De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 12 augustus pagina 11

12 augustus 1933 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

RKT TE NIJMEGEN Opvoering Amsterd. Tooneel DOOR HENRIK SCHOLTE ran Dalsum ecieze plaatselijke aanduidingen Spelen een rol: a meisje op den weg van Venlo naar Nijmegen, n haren pastoralen Heer-Oom naar bare tuchtejze Moeye op de markt van Ninimegen; belaagd jor arifitebroers en potsemakers en in arren »ede verlangend, dat er dan maar een kwam en »r het leven leerde (wat een stukje moderne dkunde eigenlijk, Freüd bad er zelfs van kunnen lullen !)? ,,Comt nu tot my, God often Duyvel, t is'mij alleleens !" Het is misschien een beetje "iiselijk om het zoo voor te stellen alsof een onauldige jonge maagd eens te Nijmegen met een ozen man. verdween en zeven jaren in ontucht t Antwerpen huisde, daar tweehonderd slacht!ers' maakte van hare bekoorlijkheden en ten>tte, door heimwee gekweld en door een Wagenel op Nimmegens markt bekeerd, zeide, dat het renen, dien Duyvel was geweest. MaarMariken irdt er maar te menschelijker en begrijpelijker i, evenals de non Beatrijs het werd. En, er ziju dere aanduidingen, die historisch moeten zijn, ngezien zij nimmer uit de toch altijd harmoni-' ie fantasie van een dichter konden zijn ontstaan. aarom wordt Mariken van het dak van een huis geworpen, tenzij dan dat dit een historische poging tot zelfmoord is geweest, door de volksverbeelding als een ingeving van den Duyvel uitgelegd ? Van waar ineens dat zonderlinge intermezzo, dat de booze Moeye haer selve dye kelen af stack" omdat de eene hertog van Gelre het niet van den anderen gewonnen had, terwijl elke waarlijk dichterlijke verbeelding dit gruwelijk feit in verband gebracht zou hebben met haar gedrag tegenover het on schuldig Mariken? Vanwaar deze zonderlinge pre cieze verhalen van wat de bisschop van Keulen zeide en de Paus van Bomen en de bekeerder sondersen" in het klooster te Tricht? Vanwaar zelfs deze zonderlinge anti-climax na een dramatisch n ideologisch hoogtepunt, als het Wagenspel op de markt van Nimmegen en Mariken's bekeering tcch is? Dit alles maakt den indruk van onhandigheid, men houde het mij ten goede: slechte, ongeschifte copie" van een gelegenheidsjournalist, den alles klakkeloos opschrijvenden rederijker-priester, die er ellenlange commentaren van penitentie en god delijke voorziening aan vast knoopte en steeds met den pedanten vinger dreigde. Ook hindert de eigenwijze taal, die Mariken te Antwerpen gebruikt en waarin op zonderlinge wijze twee zoover uiteenliggende volksspelen als dat van Beatrijs en Van Dr. Faustus' voorganger Theophilus dooreengemengd zijn. Tweehonderd slachtoffers maakte Mariken in den Boom te Antwerpen twee honderd volksjongens, die zij op een tafel toesprak, niet met liederlijke taal, maar met sophistieke redeneeringen over de seven vrye consten en de rederijkerij, die allerhooghste ! En het Wagenspel zelf. Is er n toeschouwer, geen philoloog, geen priester, die het debat tusschen Godt aan 't Oruyss en Masscheroen, Advocaet van Lucifer, met een enkel woord van Onge Lieve Vrouwe daartusschen, begrepen heeft? Dit ismiddeleeuwscheleerarentaal en geeli volksspel, en zoo is het heele spel een wonderlijk mengsel van geleerdheid en prachtige naïveteit. Laat ons zeggen: het verhaal en de vaste heldere volkskarakters zijn naief, als van de sottengilden en de cluten; het woord, waarin het geschre ven staat, is verward en doorgaans al te konstig. * * Albert van Dalsum's vertooning heeft echter als schouwspel, met zijn voortreffelijk gebruik van de entourage en zijn verbluffende regievondsten, veel goed gemaakt van wat een te angstvallig vasthouden aan een bedorven tekst verhinderde om te genieten. Naief, maar aan vaardbaar was het opeenvolgen der los vaneen staande hande lingen bij de groo te]ta fereeMariken's sterven len: de markt te Nimmegen, het gelag te Ant werpen en de ommegangsdag met het Wagen spel te Nimmegen, ingeluid door préludes op het carillon en prachtig opgeroepen uit de natuurlijke volksmassa's der Nijmeegsche di lettanten. Heel de oude Keizersstad was in dienst van dit spel gesteld. Trams reden er niet meer, de torenklokken waren stilgezet, in de gasjes naar de Waal toe dromde het publiek en op de af gezette markt zagen duizenden in den zwarten avond naar het bedrijf van Middeleeuwsche menschen onder den donkeren pracht der oude gebou wen. In de Waag, achter de verlichte ramen, dansten de poorters en poorteressen als speelde een oud uurwerk van poppen daarbinnen. Op de trappen bliezen de muzikanten hun oude wijzen en daarvoor op de markt, leefden Jan Steen en Ostade en voor alles de gouden pracht van Breughel's volk, de zatte kerels en de pretmakers, de porceleinen vrouwen en de speelsche kinderen. Harmonisch kwam hiertegen het spel der enkele figu ren uit: Willy Haak gaf een onnavolgbare Mari ken met een innigheid en een oprechtheid, die mo menten van groote ontroering bracht. Van Dalsum's Moenen en de kleine, zwarte, vleermuisachtige gestalten der Luciferisten waren plastische won deren. Jo Sternheim was grootsch in de gebochelde, giftig-groene gedaante van Masscheroen op den wagen, welk spel trouwens een zeldzaam geslaagde Einlage" werd. In een gotische triptiek stond de zachte, blonde Christus van Ben Royaards aan het kruis, links een blauwe Maria, rechts een ge vaarlijke" duivelsadvocaat. Ook het neerwerpen van Mariken van het dak van een huis was door de regie met behulp van een Middeleeuwsche charnière" voortreffelijk opge lost en het tumult, dat daardoor op de markt en onder het volk ontstond, had de beklemming der werkelijkheid, waardoor deze gedeelten van het spel, die trouwens het dramatische hoogtepunt vormen, een unieke werking op den toeschouwer uitoefenden. Het slot zakte, ondanks de praal, waarmede de Paus; fraai en statig gesproken door Hans Carpentier Alting, opgedragen werd. Zuiver als kijkspel had deze vertooning een waar de, die hare herhaling, als massale tooneeluiting, als Nijmeegsch landjuweel, de volgende jaren ten volle zou motiveeren. Mits dan niet alleen het effect maar ook de innige waarde der eigenlijke legende door een moderne adaptatie in den vorm van een gebonden, harmonisch en begrijpelijk volksspel op den gemiddelden hedendaagschen toeschouwer zou kunnen worden overgedragen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl