profijt op stap heeft geholpen. Het is een groot geluk, dat PERZISCHE N l E U W E ZENDING KLEEDJES 75x125 cM. R. 14.SCHIRAZ HAMADAN XNDER ZONEN de fotografie en de reproductietechniek zoo'n hooge vlucht hebben genomen. Vroeger meenden we, dat een boek over steenen-studie het niet zou kunnen stellen zonder gekleurde platen, maar dat weten wij thans ook alweer beter. ? De keienzoeker kan thans profiteeren van den ongunst der tijden. Nimmer is er in" onze woeste gronden zoo druk gewroet, geploegd, gespit, ge graven als thans, vooral in Drente en het Oosten van Friesland, maar ook op de Veluwe en in Brabant. Het Staatsboschbeheer heeft de goede gewoonte om de keien, die bij het spitten voor den dag komen in lange stapels neer te leggen langs de nieuwe boschwegen en daar kunt ge dan uw hart ophalen aan allerlei moois en met Bos bij de hand spreekt ge dan binnenkort niet alleen over gra nieten (waar iedereen wel eens van heeft ge hoord) maar ook over syeniet, pegmatiet, dioriet en melafier of het nog al weerbarstig klinkende gabbro. En dat zijn dan geen leege klanken, maar je hebt de stukken er bij en je krijgt al grooter Tcermalyngraniet tan Eergurrerkeide en grooter vreugde aan al de kleuren en glanzen en structuurfiguurtjes. En al heel gauw schiften we de noordelijke zwerfsteenen, die het ,,landijs" ons bracht van de zuidelijke, die eens door de zeer wilde wateren van Hij n en Maas herwaarts zijn gerold. Niet lang duurt het, of we vinden ook onzen eersten steen met fossielen er in, hetzij schelp of zeeëgel, of klein gedoe van bryozooën en radiolariën. Laat ons maar flink verzamelen en goed a.anteekening houden van plaats en ligging der vondsten, want gaandeweg komt toch het meerendeel van onze woeste gronden onder cultuur en dan wordt de gelegenheid tot studie al meer en meer beperkt. Gelukkig is er reeds veel in veilige haven gebracht. * * * lïet was een goede gedachte om aan het eind van het boek een overzicht te geven van de peologische musea in Nederland en van de voornaamste particuliere verzamelingen. Dit overzicht is sa mengesteld door den heer J. B. Bernink van Denekamp. Ik moet even een paar alinea's overschrijven uit de inleiding tot dit overzicht: ,,IIet is niet te ontkennen, dat na ll'eimans de eerste artikelen over geologie in De Levende Natuur eri zijn boekje een a.b.c. voor beginners" uitgaf, er veel keien gezocht zijn in Nederland, gezocht door jong en oud. Bij dit steenen zoeken valt op te merken, dat het veel meer gebeurt door leeken, dan door beroeps-geologen. . . . Een gevolg hiervan is, dat er bij de liefhebbers meer en mooier materiaal te vinden is, dan in de geologische musea". Nu is het geen wonder, dat de leeken meer vinden dan de beroeps-geologen, want ze zijn meer iri aafital en ze hebben in den regel meer Nieuwe uitgaven Cabaret der Plaatsvervangers, door Sieg/ried ~E. van Praag. Amsterdam, Allert de Lange. Nog niet langen tijd geleden heb ik aan van Praag's oeuvre eenige vriendelijke woorden mogen wijden. ]k had toen ook de gelegenheid te zeggen, dat het mij leed doet dat zijn talent tegen het geniale aan ligt en niet over de, slechts innerlijk voelbare en niet te definieeren, grens tusschen het goede en het groote hénkomt. Of deze juist bij zulk een merkwaardig-fijn talent des te pijnlijker positie te wijten is aan het feit dat van Praag te veel schrijft, kan ik niet uitmaken. Ook dit Cabaret der Plaatsvervangers behoort tot de uitnemende uitzonderingen der Nederlandsche boeken-productie. In de eerste plaats naar zijn hoedanigheid en verder naar zijn sfeer, die anders is dan die der andere ..Joodsche" boeken. Querido, Ileyermans, Goudsmit en van Campen om de meest kenmerkenden van die letterkunde te noemen heb ben de allergeringsten van het Ghotto-jodendom be schreven. De allergeringsten naar hun maatschap pelijke plaats en ni?,r hun positie in het jodendom. In beiderlei zin zijn hun Joden nietswaardig. Kleine menschen, goed of kwaad, teeder of hard a's de anderen en in Joodschen zin arme of rijke, domme of intelligente non-valeurs. Van Praag ziet zijn subjecten in ruimer verband. In h^n spiegelt zich de ziel van het wereld-jodendom in zijn verscheurdheid en zijn zweven-in-het-oneindige, ont worteld van. algemeen-menschelijke en ook Jood sche basis. Is het bij de anderen menschelijke tragedie van Joden. Van Praag ziet de Joodsche smart van Joden. De verklaring daarvoor is gemakkelijk te vinden. Heyermans en de Querido's, Goudsmit en Van Campen waren en zijn zelre in Joodschen zin niets-waardigen; Van Praag heeft den band met zijn volk hervonden, hij belijdt de ? eenig bestaanbare en alleen mogelijke levensbeschouwing van den nieuwen Jood : hij is Zionist. Daarom /.iet hij het ideëele" Jodenleed anders: in ,.La Judith", in Sam Levita en in dtzen Jood-van-den-7.elfkant, den Cabarettier, staat de zieleverwording ,voor het geestelijke schuim (of: bezinksel) van een oud eri in zijn histo rische basis vervreemd volk in al haarontroerend leed voor onze oogen. ..Ca baret der Plaatsvervangers" is daarom reeds een merkwaardig boek. Het is ook een bijsler-knap-geschreven boek. Van Praag staat in de voorste gelederen van het kleine leger onzer huidige jonge schrijvers-generatie, al wordt hij als zoo danig niet erkend. Nog n stap en hij staat geheel vooraan. En juist op dien stap wacht ik met spanning. E. ELIAS tijd tot hun beschikking, vooral wanneer ze als Bos en Bernink (en andere mannen met een B) woonachtig zijn midden in het arbeidsveld. Nu zou ik echter tot de leeken, die zooveel moois bezitten, wel het verzoek willen richten om de werkelijk belangrijke stukken toch onder te brengen in het een of .ander geologisch museum, dat in ruil daarvoor dan de verplichting op zich neemt, om zijn materiaal op bruikbare wijze toegankelijk te maken voor het groote publiek. In de lijst der musea mis ik het museum op Texel, dat zoo aardig is gegroeid en zich nog meer uitbreidt. H'et bezit een heel aardige keienver zameling, die onlangs belangrijk is vergroot doorfraai materiaal, dat te voorschijn is gekomen bij een uitgraving van den beroemden Hoogen Berg. En nu nog iets. Wanneer we gaan keien zoeken, dan is het onvermijdelijk, dat we vioeg of laat steenen mesjes, pijlpunten, krabbers, hamers vin den uit het voorhistorisch tijdperk. Daar willen we ook wel graag een inleiding voor hebben en het zou wel in den stijl van dit bock passen, wan neer daar vier bladzijden foto's en twaalf blad zijden tekst aan besteed konden worden. Ook op dit gebied zijn sommige ,,leeken" al druk bezig eri die hebben in De Levende Natuur al heel veel aardige dingen daarover verteld. Daar komen ook veel woorden bij te pas. die nog lang geen burgerrecht hebben verkregen, maar we kunnen er wel even vertrouwd mee raken als met gabbro en Oeje-diabaas.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl