De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 5 augustus pagina 6

5 augustus 1933 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 5 Augustus 1933 No. 2931 Engelsche boeken Boekbespreking Evert Straat , Antonia White, Frost in May. Londen, Desmond Harmsworth, 1933. Er zijn boeken waar men omheen draait als een kat om de heete brij. Frost in May" heeft langen tijd op mijn tafel gelegen; ik keek er naar, rook er aan, las hier en daar een bladzij en legde het dan weer weg, van onver schrokken lectuur weerhouden door een vagen tegenzin. Niet dat het boek er zoo grimmig uitzag de melk witte band met den titel in rood, de lichtblauwe kop en het sierlijke letter type van de Trinity Press" gaven het veeleer een precieus uiterlijk, wat een doorgewinterd lezer niet meer kan afschrikken. Ook bleek de tekst ver sierd met verzen van Dante, Musset en Francis Thompson, achtenswaardige poëeten, uit wie een cursief ge drukt citaat zeer wel tot lezing van het omringende proza kan verlokken. Wat me huiverig maakte was de in houd. Behalve misschien bij kunstig geknoopte thrillers" is het geen hek sentoer, al bladerend te ontdekken, waar een roman over gaat; de sfeer van een boek voelt men snel en uit de passages, die ik was doorgevlogen, was een welbekende en toch altijd weer vreemde geur in mijn lezersneus gedrongen: de onmiskenbare geur van het katholieke boek. Nu is het mis schien mogelijk, zich als niet-katholiek met veel studie en scherpzinnig heid een vrij heldere voorstelling te vormen van katholieke dogmatiek; menig katholiek schrijver heb ik de logische structuur van zijn geloof hooren prijzen en de leer der sacramenten, der genade en der transsubstantiatie schijnt inderdaad van zuiver intellectueele bevatting niet volstrekt te zijn uitgesloten. Al zou ik niemand raden, op dit zeer geaccidenteerde terrein te beunhazen: reeds de gebruikte termi nologie zou den oningewijde verraden. Maar uitgesloten lijkt mij, dat iemand die eenige eeuwen van protestantisme in zijn aderen heeft, ooit iets zal mee voelen van dat ondefinieerbare room sche sfeer, lucht, parfum, hoe moet men het noemen dat hij in katho lieke gezinnen, scholen, kerken en boeken onmiddellijk herkent, en des te scherper naarmate hij zich meer bewust is, aan dat typisch roomsche innerlijk geen deel te hebben. Daar nu Frost in May" in hoofdzaak de schildering bleek te zijn van een bij uitstek roomsch milieu, een klooster school voor jonge meisjes, kostte het mij moeite er aan te beginnen, wel wetende dat ik met evenveel kans op begrijpen het proefschrift van X.Y.Z. over vector-analyse en andere arcana ter hand kon nemen. Ik heb het boek tenslotte gelezen in de hoop, dat Antonia White het Convent of the Five Wounds near Lippington" tot achtergrond zou hebben gemaakt van een boeiend verhaal met levende menschen. In dat opzicht ben ik bedrogen uitgekomen. Voor zoover Frost in May" een verhaal kan worden genoemd, vertoont ' het een te duidelijke gelijkenis met de film Madchen in Uniform" om nog belangstelling te wekken; alle motie ven uit die veelgeprezen rolprent xijn gecopieerd, het onbegrepen meisje, de strenge moeder-overste, de schoone Dorothea Wieck, dit keer zuster Frances geheeten en de tooneelvoorstelling, natuurlijk niet Don Carlos" van Schiller maar Beatrys" van Dante, voor de gelegenheid gedramatiseerd. De enkele variaties, welke de schrijf ster zich veroorlooft, zijn boeiend noch vindingrijk. En de menschen in het Convent of the Five Wounds" zijn zoo zeer in de eerste plaats priesters en discipelen van hun religie, dat ze hun persoonlijkheid vrijwel ganschelijk hebben ingeboet. De Zusters zijn schimmig en maar zeer schematisch gedifferentieerd, de kinderen hebben al op hun negende jaar hun begeerten, hun angsten, heel h-un kinderlijk ge moed gebonden aan Maria, Jezus en een onafzienbare rij heiligen, wat, van zuiver letterkundig standpunt gezien, het bezwaar heeft, dat men ze niet meer kan onderscheiden, al heet de een dan ook Rosario en de ander Leonie Magdalena Hedwig de Wesseldorf. Aan de puberteitsjaren komen ze niet toe voor dien tijd is het boek w*^.. Pijnlijke lectuur vormen voorts een tiental bladzijden meditaties over zonde, dood, hel en laatste oordeel" pijnlijk althans voor hem, die het boek op zijn letterkundige waarde schat, omdat bij hem de herinnering doorbreekt aan de ontzaglijke Jezuiten-preek over deze onderwerpen, te vinden in Joyce's Portrait of the Artist as a Young Man" ook een katholiek boek, maar een, waarmee men Frost in May" maar niet moet vergelijken.... En toch heeft de lectuur van Frost in May" voor mij een zekere bekoring gehad, al betwijfel ik, dat Antonia White haar lezers heeft willen boeien met hetgeen mij eraan heeft geïnteres seerd. Het is namelijk bij nader onder zoek een merkwaardig dubbelzinnig boek. een roman met Hintergedanken". Men mag veilig aannemen, dat het autobiografisch is; daar op wijzen de groote kennis van het geenszins alledaagsche milieu en vele intieme details de verleiding is groot in het slot, als de hoofdfiguur, het meisje Nanda, uit het klooster wordt wegge jaagd omdat ze stiekum een roman heeft geschreven, een projectie te zien van Antonia White's schrijfsters-aspi raties. Nu wordt Nanda ons voorge steld als de dochter van een ex-protes tant, die pas bekeerd, zijn kind een streng katholieke opvoeding laat ge ven. Nanda heeft haar eerste acht levensjaren doorgebracht in een protestantsche, althans niet-katholieke omgeving; zij komt in het klooster as very a raw convert", hoe zeer dan ook vervuld van haar nieuw geloof. Welnu, ondanks jaren van rigoureuze training in de nieuwe leer blijft deze Nanda in haar verborgenste gevoels leven een typische protestant zon der het zelf te weten, maar ook zonder dat de schrijfster zich zulks duidelijk bewust is. Wel laat zij Nanda op alle gewichtige oogenblikkeii, zooals eerste communie, retraite en dergelijke, dui delijk teleurgesteld worden in haar hooggespannen religieuze verwachtin gen (en men krijgt den indruk, dat die teleurstelling thans nog, in 1933, in de schrijfster zelf voortleeft), wol spreekt zij van a hard little protective shell" waarmede Nanda zich langzamerhand omgeeft, maar dit alles wordt in den roman niet uitgewerkt, het dient hoog stens als motiveering van het conflict tusschen Nanda en de moeder-overste terwijl het voor den opmerkzamen lezer geen andere beteekenis kan heb ben, dan dat het kind. ondanks zijn vurig streven naar vollediger) opgang in de Moederkerk, in zijn hart protes tant is gebleven. Nanda heeft deel aan alles wat in het katholicisme liturgie, ritus en dogma is; zij heeft geen deel aan wat ik hierboven het typisch roomsche noemde, aan een innerlijke beleving van haar nieuwe geloof, waarom zij haar vriendinnen, gespro ten uit gezinnen welke nooit anders dan katholiek zijn geweest, in stilte benijdt, doch waartegen zij tegelijk instinctief in verzet komt, protes teert." Hier lag het groote conflict, de spanning, welke een moderne roman van beteekenis had kunnen vullen. Het probleem, of het mogelijk is, ooit los te komen van zijn jeugd, of men al dan niet onherroepelijk gefixeerd is aan zijn eerste vorming mij dunkt een schoener, vruchtbaarder thema kan een romancier zich niet wenschen, En het is bij de lezing van Frost in May" een boeiend intellectueel spelletje, na te gaan hoe Antonia White aan dit thema voorbijgaat, er om heen draait, het soms bijna te pak ken heeft om tenslotte helaas den gemakkei Ijken weg in te slaan van een slap filmverhaal met vlakke menschjes en kleine, uiterlijke con flicten. Huizinga over de Gouden Eeuw J. Huizinr/a, Holliindische Kultur des 17. Jiihrhunderts. Ihre sozialen (h-undknjen und, na tionale Eiyenurt. J en a, Eugen DiedcricJis Verltuj. 