De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 29 juli pagina 13

29 juli 1933 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

PHILLYWOOD . Henrik Scholte De Nederlandsche filmhistorie, die tot dusverre in hoofdzaak een historie van anecdotes is, maakt onder meer melding van een stout plan, ontstaan zoo omstreeks het einde van den wereldoorlog, om ?een grootacheepschënationale filmindustrie te scheppen in het midden van Waterland. Het was in d«n tijd, dat onze Bembrandtieke luchten, onze -diffuse horizonten, onze Volendammer mutsjes en baaien pofbroeken opgeld deden in de filmbranche. Men had geen camera's, geen studio's, geen artisten «n geen geld.. Maar men wist tenminste op welke plaats het Nederlandsche Hollywood verrijzen zou: «én half uur benoorden van de hoofdstad, in een gehucht van hooi en koeien, dat den naam draagt -van Holysloot. De N.V. zou gesticht worden met als voornaamste inbreng de goodwill van den gelijkluidenden naam. De historie verhaalt ook, dat het plan enkel «n alleen afsprong, omdat de Amsterdamsche brandweer geen consent verleende, want ?die had toen nog niet de beschikking over haar Tsabyspuit voor drassige polderwegen en bevond zich derhalve niet in staat, een eventueele, bij deze N.V. geenszins denkbeeldige balansbrand met de daartoe passende middelen te blusschen. * * * Vijftien jaar later verrijst onder den rook van Eindhoven, stad van gloeilampen en loudspeakers, ?waarlijk het eerste Nederlandsche filmcentrum, dat wellicht spoedig den naam zal dragen, die boven dit artikel staat. Philips heeft geen halve maatregelen genomen. Hij bouwde drie studio's en een soort van landverhuizershotel. Ben Haagsch comitégaran deerde de eerste productie. Men riskeerde de paradox, dat een film naar het leven van Willem den Zwijger de eerste Nederlandsche honderdprocent sprekende film zou worden. De filmstad der Philips Cinésonore ligt, volgens de nieuwelijks daartoe vervaardigde landkaart, op twee uur afstand van Keulen, Düsseldorf, Brussel, Antwerpen, Den Haag en Amsterdam. Artisten in drie talen kunnen dus elk oogenblik opgeroepen worden. En artisten is het eenige, dat men in . Eindhoven van elders haalt. Ingenieurs en hand werkslieden zijn er onder de gelukkige autochthonen bij de vleet. Patenten zijn gevonden en in de laboratoria tot in de finesses getest, tegenover buitenlandsche apparaten ten volle waardig bevoaden. Om het patent werd een opname-apparaat "gebouwd en om het opname-apparaat een studio. B|j dit succes der Nederlandsche industrie voegde zich de internationale constellatie. De sprekende film richtte den toren van Babel weer op, allerwege zoekt men thans naar nationale productiemogelijk heden. Zweden, Tsjecho-Slowakije, Portugal waren ons reeds voor. Ook wij kunnen tenslotte onzen duit in het zakje doen. Mooi en suggestief is Phillywood, gelegen op een complex weilandjes buiten de groote fabrieken stellig nog niet. Men heeft hard gewerkt aan de essentialia, de apparaten. Later zal men het wellblech en het latwerk nog wel wat herzien, betere aocomodatiègeven aan de lastige heeren artisten, cantines uitbreiden en garderobes, archieven, decorbergplaatsen, alles dan omgeven door dubbele ijzeren deuren, terwijl thans nog slechts een houten hekje en een eenzame rijksveldwachter de drom men nieuwsgierigen buiten de terreinen houden. Op de terreinen waant men zich echter reeds in een filmische droomstad. De wind heeft het zeildoek . van de zware Brielsche poort, die nog door de fiksche geuzen gerammeld moet worden, aan ' stukken gereten en een man in een overall, de eerste van duizenden broeders, die hier bij wel slagen hun emplooi kunnen vinden, slaat er een extra spijker in. Achter de poort ligt een filmstraatje in merkwaardige kleurvoegingen. De decors van den architect Wegerif zijn allen opge trokken in de z.g. fotografische kleuren. Zij zullen op de illusie van de film anders werken dan in de werkelijkheid. Ook de edellieden, die buiten de scènes mst moderne brillen rondloopen, hebben rose kraagjes, die immers juist prachtig wit zullen lijken bij de projectie en zij hebben vreemde schmink op hun gezicht als waren zij weggeloopen van een ontploffingsramp. Door het straatje draaft een paard, het paard is echt, het paard draaft om het geluid vast te stellen. Want door dit straatje, dat, van den ingang af, Brussel voorstelt, van den uitgang af Mechelen, zullen legerscharen van Alva trekken, Koppelstok zal er uit een poortje vluchten, Egmont en Hoorne /.ullen erdoor naar het schavot geleid worden. Er staat een kathedraal in en een herberg, een soort van openbaar gebouw en een klein huisje van een oud-Hollandsche kermis. Van boven lijkt het of al .deze zestiende-eeuwsche huizen dakantennes hebben, wat bij Philips ook geen wonder zou zijn. Het zijn echter de staken van het decor, want hooger dan de eerste ver dieping reikt de tactvolle camera niet. Deze schijnstad, dit leven en bedrijf van fan tastisch gekleeden tusschen werklieden en hoopen mannetjes in polohemden (ingenieurs), dit schui ven en rollen met camera's op wagentjes en alle mogelijke apparaten uit de operatie-kamer, heel dit tafereel, hoe zonderling ook, bewijst den man, die Epinay kent en Neubabelsberg en Geiselgasteig, dat men hier werkt naar de eischen van de wereld markt, dat Philips geen risico neemt, maar dat het in Eindhoven heilige ernst is: de Nederland sche filmindustrie, tot voor kort een legende, werkt, als had zij reeds jaren bestaan. Er is maar een verschil met de buitenlandsche droomf abrieken: men rookt hier werkelijk niet, 'omdat een verbod voor een Hollander nog altijd een verbod is en geen uitnoodiging voor het tegendeel. In de studio's heerscht een tropische, on-Hollandsche hitte. 210 Kw wordt door de geweldige lampen en schijnwerpers op de scène gegooid. De scène stelt voor het paleis van K^arel V in Brussel. Cor Hermus, met het mistroostige masker van den ouden vorst, eet nog een broodje zalm, maar Cruys Voorbergh als Philips II staat reeds in een konin klijke filmhouding voor de vaandels en gobelins. Het spreekt vanzelf, dat hij Philips II is, want evenals er in Eindhoven maar n Karel I is, zoo is er natuurlijk ook maar n Philips I. Om de scène heen heerscht het groteske contrast van elke filmstad. Heel de Nederlandsche tooneelspelerswereld schijnt te hoop geloopen voor dit nieuw emplooi. Er zijn raadgevers en deskundigen. Een onzer voornaamste historici ziet men rond loopen in Spaansch costuum, met een opvallenden baard uitgedoscht. Hij ondergaat als lid van de hofhouding de practische gevolgen van zijn ad viezen en doet mee. Dames van de Haagsche society hebben zich in de nog wat primitieve gelegenheden eveneens oud-Vaderlandsch aangekleed. In een prille onderneming staat men nog vrijheden, die er de stemming inhouden, toe. De rest van de comparserie wordt gevormd door Eindhovensche werkeloozen. Inderdaad, dezs industrie werpt reeds vruchten af naar alle kanten. In den hoek staat een stalen meubel en daarop a la Hollywood in nette draklettertjes: Mr. Tennissen. Ah zoo, Phillywood's eerste regisseur. Platgedrukt tegen een reusachtige camera ziet men den geplakten zwarten kop van Farkas, den camera-man van Pabst, den fotograaf van DonQuichot". Achter het spreek-apparaat, om zoo te zeggen de Pbilippica", zit kalm en geconcentreerd Mr. Metain, de Engelsche Tonmixer met den Franschen naam en het Duitsche beroep. Internationaal is men bij alle nationalisme hier ook, en terecht. Het werk zelf verdraagt geen dilettantisme, men moet de eigen garde nog aankweeken. Er heerscht thans de spanning voor een heuschelijke opname. De arbeiders hurken boven de scène op de lampenzolders aan de schijnwerpers, het volk staat doodstil en een laatste krakende plank is het zwijgen opgelegd. Stilte, opname 61" dondert de stem van Mr. Teunissen. De beroemde houtjes, die de eerste beeldflits op het geluidsapparaat geven, klappen. Een zware, althans zwaarschijnende deur gaat langzaam open en het Hof komt binnen. Alle edellieden rijzen op, het Hof gaat zitten en ook de edellieden gaan zitten. Fout" zegt Mr. Teunissen. De edellieden gingen zitten voor het Hof zat. Etiquette moet men leeren, ook in de filmstudio. Het ernstige werk latende voor wat het is, dwaal ik met mijn hoffelijken mentor, den leider der filmafdeeling Ir. van Breukelen, door de andere studio's. Het ziet er alles echt uit, in de onechtheid, die de film nu eenmaal vraagt. Er zijn garderobes, tooneelkappers wachten, achter tralies ziet men de authenthieke kostbaarheden, die op deze film dienst doen, kandelabers en meu belen, waaronder bezit van het Koninklijk Huis. Ook de echte wieg van Willem staat er.. .. En vlak naast de historische requisieten met de patine des tijds doemen moderne machinerieën op, de geluidsdichte studio voor het gesproken woord, waarbij het beeld geruischloos op matglas gepro jecteerd wordt en men het gevoel heeft, dat zelfs een vallende speld een soort donderslag zou produceeren. Maar ergens staat een. raam open, een Holland sche zomerdag met toeterende auto's dringt fi'mstad binnen en vlak naast het hek den dert een trein voorbij. Twee uur van Amsterdam, van Den Haag, van Brussel.... Phillywood. Werkfoto Willem van Oranje-film * f*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl