De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 5 augustus pagina 9

5 augustus 1933 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

;, -t De Fratellini in Nederland r Ff '\\ De Fratellini zijn altijd, een beetje bang om in Holland te komen spelen. Jaren geleden, toen Francesco nog de hupsche kunstrijder was, viel hij bier en brak een arm. En al heeft hij nooit meer zulke toejuichingen gekregen als dien avond vaii het zoogenaamd flegmatische Hollandsche publiek, het is: voor een clown toch wel wat duur, eiken keer, dat hij schijnbaar aan stukken moet vallen, ook echt iets te breken. En later, in Rotter dam, toen Paolo, de muzikale meester, zijn concertina hanteerde zooals een schaatsenrijdende dame haar handmofje, werd een juffrouw zoo mal van het lachen, dat zij het tooneel opvloog en de clowns uit angst er af vlogen. Paolo heeft dat verhaal aan den Franschen teekenaar Serge gedaan, met. nog «en beetje commentaar erbij, over de hypnose, die clowns op het publiek uit oefenen, onbewust, ongewild. En iets daarvan voelt men, eiken keer als men hen ziet. Hoe verder men er van af zit, liefst hoog op de galerij, men ziet deze drie maskers als onver anderlijk visioen. Kjjkt men naar het Witte plafond, dan ziet men ze weer. Zij correspondeeren ergens op een primitieve en onderbewuste verbeelding. Jfet als de groote onderkaak en de spillebeenen van Grock, of de spullen van Chaplin. Zooiets wordt een propotype, dat kan, dat mag later niet meer veranderd worden. Grock en Ohaplin zjjn beiden de prototypen van het zielige, het JMSnetierige, het minderwaardigheidsgevoel: clowns,. die heel graag deftig, heel graag kloek, heroïsch, elegant, wat dan ook zouden willen zijn, en altijd het falen ervan toonen. De Fratellini's echter zijn clowns zonder bijbedoelingen", zij hebben niets intellectueels, zij zijn alleen maar zoo weer galoos absurd, als droombeesten uit een teekenHenrik Scholte Teekeningen J, F. Hoeve film, als fervent gekleurde malloten uit een Russisch prentenboek, als fantasieën van Jeroen van den Bosch. ; Ergens diep-in beantwoprden zij aan een los brekende nachtmerrie in eins zelf en daarin ligt hun genialiteit en hun succes. Francesco is ondanks alles het klatergouden ideaal van rijk dom, praal en commedia:,de klassieke paljazzo in een jurk van blinkende pailletten, bombazij nen hoozen en een kalkwitte toet met eentoovenaarshoed erboven. A^berto is de wonder lijke August, die altijd -verwilderd, altijd te vroeg of te laat, altijd huilend op zijn overgroote tootschoenen dwars door het nummer heen laveert met vaak niets anders dan absurde requisieten, een kattevel- aan een touwtje of een hond op hobbelwieletjes. Hij heeft een broek zonder pijpen, want het kruis slobbert hem op de enkels. Als bij hem uitstrekt, is het een jas, zooals zijn jas een broek is, en daaronder draagt hij een rpse corset van 1900. Waarom zijn alle clowns, en de Fratellini zoo in het bizonder, ingesteld op platitudes, op dingen van het zitvlak en vrouwelijke wanstaltigheid en zoo? Praat men met de Fratellini, dan zijn het bedaarde en beschaaf de j menschen, een waarlijke circus-aristocratie, van, geslacht op geslacht gevormd en zich voortzettend in uitnemend begaafde kinderen; zij zijn bovendien kunst minnaars, bibliophielen, pfcilanthropen. Indien hun nummer expresselijk en onnoodig grofheden Francesco stemt zijn guitaar aanwees, dan zou een dertigjarige loopbaan, het peilen van het publiek in alle landen van Euro pa, hen wel wijzer hebben gemaakt. Neen, indien zij grof zijn, dan is het niet omdat de