1933. Het is een ironische speling van het lot, dat ons uit het Dritte Reich van Hitler c.s. een studie over de gouden eeuw onzer vrije Republiek moet bereiken van de hand van onzen groot sten cultuur-historicus. Het is de tekst van drie voordrachten door Prof. Huizinga in Januari 1932 ge houden voor het Deutsch-Niederlandische Institut in Keulen; wij kunnen slechts hopen, dat de buren over de grens in die dagen nog ontvankelijk zijn geweest voor een voordracht, waarin uiteraard over cultuur, vrij heid, recht en verdraagzaamheid werd gesproken. Het is een voortreffelijk boekje helaas in het Duitsch, dat Huizinga toch niet zoo beheerscht als zijn Hollandsch in zijn Herfsttij der Middeleeuwen" en andere geschriften. Ook in deze 00 blz. bewonderen wij de ruimte van zijn blik, zijn prachtig gevoel voor historisch verband en zijn nuchterheid, die nooit den vasten bodem verlaat en niets doorlaat dat hij niet dadelijk verantwoorden kan. Misschien, heel misschien zou men voor Rembrandt een ander, visueeler beoordeelaar wenschen, misschien ook Vondel tot meer verheven willen zien dan tot louter dichtvirtuoos en barok taalkunstenaar. Maar dat zijn dingen die ieder voor zich heeft uit te maken. Van Huizinga's synthese onzer klas sieke periode dient elke Hollander kennis te nemen al was het alleen maar om bescheidenheid te oefenen, want wij waren toch ook toen een noest maar nuchter volk, dat grootsche vervoeringen zelden gekend heeft. Homerus in Frankrijk Victor Bérard, L'Odyssée d'Homcre. Etude et Analyse. Paris, Mellottée. 1933. Victor Bérard, Ie chef des hom risants francais", is ongeveer een jaar geleden gestorven, na veertig jaren. van zijn leven te hebben gewijd aan de Homerische kwestie. Zijn werk is ook in ons land bekend; wie het woor denboek op Homerus van Dr. Mehler raadpleegt, zal er veel van wat hij ontdekt heeft in verwerkt vinden. Bérard, die zich hoofdzakelijk met de Odyssee heeft bezig gehouden, had in de jaren 1924 tot 1930 de resultaten van zijn onderzoekingen neergelegd in een twaalftal deelen, waarvan een revolutionnaire Odyssee-tekst, een schitterende vertaling (wel de mooiste on frischte die er bestaat) en een uit voerige uiteenzetting van zijn theo rieën (Introduction a P Odyssee) het meest de aandacht trokken. Doch deze boeken waren in de eerste plaats be stemd voor de mannen van het vak, (die er veel over te zeggen hadden; het groote publiek, dat z'n Homerus een beetje vergeten is, konden zij niet be reiken. Thans is echter Bérard's laat ste boek verschenen, een samenvat ting van alles waarover hij geschreven heeft, begrijpelijk voor iedereen en geschreven met de verve en helder heid, waarvan. Fransche classici het geheim bezitten. Zeer schematisch weergegeven komt hetgeen Bérard ons leert op het vol gende neer. De Odyssee is geen epos in den zin van een lang verhalend ge dicht, maar een reciteer-drama rnet scènes, acteurs en de eerste sporen van een koor. De tekst van onze ha.ndschriften is kunstig samengesmolten uit drie duidelijk van elkaar verschil lende reciteer-drania's, afkomstig van drie verschillende dichters, te weten de Reis van Telernachus. de Verhalen van Odysseus on de Wraak van Odysseus. De geografische gegevens zijn. a.lle juist Bérard meende op zijn tallooze omzwervingen langs de kus ten der Middellandsche Zee zoowel het eiland van Calypso als de grot van Polyphemus te hebben ontdekt. De Homerische Atlas", die hij ons beloofd had, is helaas niet verschenen. Do Homerische gedichten" zijn ont staan of gegroeid op het Grieksche vasteland (Thessalië, Triphylië) in den tijd der Oreto-Myceensche beschaving (1700?1200 v. C.), doch hebben hun huldigen vorm (ontdaan van invoe gingen, interpolaties enz.) gekregen in Jonië, in of bij Milete. Zij weerspie gelen tweeërlei culturen de Creto Myceensche, die eigenlijk on-Grieksch is geweest en sterk onder Phoenicischen schen invloed heeft gestaan, en de .Ionische uit de periode 1000?800 v. C. Voor verdere bizonderheden moe ten wij verwijzen naar Bérard zelf, naar Glotz (Ilistoire Grecque) en naar Cauer's Grundfragen der IJomerkritik" De Homerische kwestie blijft het boeiendste litteraire probleem, dat er bestaat; het is opwindender dan een detectiveroman en de scherpzinnig heid welke er de laatste anderhalve eeuw aan is besteed, slaat alle Sherlock Holmesen met stukken. Maar het vereischt jaren studie. Des te welkoiner zal den leek het boekje van Bérard zijn, dat in elk geval de Odyssee van alle klassiekerigheid bevrijdt en het onvergelijkelijke gedicht een frischheid geeft als ware het gisteren geschreven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl