Historisch Archief 1877-1940
;, -t
De Fratellini in Nederland
r
Ff
'\\
De Fratellini zijn altijd, een beetje bang om in
Holland te komen spelen. Jaren geleden, toen
Francesco nog de hupsche kunstrijder was, viel
hij bier en brak een arm. En al heeft hij nooit
meer zulke toejuichingen gekregen als dien avond
vaii het zoogenaamd flegmatische Hollandsche
publiek, het is: voor een clown toch wel wat duur,
eiken keer, dat hij schijnbaar aan stukken moet
vallen, ook echt iets te breken. En later, in Rotter
dam, toen Paolo, de muzikale meester, zijn
concertina hanteerde zooals een schaatsenrijdende
dame haar handmofje, werd een juffrouw zoo mal
van het lachen, dat zij het tooneel opvloog en
de clowns uit angst er af vlogen. Paolo heeft dat
verhaal aan den Franschen teekenaar Serge
gedaan, met. nog «en beetje commentaar erbij,
over de hypnose, die clowns op het publiek uit
oefenen, onbewust, ongewild.
En iets daarvan voelt men, eiken keer als men
hen ziet. Hoe verder men er van af zit, liefst hoog
op de galerij, men ziet deze drie maskers als onver
anderlijk visioen. Kjjkt men naar het Witte plafond,
dan ziet men ze weer. Zij correspondeeren ergens
op een primitieve en onderbewuste verbeelding.
Jfet als de groote onderkaak en de spillebeenen
van Grock, of de spullen van Chaplin. Zooiets
wordt een propotype, dat kan, dat mag later
niet meer veranderd worden. Grock en Ohaplin
zjjn beiden de prototypen van het zielige, het
JMSnetierige, het minderwaardigheidsgevoel: clowns,.
die heel graag deftig, heel graag kloek, heroïsch,
elegant, wat dan ook zouden willen zijn, en
altijd het falen ervan toonen. De Fratellini's echter
zijn clowns zonder bijbedoelingen", zij hebben
niets intellectueels, zij zijn alleen maar zoo weer
galoos absurd, als droombeesten uit een
teekenHenrik Scholte
Teekeningen J, F. Hoeve
film, als fervent gekleurde malloten uit een
Russisch prentenboek, als fantasieën van
Jeroen van den Bosch. ;
Ergens diep-in beantwoprden zij aan een los
brekende nachtmerrie in eins zelf en daarin ligt
hun genialiteit en hun succes. Francesco is
ondanks alles het klatergouden ideaal van rijk
dom, praal en commedia:,de klassieke paljazzo
in een jurk van blinkende pailletten, bombazij
nen hoozen en een kalkwitte toet met
eentoovenaarshoed erboven. A^berto is de wonder
lijke August, die altijd -verwilderd, altijd te
vroeg of te laat, altijd huilend op zijn
overgroote tootschoenen dwars door het nummer
heen laveert met vaak niets anders dan absurde
requisieten, een kattevel- aan een touwtje of
een hond op hobbelwieletjes. Hij heeft een
broek zonder pijpen, want het kruis slobbert
hem op de enkels. Als bij hem uitstrekt, is
het een jas, zooals zijn jas een broek is, en
daaronder draagt hij een rpse corset van 1900.
Waarom zijn alle clowns, en de Fratellini zoo
in het bizonder, ingesteld op platitudes, op dingen
van het zitvlak en vrouwelijke wanstaltigheid
en zoo? Praat men met de Fratellini, dan zijn
het bedaarde en beschaaf de j menschen, een
waarlijke circus-aristocratie, van, geslacht op geslacht
gevormd en zich voortzettend in uitnemend
begaafde kinderen; zij zijn bovendien kunst
minnaars, bibliophielen, pfcilanthropen. Indien
hun nummer expresselijk en onnoodig grofheden
Francesco stemt zijn guitaar
aanwees, dan zou een dertigjarige loopbaan,
het peilen van het publiek in alle landen van Euro
pa, hen wel wijzer hebben gemaakt. Neen, indien
zij grof zijn, dan is het niet omdat de clown in
hen grof is, maar omdat zij zoo, en zoo alleen,
beantwoorden aan een heel primitive. bandelooze.
gevaarlijke neiging tot luidruchtigheid in ons. Het
publiek der Fratellini is hetzelfde publiek, dat naai
de Italiaansche opera gaat: menschen, die eenvoudig
van gemoed zonder te denken in het absurde
gelooven. Menschen, die willen zien en hooren
zonder te hoeven te denken. De clownskunst
van de Fratellini is immers heel nauw aan de
Italiaansche opera verwant: hoor Paolo Tosca"
spelen, . zie de parodie op den feestmarsch uit
,,Aida". Ja, misschien gaat het publiek wel
naar de Fratellini omdat het daar ziet gebeuren
waar het bij de ernstige kunstenmakerij van de
Opera altijd vergeefs op hoopte: op de parodie, op
de dikke dame, die zong en middenin een ongelukje
kreeg, op den tenor, die de hooge C! niet kon halen.
Het album van Paolo
op de breede geste van den bas, middenin lach
wekkend afgebroken.
Als men deze geboren caricaturisten thans
terugziet, na zes jaren dat zij in ons land niet
optraden, dan vallen in de eerste plaats de
ktirtevrachten requisieten op, waarmee hun
oui'-nummers hoe langer hoe fantastischer, maar ook
hoe langer hoe overbodiger worden aangekleed.
Hun publiek wil wat zien, onverwachte attributen,
kleedingstukken, het wil verrast, verwonderd.
bedot en bedonderd worden. Dat was van oudsher
de taak der clowns, die tusschen de nummers
van het circus in dwaasheden in de arena sleepten
en er door de stalknechts weer uitgegooid werden
als de paardenmest was aangeveegd en versch
zand gestrooid. Het nummer van de Fratellini
is tenslotte ook altijd circus gebleven. Men kan
ze alleen goed zien van boven af, met hun drieën
bijeenstaand onder een schijnwerper als drie
dronkenlappen op straat in den lichtkring van een
lantaarn. Het nummer van deze voorste'ling is
ongetwijfeld het dresseeren der paarden, dat
het oude olifantennummer vervangen heeft, en
waaraan de heele familie, twee aan twee in bruine
droompaarden verborgen, meewerken moet. Dit
nummer is prachtig, als twee beenen van een paard
ruzie krijgen met twee andere beenen, bij het
omwentelen twee beenen verkeerd gaan en liet
paard in den knoop gedraaid weer opstaat. Of als de
kleine menschenhandjes onder de paardenhuid;
meeklappen en de verbaasde houten kop rond
kijkt als leefde het waarlijk, als geloofden wij
allen mee in den droom van het droombeest.
Het is langzamerhand zoo klassiek geworden
in zijn volkomen, opperste dwaasheid. Men voelt
het of men voelt het nooit. Er zijn menschen, ook
nu weer, die geërgerd opstaan en wegloopen.
Niet iedereen heeft zooveel fantasie, dat hij alles
uitschakelt om weer heelemaal een heel jong kind
te zijn en zoo maar, stomweg, mee te lachen tot
hij op zijn stoel zit te dansen en zijn onbekende
buurvrouw van pret op d"e knie timmert. En dat
vragen deze clowns tenslotte toch. Hun nummer
kan niet meer groeien, kan niet meer veranderen.
Het is langzamerhand in zijn absurde plastiek
klaar getooverd. Toen er nog vier broers Fratellini
waren, leefden er nog maar enkele motieven van.
Maar toen Louis in Moskou uitgeput achter de
coulissen stierf, kwamen de drie broeders bi.ieen,
met hun maskers, die zij nooit meer verande 'den
en nooit meer zouden kunnen veranderen, n
kleine reizende circussen, later in het Médra i<>.
in de Cirque d'lliver, werkten zij zich op tot !.i;t
onbetwiste eerenummer van elk circus: het voor
laatste nummer voor deri slotmarsch, die met
trommen en bekkeiislag en hoog gillende fluiten
de pret besluit. Eia, oia. eia alala!