clown in hen grof is, maar omdat zij zoo, en zoo alleen, beantwoorden aan een heel primitive. bandelooze. gevaarlijke neiging tot luidruchtigheid in ons. Het publiek der Fratellini is hetzelfde publiek, dat naai de Italiaansche opera gaat: menschen, die eenvoudig van gemoed zonder te denken in het absurde gelooven. Menschen, die willen zien en hooren zonder te hoeven te denken. De clownskunst van de Fratellini is immers heel nauw aan de Italiaansche opera verwant: hoor Paolo Tosca" spelen, . zie de parodie op den feestmarsch uit ,,Aida". Ja, misschien gaat het publiek wel naar de Fratellini omdat het daar ziet gebeuren waar het bij de ernstige kunstenmakerij van de Opera altijd vergeefs op hoopte: op de parodie, op de dikke dame, die zong en middenin een ongelukje kreeg, op den tenor, die de hooge C! niet kon halen. Het album van Paolo op de breede geste van den bas, middenin lach wekkend afgebroken. Als men deze geboren caricaturisten thans terugziet, na zes jaren dat zij in ons land niet optraden, dan vallen in de eerste plaats de ktirtevrachten requisieten op, waarmee hun oui'-nummers hoe langer hoe fantastischer, maar ook hoe langer hoe overbodiger worden aangekleed. Hun publiek wil wat zien, onverwachte attributen, kleedingstukken, het wil verrast, verwonderd. bedot en bedonderd worden. Dat was van oudsher de taak der clowns, die tusschen de nummers van het circus in dwaasheden in de arena sleepten en er door de stalknechts weer uitgegooid werden als de paardenmest was aangeveegd en versch zand gestrooid. Het nummer van de Fratellini is tenslotte ook altijd circus gebleven. Men kan ze alleen goed zien van boven af, met hun drieën bijeenstaand onder een schijnwerper als drie dronkenlappen op straat in den lichtkring van een lantaarn. Het nummer van deze voorste'ling is ongetwijfeld het dresseeren der paarden, dat het oude olifantennummer vervangen heeft, en waaraan de heele familie, twee aan twee in bruine droompaarden verborgen, meewerken moet. Dit nummer is prachtig, als twee beenen van een paard ruzie krijgen met twee andere beenen, bij het omwentelen twee beenen verkeerd gaan en liet paard in den knoop gedraaid weer opstaat. Of als de kleine menschenhandjes onder de paardenhuid; meeklappen en de verbaasde houten kop rond kijkt als leefde het waarlijk, als geloofden wij allen mee in den droom van het droombeest. Het is langzamerhand zoo klassiek geworden in zijn volkomen, opperste dwaasheid. Men voelt het of men voelt het nooit. Er zijn menschen, ook nu weer, die geërgerd opstaan en wegloopen. Niet iedereen heeft zooveel fantasie, dat hij alles uitschakelt om weer heelemaal een heel jong kind te zijn en zoo maar, stomweg, mee te lachen tot hij op zijn stoel zit te dansen en zijn onbekende buurvrouw van pret op d"e knie timmert. En dat vragen deze clowns tenslotte toch. Hun nummer kan niet meer groeien, kan niet meer veranderen. Het is langzamerhand in zijn absurde plastiek klaar getooverd. Toen er nog vier broers Fratellini waren, leefden er nog maar enkele motieven van. Maar toen Louis in Moskou uitgeput achter de coulissen stierf, kwamen de drie broeders bi.ieen, met hun maskers, die zij nooit meer verande 'den en nooit meer zouden kunnen veranderen, n kleine reizende circussen, later in het Médra i<>. in de Cirque d'lliver, werkten zij zich op tot !.i;t onbetwiste eerenummer van elk circus: het voor laatste nummer voor deri slotmarsch, die met trommen en bekkeiislag en hoog gillende fluiten de pret besluit. Eia, oia. eia alala!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl