Historisch Archief 1877-1940
PHILLYWOOD
.
Henrik Scholte
De Nederlandsche filmhistorie, die tot dusverre
in hoofdzaak een historie van anecdotes is, maakt
onder meer melding van een stout plan, ontstaan
zoo omstreeks het einde van den wereldoorlog, om
?een grootacheepschënationale filmindustrie te
scheppen in het midden van Waterland. Het was in
d«n tijd, dat onze Bembrandtieke luchten, onze
-diffuse horizonten, onze Volendammer mutsjes en
baaien pofbroeken opgeld deden in de filmbranche.
Men had geen camera's, geen studio's, geen artisten
«n geen geld.. Maar men wist tenminste op welke
plaats het Nederlandsche Hollywood verrijzen zou:
«én half uur benoorden van de hoofdstad, in een
gehucht van hooi en koeien, dat den naam draagt
-van Holysloot. De N.V. zou gesticht worden met
als voornaamste inbreng de goodwill van den
gelijkluidenden naam. De historie verhaalt ook, dat het
plan enkel «n alleen afsprong, omdat de
Amsterdamsche brandweer geen consent verleende, want
?die had toen nog niet de beschikking over haar
Tsabyspuit voor drassige polderwegen en bevond
zich derhalve niet in staat, een eventueele, bij deze
N.V. geenszins denkbeeldige balansbrand met de
daartoe passende middelen te blusschen.
* *
*
Vijftien jaar later verrijst onder den rook van
Eindhoven, stad van gloeilampen en loudspeakers,
?waarlijk het eerste Nederlandsche filmcentrum, dat
wellicht spoedig den naam zal dragen, die boven dit
artikel staat. Philips heeft geen halve maatregelen
genomen. Hij bouwde drie studio's en een soort van
landverhuizershotel. Ben Haagsch comitégaran
deerde de eerste productie. Men riskeerde de
paradox, dat een film naar het leven van Willem
den Zwijger de eerste Nederlandsche
honderdprocent sprekende film zou worden.
De filmstad der Philips Cinésonore ligt, volgens
de nieuwelijks daartoe vervaardigde landkaart, op
twee uur afstand van Keulen, Düsseldorf, Brussel,
Antwerpen, Den Haag en Amsterdam. Artisten in
drie talen kunnen dus elk oogenblik opgeroepen
worden. En artisten is het eenige, dat men in
. Eindhoven van elders haalt. Ingenieurs en hand
werkslieden zijn er onder de gelukkige
autochthonen bij de vleet. Patenten zijn gevonden en in de
laboratoria tot in de finesses getest, tegenover
buitenlandsche apparaten ten volle waardig
bevoaden. Om het patent werd een opname-apparaat
"gebouwd en om het opname-apparaat een studio.
B|j dit succes der Nederlandsche industrie voegde
zich de internationale constellatie. De sprekende
film richtte den toren van Babel weer op, allerwege
zoekt men thans naar nationale productiemogelijk
heden. Zweden, Tsjecho-Slowakije, Portugal waren
ons reeds voor. Ook wij kunnen tenslotte onzen
duit in het zakje doen.
Mooi en suggestief is Phillywood, gelegen op een
complex weilandjes buiten de groote fabrieken
stellig nog niet. Men heeft hard gewerkt aan de
essentialia, de apparaten. Later zal men het
wellblech en het latwerk nog wel wat herzien, betere
aocomodatiègeven aan de lastige heeren artisten,
cantines uitbreiden en garderobes, archieven,
decorbergplaatsen, alles dan omgeven door dubbele
ijzeren deuren, terwijl thans nog slechts een houten
hekje en een eenzame rijksveldwachter de drom
men nieuwsgierigen buiten de terreinen houden.
Op de terreinen waant men zich echter reeds in
een filmische droomstad. De wind heeft het zeildoek
. van de zware Brielsche poort, die nog door de
fiksche geuzen gerammeld moet worden, aan
' stukken gereten en een man in een overall, de
eerste van duizenden broeders, die hier bij wel
slagen hun emplooi kunnen vinden, slaat er een
extra spijker in. Achter de poort ligt een
filmstraatje in merkwaardige kleurvoegingen. De
decors van den architect Wegerif zijn allen opge
trokken in de z.g. fotografische kleuren. Zij zullen
op de illusie van de film anders werken dan in de
werkelijkheid. Ook de edellieden, die buiten de
scènes mst moderne brillen rondloopen, hebben
rose kraagjes, die immers juist prachtig wit zullen
lijken bij de projectie en zij hebben vreemde
schmink op hun gezicht als waren zij weggeloopen
van een ontploffingsramp. Door het straatje draaft
een paard, het paard is echt, het paard draaft om
het geluid vast te stellen. Want door dit straatje,
dat, van den ingang af, Brussel voorstelt, van den
uitgang af Mechelen, zullen legerscharen van Alva
trekken, Koppelstok zal er uit een poortje vluchten,
Egmont en Hoorne /.ullen erdoor naar het schavot
geleid worden. Er staat een kathedraal in en een
herberg, een soort van openbaar gebouw en een
klein huisje van een oud-Hollandsche kermis.
Van boven lijkt het of al .deze zestiende-eeuwsche
huizen dakantennes hebben, wat bij Philips ook
geen wonder zou zijn. Het zijn echter de staken
van het decor, want hooger dan de eerste ver
dieping reikt de tactvolle camera niet.
Deze schijnstad, dit leven en bedrijf van fan
tastisch gekleeden tusschen werklieden en hoopen
mannetjes in polohemden (ingenieurs), dit schui
ven en rollen met camera's op wagentjes en alle
mogelijke apparaten uit de operatie-kamer, heel
dit tafereel, hoe zonderling ook, bewijst den man,
die Epinay kent en Neubabelsberg en Geiselgasteig,
dat men hier werkt naar de eischen van de wereld
markt, dat Philips geen risico neemt, maar dat
het in Eindhoven heilige ernst is: de Nederland
sche filmindustrie, tot voor kort een legende,
werkt, als had zij reeds jaren bestaan. Er is maar
een verschil met de buitenlandsche droomf abrieken:
men rookt hier werkelijk niet, 'omdat een verbod
voor een Hollander nog altijd een verbod is en geen
uitnoodiging voor het tegendeel.
In de studio's heerscht een tropische,
on-Hollandsche hitte. 210 Kw wordt door de geweldige lampen
en schijnwerpers op de scène gegooid. De scène
stelt voor het paleis van K^arel V in Brussel. Cor
Hermus, met het mistroostige masker van den
ouden vorst, eet nog een broodje zalm, maar Cruys
Voorbergh als Philips II staat reeds in een konin
klijke filmhouding voor de vaandels en gobelins.
Het spreekt vanzelf, dat hij Philips II is, want
evenals er in Eindhoven maar n Karel I is, zoo is
er natuurlijk ook maar n Philips I.
Om de scène heen heerscht het groteske contrast
van elke filmstad. Heel de Nederlandsche
tooneelspelerswereld schijnt te hoop geloopen voor dit
nieuw emplooi. Er zijn raadgevers en deskundigen.
Een onzer voornaamste historici ziet men rond
loopen in Spaansch costuum, met een opvallenden
baard uitgedoscht. Hij ondergaat als lid van de
hofhouding de practische gevolgen van zijn ad
viezen en doet mee. Dames van de Haagsche society
hebben zich in de nog wat primitieve gelegenheden
eveneens oud-Vaderlandsch aangekleed. In een
prille onderneming staat men nog vrijheden, die
er de stemming inhouden, toe. De rest van de
comparserie wordt gevormd door Eindhovensche
werkeloozen. Inderdaad, dezs industrie werpt
reeds vruchten af naar alle kanten.
In den hoek staat een stalen meubel en daarop a la
Hollywood in nette draklettertjes: Mr. Tennissen.
Ah zoo, Phillywood's eerste regisseur. Platgedrukt
tegen een reusachtige camera ziet men den
geplakten zwarten kop van Farkas, den camera-man
van Pabst, den fotograaf van DonQuichot".
Achter het spreek-apparaat, om zoo te zeggen
de Pbilippica", zit kalm en geconcentreerd Mr.
Metain, de Engelsche Tonmixer met den Franschen
naam en het Duitsche beroep. Internationaal is
men bij alle nationalisme hier ook, en terecht.
Het werk zelf verdraagt geen dilettantisme, men
moet de eigen garde nog aankweeken.
Er heerscht thans de spanning voor een
heuschelijke opname. De arbeiders hurken boven de scène
op de lampenzolders aan de schijnwerpers, het volk
staat doodstil en een laatste krakende plank is
het zwijgen opgelegd. Stilte, opname 61" dondert
de stem van Mr. Teunissen. De beroemde houtjes,
die de eerste beeldflits op het geluidsapparaat
geven, klappen. Een zware, althans
zwaarschijnende deur gaat langzaam open en het Hof komt
binnen. Alle edellieden rijzen op, het Hof gaat
zitten en ook de edellieden gaan zitten. Fout"
zegt Mr. Teunissen. De edellieden gingen zitten
voor het Hof zat. Etiquette moet men leeren, ook
in de filmstudio.
Het ernstige werk latende voor wat het is, dwaal
ik met mijn hoffelijken mentor, den leider der
filmafdeeling Ir. van Breukelen, door de andere
studio's. Het ziet er alles echt uit, in de
onechtheid, die de film nu eenmaal vraagt. Er
zijn garderobes, tooneelkappers wachten, achter
tralies ziet men de authenthieke kostbaarheden,
die op deze film dienst doen, kandelabers en meu
belen, waaronder bezit van het Koninklijk Huis.
Ook de echte wieg van Willem staat er.. .. En
vlak naast de historische requisieten met de
patine des tijds doemen moderne machinerieën op,
de geluidsdichte studio voor het gesproken woord,
waarbij het beeld geruischloos op matglas gepro
jecteerd wordt en men het gevoel heeft, dat zelfs
een vallende speld een soort donderslag zou
produceeren. Maar ergens staat een. raam open, een
Holland sche zomerdag met toeterende auto's
dringt fi'mstad binnen en vlak naast het hek den
dert een trein voorbij. Twee uur van Amsterdam,
van Den Haag, van Brussel.... Phillywood.
Werkfoto Willem van Oranje-film
*
f*