Historisch Archief 1877-1940
In gevaarlijk kielzog
De Groene Amsterdammer van 12 Augustus 1933
No. 2832
Albert Heiman
{?>
g?fr
r
P. H. van Meerkerken: De wil der goden 1)
Het zou zijn nut hebben om naar aanleiding
van van Moerkerken's oeuvre eens na te gaan,
Mrelke de eischen zijn van de moderne historische
roman, en hoe de stand van zaken in ons land is.
Het zou echter te ver voeren in dit verband, en
eerlijk gezegd is het sop de kool niet waard. Men
behoeft slechts een kleine vergelijking te maken
tusschen de voornaamste historische romans die
de laatste jaren in het buitenland verschenen,
van Feuchtwanger, Alfred Neumann, Kastein,
Garnett, om er slechts enkelen in het wilde weg te
noemen, en de productie ten onzent, om al
aanstonds tot de conclusie te komen, dat ook op
dit gebied, voor Nederland weinig reden tot trots
bestaat.
Het wil mq voorkomen dat het genre, zoowel
Flaubertiaansch opgevat, als op de meer concise
wijze, a la Klabund of Cendrarg den Nederlandschen
literator niet erg ligt. Zoodra deze zich immers
ie de nabijheid der historie bevindt, wordt hij
plechtstatig, indien niet professoraal, en neemt hij
zijn onderwerp zoo gewichtig, dat hij niet zonder
de meest hoogdravende woordkunst kan volstaan.
J)it is oorzaak dat verreweg de meeste
Nederlandfiche historische romans voor gewone sterve
lingen onleesbaar zijn. En treurig genoeg is het,
te moeten zeggen dat de lang-vergeten ,,Akbar"
van v. Limburg Brouwer nog altijd een van de
meest genietbare oorspronkelijke" voortbreng
selen in dit genre gebleven is. Zelfs een man als
Adriaan van Oordt, dien men overigens met het
grootste genoegen leest, en met de meeste oprecht
heid bewonderen kan, is niet geheel vrij van het
euvel der ppgeschroefdheid en dat der dikdoenerij.
Ary Prins en Querido (in' De oude waereld e.d.)
hebben ieder op hun wijze het procédévan
woordzwelgerij over historische onderwerpen tot in het
absurde doorgevoerd en de laatste heeft er zelfs
een kennelijk genoegen in gevonden de arme leek
met veel vertoon van geleerdheid te overdonderen.
Best van de grooteren nog Louis Couperus. Deze
vormt in onze letteren nog steeds een bizonder
geval", dat voortdurend interessanter wordt, naar
mate men zich meer daarin verdiept.
Couperus bezat vóór alles, boven alles gratie.
En men moet jaar in jaar uit aan deze
zwaar-opde-handsche, Potgietersch-degelijke literatuur van
Holland getrouwd zijn, om te weten welk een
zeldzame en kostbare schat ten onzent gratie is.
Zoo iets als radium onder de alledaagsche ele
menten l
Een veelzijdig man was Couperus; het zou
te veel zijn om te zeggen dat hij alles kon, maar zijn
gratie maakte dat hij ook dan genietbaar bleef,
wanneer hij iets niet zoo heel erg goed meester was,
wanneer hetzelfde werk bij een ander reeds lang
en breed op een mislukking zou zijn uitgeloopen.
Dat Holland hem niet waard geweest is (hij had in
' het Nieuw-Grieksch moeten schrijven, of in het
Baskisch !) blijkt al uit het feit, dat men hier zijn
gratie voor mondainiteit en oudegelijkheid heeft
versleten. Alsof wij niet sinds Jaar en dag van kul
tot Kuiler geraakt zijn ! De Klop op de Deur" is
ira de degelijke, rijk-becommentarieerde roman
van hedendaagsch Nederland geworden; onze na
zaten zullen het druk genoeg hebben om de oor
zaken van zulke aberraties in de publieke smaak
op te sporen.
* *
*
Deze kleine uitweiding over Couperus is noodig
om ons standpunt ten opzichte van P. H. van
Meerkerken te kunnen bepalen.
Lang geleden had men kunnen meenen, dat hij
zij het in de verte, door Couperus beïnvloed
werd. Ook hij streefde naar de gratie die bij Cou
perus de woordkunst naar natuurlijkheid en licht
heid gaf, welke maakte dat men nooit eenige ge
leerdheid te slikken kreeg, maar steeds ongemerkt
profiteeren mocht van de groote eruditie van een
veelzijdig en onbevooroordeeld merisch. Van
Moerkerken bewoog zich in een middelmaat, die veel
van gratie weg had, en ongetwijfeld eenvoud en
natuurlijkheid bezat, welke toenmaals even zeld
zaam op dit gebied waren als thans.,,De Bevrijders"
en de eerste deelen van De gedachte der tijden"
zijn echter de hoogtepunten in zijn oeuvre gebleven.
Daarna is een geleidelijke neergang gekomen, die
in zijn voorlaatste boek De Historie en het
Droomgezicht over den Prins en den moordenaar"
(welke een titel alleen al, voor dit onnoozele
gelegenheidsboekje) en zijn laatste, De wil der
goden"., zelfs penibel is geworden.
Zelden heb ik zulk een vervelend en reeds bij
de geboorte oud-modisch werk gelezen als dit
laatste; vervelend omdat het oud-modisch is, en
geheel in de trant gehouden van die zwaarwichtige,
moeizaam in elkaar gewrongen schoolopstellen
over De Batavieren" of Clovis", waarmee men
de jeugd van den heer Van Meerkerken en die van
vele anderen zal hebben vergald.
In ,.De wil der Goden" wordt Claudius Civilis'
opstand tegen de Romeinen verhaald. De histo
rische gegevens voor dit onderwerp zijn feitelijk
schaarsch, weinig meer dan het onvolledige, en
wat erger is vrij verwarde relaas dat Tacitus
geeft in zijn Historiae. Deze Romein, die zelf niet
goed bekend was met de streek waarin het ver
haal speelt, heeft door opgeschroefde rhetoriek
trachten te vergoeden wat hem aan exacte kennis
op dit punt ontbrak. En de heer Van Meerkerken
heeft hem hierin trouw nagevolgd. Ach, sinds de
ongeluksdag waarop Hooft het Nederlandsche
proza verhondschte (of zooals het in de officieele
literatuurgeschiedenis heet omsmeedde") om
Tacitus na te bootsen, spookt deze vreemdeling
door onze letteren, overal waar woordkunst be
dreven wordt. Werkelijk, wij hebbed weinig reden
om dezen zwaarwichtigen Romein dankbaar te zijn!
Omdat nu Claudius Civilus zooveel en zooveel
eeuwen geleden leefde, heeft de heer van
Moerkerken het goed gevonden hem en zijn tijdgenooten
als een soort van marionetten te doen spreken en
handelen en voelen. Het eerste zoo onnatuurlijk
en dwaas als men zich maar denken kan; het
laatste volkomen geschematiseerd. De trouwe
Batavieren zijn allen patente kerels, zoo uit de
schoolboekjes weggeloopen; de anderen boeven
waar niets goeds aan is. Als een van hen ontsnapt,
is het altijd '?door een laffe vlucht."
Van scherpe beelding of verrassend
naar-vorenspringende details, geen sprake. Integendeel, men
krijgt fraaie zinnen te slikken als Want die tijd
was nu opgegaan over het verscheurd Imperium !
Classicus, praefect van Triërsche ruiters, rijk en
van vorstelijk geslacht, Julius Tutor, aanzienlijk
Triërenaar, onder Vitellius bevelhebber aan den
Rijn-oever en de Lingoon Julius Sabinus zouden.
over enkele dagen met voorname Ubiërs en Ton
geren bijeenkomen binnen Colonia Agrippiniensis
en van hun besluiten bericht zenden aan den vorst
der Bataven". Het is waarschijnlijk erg vulgair,
maar ik kan mij na zooveel fraais niet weerhouden
om in deugdelijk Amsterdamsch te antwoorden:
Nou moe !"
Een nare, zwaarwichtige historie is het geworden,
terwijl de heer Van Meerkerken gewaarschuwd
had kunnen zijn. Want niemand minder dan
Mommsen heeft van Civilis' opstand gezegd:
Es war ein Trauerspiel und zugleich eine Posse".
Doch niet alleen dat de Nederlandsche bewerker
geen oog had voor de .,onnoozele" zijde van het
geval, hij heeft ook de mooiste dramatische
kansen verspeeld.
1
Stijn Streuvels: De rampzalige kaproen 2
In een ander, eveneens gevaarlijk kielzog heeft
Stijn Streuvels zich begeven, toen hij onder de
titel De rampzalige kaproen" een bewerking
heeft ondernomen van de oudste duitsche
boerenschwank", de Meier Helmbrecht" van Wernher
der Gartenaere. Het is niet de eerste maal dat
Streuvels op een dergelijke wijze te werk gaat en
een oud verhaal gedeeltelijk omwerkt en gedeelte
lijk letterlijk vertaalt. Hij doet dit vlot on leesbaar,
maar ook zonder eenige aparte verdienste of karak
teristiek.
Dit valt, juist in het bizondere geval van de
..Meier Helmbrecht", wel te betreuren. Men ver
wondert zich erover dat een specialist in
boerenromans als Streuvels niet sterker verleid is gewor
den door het feit, dat de kern van deze satyre de
wrok is van den vader-boer tegen zijn zoon die
hoogerop" wil, maar daardoor bij de verarmde
ridderstand terecht komt, welke leeft van onrecht
en schurkerij. En die zich de dubbele haat van de
boeren op de hals haalt, omdat hij een
verradeiis van het soort proletariaat" waartoe hij door
zijn geboorte behoort. Kortom, het is een markant
en kleurrijk brok middeleeuwsche klassenstrijd,
en niets anders. Nu eens fel en opstandig, dan weer
goedmoedig-spottend en ironisch, met een
boerenbruiloft, die zonder eenige twijfel het prototype
is van de gelijksoortige scène uit Brecht's
Dreigroschenoper."
Streuvels die de dingen tegenwoordig gaarne
argeloos en gemakzuchtig bekijkt, heeft de Meier
Helmbrecht" als een parabel opgevat bij
het gebod Eert uwen vader en uwe moeder."1
Ook allerlei details heeft hij vereenvoudigd".
Op verschillende plaatsen is hij toch wel
ver beneden het origineel, en zelfs ver beneden.
de mogelijkheden van een vertaling of bewerking
gebleven. Hij schijnt er de noodige felheid en op
standigheid voor te missen, en lijkt wel voorgoed
in een meer idyllische periode beland.
Terloops zij vermeld dat dit boek is geïllustreerd
op een wijze die wél fel en markant is, en in ?uit
drukkingskracht de tekst ver achter zich laat.
Van de talrijke illustraties welke Charles Eyck
de laatste jaren maakte, zijn deze stellig de meest
verrassende, en niet slechts passend bij De ramp
zalige kaproen," maar zelfs bij-de zooveel belang
rijker Meier Helmbrecht."
Antoon Coolen: De schoone voleinding^' 3>
Nu hier toch een boeren-roman ter sprake ge
komen is, nog een enkel woord over Antoon Coo
len's jongste boek, De schoone voleinding.""
Slechts om te signaleeren dat de voor hem onuit
puttelijke Peel ook hiervoor weer de stof geleverd
heeft (het boek is een vervolg op Kinderen vait
ons volk"), maar met een paar merkwaardige
varianten. In de eerste plaats een ietwat beschei
dener gebruik van het zoogenaamde idioom"'
waarmee hij naar mijn meening op zijn minst
de zuiver-descriptieve plaatsen in zijn werk ont
siert.' In de tweede plaats de voortreffelijk vol
tooide teekening van een ouden, niet boerschen pas
toor. Een ideaal-type, zooals Guido Gezelle geweest
zou zijn, indien hij geen dichter geboren was.
Literair is Coolen, niettegenstaande zijn groote
populariteit, nog een zeer problematische figuur;
men weet niet of zijn sterk-volgehouden beperkt
heid een gevolg is van opzet of van onmacht.
Hiervan hangt echter zijn toekomstige beteekenis
af; geen schrijver heeft zich zoozeer aan een genre,
een manier en een streek verpand als hij. Dat
zou op den duur een kracht kunnen zijn; rnaar
met veel minder kansen dan dat het een zwakheid
wordt, en reeds is.
In ieder geval is dit zijn jongste boek, zoodanig,
dat het aanleiding geeft het probleem nogmaals
te stellen. Het is eerlijk, hartelijk, gul, en ook
naïef werk. Het leert dat Coolen eenigszins breeder
georiënteerd, beter zijn literaire volwaardigheui
zou kunnen bewijzen dan thans het geval is.
1) Uitgave v. Kampen, Amsterdam.
2)' Uitgave De Gemeenschap, Utrecht.
3) Uitgave Paul Brand, Hilversum.
MET
REENS'
SCHAKELMEUBELEN
HET GEZELLIGSTE INTERIEUR
ECONOMISCH PRACTISCH
VERFIJND
AMSTERDAM:
HEILIGEWEG 49/51
TELEFOON 32998
DEN HAAG:
PASSAGE 76
TELEFOON 112666
ROTTERDAM: DE DISTEL"
SCHIEDAMSCHE SINGEL 65 b
UTRECHT: BIJ DEN DOM"
KORTE NIEUWSTRAAT 8
f.