Historisch Archief 1877-1940
No. 2930
De Groene Amsterdammer van 29 Juli 1933
Wetenschappelijke varia
Paarlen en miskende
Bisamratten
Dr. P. van Olst
-1#
k.
De duivel te zwart geverfd
Kleinen kinderen geve men geen horloges in
handen ter onderzoek en reparatie; schoonmaak
sters geve men geen gereedschap, want zij openen
een klemmend raam met een goeden beitel. Zoo
had onze lieve heer ook maar niet de natuur aan
den mensch moeten geven. De mensch morrelt
en peutert graag aan de natuur om haar te ver
beteren, maar dit heeft onverwachte onaangename
gevolgen. En het ergste is, dat, terwijl een kind
meestal niet meer dan ns de naald van de naai
machine door zijn vinger krijgt, de mensch blijk
baar een zeer geringe secundaire functie" heeft,
gauw vergeet wat er voor onaangenaams gebeurde
en dan maar opnieuw begint te morrelen. Zoo is
't begrijpelijk, dat, toen de menschen na het invoeren
van konijnen in Australië, ondervonden hadden
dat deze aardigheid om te morrelen aan de in
richting der natuur hun op millioenen en millioenen
schade per jaar kwam te staan, dezelfde domme
fout nog eens herhaalden met het invoeren van
Bisamratten uit Canada in Bohemen. Sinds 1606,
toen dit gebeurde, heeft deze knaagdiersoort zich
gestadig uitgebreid naar alle zijden, naar Saksen,
naar Thüringen, naar Beieren, naar Pruisen en
zij blijft zich onherroepelijk uitbreiden. Daarbij
zijn deze dieren een bron van schade want zij
graven paarsgewijs onderaardsche gangen in de
oevers met wijde en ingewikkelde vertakkingen
over een groote uitgestrektheid. Dit doorwoelen
van den grond door dieren, die nu niet zoo erg
klein zijn (55 a 60 cM., de staart inbegrepen, die
ruim een derde van de heele lengte is) veroor
zaakt in dammen en dijken zwakke plekken, dus
doorbraken, overstroomingen, grondverzakkingen
e.d. Deze schade is niet te ontkennen en terecht
blijft men het dier van regeeringswege heftig
bestrijden, nu eri dan geholpen door locale epi
demieën, die echter helaas niet universeel optreden.
Men heeft echter ook andere schadeposten op
rekening van de bisamrat geplaatst. Zij zou van
planteneter in Canada veranderd zijn in vleescheter
in Bohemen, vooral vleesch van visschen. Zij zou
behalve de visch zelf ook gaarne kuit eten. Boven
dien waren kreeften niet veilig. Dan werden ook
eenden en hun eieren niet versmaad. Zelfs fasanten
stonden op het menu. En als het dier nu maar
eenig voordeel opleverde dan kreeg men tenminste
iets terug bij de vangst. De bisamrat is in Canada
een gezochte pelsbezitter (en dat is denkelijk ook
de reden van den invoer in Bohemen geweest).
Men behoeft haar dus maar op groote schaal te
vangen om kostbare pelsjes te krijgen. Maar ook
dit viel tegen want de pels van het dier in Bohemen
werd lichter, grofhariger en minder glanzend,
zoodat de handelswaarde gering was.
Het kan niet erger. Maar het blijkt dat bij een
eerlijke behandeling van de feiten, de zaak heel
anders is. De schade aan dijken en waterkeeringen
blijft. Dit is juist. Maar de rest is vrijwel fantasie.
De bisamrat is leelijk belasterd. Men heeft een
voudig allerlei schade, door andere dieren veroor
zaakt, op rekening van de bisamrat gezet. Het
is toch ook biologisch vrij onzinnig dat een dier,
dat zoo'n typisch planten-etend knaagdiergebit
heeft, opeens vleescheter zou worden. Dergelijke
gekke dingen (ook in omgekeerde richting) doet
men alleen op moreele gronden, dus zij zijn een
privilege van den dommen mensch.
Als men nu weet dat bij gedocde en ingeleverde
bisamratten herhaaldelijk deze dieren geen
bisamratten zijn maar de gewone Epimys noiwegicus,
onze gewone rioolrat, dan begrijpt men dat
| NOORD WIJK
* HUIS
Pension p
f.7.?, f.8.
Weekend
* HUIS
TER D
. persoon
-, f- 9.-,
f.18.?en
TER D
UIN *
p. dag
f.10.-.
f. 20.-.
UIN *
0
O
70
0
«_
deze rioolrat ongetwijfeld heel wat uitgehaald
kan hebben van de booze dingen, die nu maar
aan de bisamrat toegeschreven worden door
gebrek aan onderscheidingsvermogen bij de
leeken-waarnemers. Zoo is eveneens de achter
uitgang van de pels in handelswaarde geen
werkelijkheid maar het gevolg van het onverstand
der jagers, die de dieren doodsloegen op eiken tijd
dat zij maar konden. En daar de bisamrat in den
voortplantingstijd het onvoorzichtigst is, dus in
voorjaar en zomer, vielen dan de meeste slacht
offers. Maar de qualiteit van de pels is het beste
in den voorwinter. Het spreekt dus vanzelf dat
de voorjaars- en zomerpels in den handel veel
minder opbracht, wat niet een gevolg was van een
booze karaktertrek van de bigamratten, maar
van het onkundig jagen der menschen.
Een zeer typeerend voorbeeld van het onverdiend
de schuld geven aan de bisEmratten, is te halen
uit de parelvisscherij. Bij parels denkt men ge
woonlijk aan koraalriffen, hsaicn, Jfrarr.cis e.d
Maar er zijn ook zoetwaterparels, n.l. geleverd
door een familielid van onze bekende
zcetwatermossels, die overal in sloten en vaarten een stvk
uit den moddeibodem uitsteken. Dit familielid
is dézoetwaterparelmossel Margaritana
mar^ariti/era L., die als een overblijfsel uit den ijstijd hier
en daar voorkomt, o.a. in Europa in kalk-aime
beekjes, vooral in het Eister- en BichteJgebergte.
en het Beiersche woud. Deze parelmossel maakt.
evenals zijn zee-collega, parels in zijn mantel. De
opbrengst van de parelvangst is niet overweldi
gend, maar bedroeg bv. in CKberfranken in 26 jaar:
473 parels Ie klasse, 7SJ7 2èklasse, 2244 3e klasse
en 5145 van zeer geringe waarde. Het gioote
verschil met de parelvisscheiij in zee is dat de
pareloesters in zee zoo geweldig talrijk zijn dat
men de dieren in groote massa's laat doodgaan cm
zoo vanzelf de schalen open te laten gaan, Eerder
zich te bekommeren cm een mogelijk uitputten
der oestervoorraden, teiwijl bij de
zoetwateijarelvangst de dieren zorgvuldig gespaard worden. Ee
schaal wordt met een tang juist voldoende
opengeperst om te controleeren of er een paiel inzit
en daarna wordt het dier weer te water gelaten".
Een omslachtig werkje, maar noodig cm de
zoetwaterparelmossels niet uit te roeien. Men kan dus
begrijpen dat men met ergernis temeikte dat
de bisamratten ook de mosrels aanvreten. De
schaal werd dichtbij het scharnier opcrjge,,beten"
en de mossel eruit gegeten. Zoo meende men ten
minste. Maar een ervaren Duitsch bioloog werd
dit te kras. Hij onderzocht de schalen, die als
model-bisamratten-schade in een zool. instituut
van een boschbouwhoogeschool ten toon gesteld
waren. Het viel hem reeds dadelijk op Lee het
toch eigenlijk voor een bisamrat ondoenlijk was
het weekdier zelf uit het vrij kleine gat uit te
peuteren. Maar bovendien vertoonden de randen
van de gaten geen knaagsporen. Eerder zou men
aan kraaien denken, maar waarom zouden deze
de schalen steeds op eenzelfde plaats openhakken?
De schaalranden waren geen breuk-plaatsen maar
vlakke tanyentiale sneden. Het is dus hoogst
waarschijnlijk dat deze gaten gemaakt zijn door de
schalen open te snijden met een mes. Het eenige
dier, dat een mes hanteert, is een menstJi. Op
merkelijk was verder dat alleen de parel- mossels
op deze wijze behandeld waren, maar niet de ver
wante soorten, die geen parels maken !
Wanneer men aanneemt dat er pareldiei.cn zijn
onder de menschen, dat deze de parelmogsel op de
gemakkelijkste manier in de linkerhand nemen
en dan met de rechterhand de schaal afsnijden of
afschaven waar de sluitspier te bereiken is, dan
konden zij de schaal gemakkelijk openen en na
controle of er iets van waarde inzat, weer weg
gooien en laten leegrotten.
Het gemeene van de heele geschiedenis is dus
dat de mensch, die de bisamrat van deze bescha
diging beticht en het dier ervoor vervolgt, naar
alle waarschijnlijkheid zeil de dader is of ten
minste een soortgenoot van don dader! t^
Twijfelachtig
Nationalisme
Frans Coenen
..Nederlandsch Indie, Crgaan van de Vaderland
sche Club" en De Rijkseenheid, Staatkundig en
Economisch Weekblad" zijn een paar zonderlinge
blaadjes. >iiet zoozeer om wat er in staat, als wel
om de bedoeling, die er achter zit. Zij zijn beide,
kan men zeggen, uit den nood der tijden geboren"
en zij willen allebei hetzelfde. Dat een sterke
regeering" hun kaste, hun groep, hun klasse, of
hoe men dit aantal lieden van gelijk belang en
gezindheid wil noemen, toelaat ook in de toekomst
geld te verdienen in Indiëen hun machtspositie
te behouden. Natuurlijk zeggen zij dat niet. Zij
zeggen bijv. een bolwerk te willen zijn van de
Nederlandsche cultureele gedachte in Indië, eri het
behartigen van het Nederlandsche (zegge hun
eigen) belang een wezenlijke plicht te achten.
Kn het is niet onwaarschijnlijk, dat /.ij dit in
deze formuleering soms ook meenen. Doch die
Nederlandsche cultureele gedachte is niet- de zaak,
die hun 't zwaarst op 't. hart ligt, maar wél dat
Nederlandsch belang, dat eigenlijk hun groeps- .
en kastebelang is. Zij zijn bang, dat het niet
voldoende behartigd" wordt, en vinden de
regeering, het Ce/a g, te slap. Die vonnissen tegen
de marine-muiters hadden veel krasser moeten
zijn. Het van die slapte thans reeds blijkend
noodlottig gevolg is, dat het loode element op
nieuw in don Helder zijn kop opsteekt". Eigenlijk
waie cenig welbegrepen fascisme nog zoo kwaad
riiet. Het wezen on doel van de fascistische bewe
ging Rchijnt ril. te zijn: het inblazen van karakter
£Eii centen deele a-nationaal en karakterloos ras",
opdat ,.het nationaal zelfbewustzijn, dat tot n«
(oe alleen of grootendeels het erfdeel was van een
kaste, het gehcele ras deelachtig moge worden"..
Deze karakteiblazerij wordt opgezet in een ar
tikelenreeks getiteld Aniielfaks en Germaan.
waarvan de synthese, nl. piifih en fairakier, bij ons
de Koninklijke" vooideelig heeft opgeleverd.
\Vaaitm daar dan verder bij den Geimaan nog
mér kaïakter geblazen moet. worden, is niet dui
delijk.
Het Vaderlandst'l'.e CluV.orcaan £eat natuuilijk
ook te keer tegen oiide.iste.lcle clementie vt«>r de
muiters. \Vat moet er in godsnaam zoo van het
Gezag terecht kernen! Dat heeft bovendien last
van hypciethisehe adviseurs", die l.ct blijkbaar
verhinderen zieh tegen het extremisme" te keeren
on aan de roode penetratie" een einde te maken.
Daarom: op voor Nationaal Herstel", waarachtig
niet ten onzen eigen bate. De noudige bezuini
gingen zullen ons, vaderlandeis, niet verschconen.
Het zal wel onvermijdelijk zijn, dat wij daar
ook nog last van krijgen, maar een vorsteikir.g
van 't gezag komt ons ten goede, ware het enkel
maar dat de band" tusscheii Indiëen Nederland
blijvend" blijft. . . . ten tate van de Nederlandsche
cultureele gedachte.
Waar dat N. 1. Hooger Ondeiwijs kunnen wij
genist opiuimen. Wij hebben er niets aan en bij
,,dit economisch nog zoo laagstaande volk, kan
(het) slechts een kweekplaats worden van een
intellectueel proletariaat, dat niets beters weet te
doen dan de eenvoudige landgericoten op te ruien
tegen het Nederlandsen."Gezag, \\aataan het zijn
opleiding dankt". Enfin, de Nederlandsche cultu
reele gedachte spint hier geen zij bij. Na nog een
krachtige aanbeveling cm Nederlandsch-Indisch
fabrikaat te koupen, is het belangrijkste deel
van dit nummer blijkbaar ten einde, en vraagt
men, eenigszins verbijsterd, zich at' of dit nu al!< B
is. Hebben deze heeren niet meer en beteren
anders te zoggen, dan dat een regeering 'hun
belangen moet verdedigen, omdat zij eigenlijk het
Nederlandsche Volk zijn* Wie, behalve de over
tuigden, moeten deze, blaadjes dan, oveitu|^e>n o
\Velk een verbluffend gebrek aan geest heeischt
in deze kringen, als zij niets dan de meest platte
consequenties van hot meest platte eigenbelang,
onder de meest platte leuzen, hebben aan te voeren.
Het is te hopen, dat het Indisch intellectueel
proletariaat hun uitingen maar zelden onder oogen
krijgt. Zij zouden misschien ook aan de vruchten
\an het Nederlandse!) H.O. gaan twijfelen en er
argumenten aan ontleenen ter opiuiing tegen een
Gezag.' dat zoo* iets bcscheinien r-ri 'r.'ioi a$. c eicn
moet.