De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 19 augustus pagina 10

19 augustus 1933 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Passagiers- en Goede Ir. H. E. VERSC l * ?> t**n - ^ Bijna een eeuw geleden werd de spoorweg tugschen Amsterdam en Haarlem in dienst gesteld, en wel tusschen de Haarlemmerpoort te Amsterdam en de Amsterdamsche poort te Haarlem. De reistijd van vier paar treinen bedroeg een half uur. Dit beteekende een belangrijke versnelling in vergelijking met diligence en trekschuit, en leidde tot eene betrekkelijk snelle uitbreiding van het nieuwe verkeersmiddel. De aanleg van door particulieren gebouwde spoor wegen (Hollandsche Spoor, Rijnspoor, Centraal Spoor) werd in de tweede helft der vorige eeuw uitgebreid met Staatsspoorwegen in h( Noorden, Oosten en Zuiden des lands, benevens iniNoord-Holland ten Noorden van het IJ. In 1890 werd de Rijnspoorweg door het Rijk genaas en aan 8.8. in exploitatie gegeven; het net vaniH.S. werd met grootendeels minder belangrijke lijnen uitgebreid'. Bij deze concentratie ble( de concurrentie bestaan en werd het medegebruik op verscheidene baanvakken ingevoerd, zooals Amersfoort-Utrecht-Rotterdan Rotterdam-Esschen (grens) erx Almelo-iSalzbergen. Bij de fusie in 1917 hebben de beide Maatschappijen haar exploitatie vereenige Het net bestaat thans uit 3639 km. spoorweg, waarvan 2435 km. hoofdlijnen, 963 km. locaalspoorwegen en 251 kn tramlijnen. Daarvan hebben de twee Maatschappijen in eigendom 834 km., terwijl 1887 km. van het Rijk en 917 km. va anderen gehuurd worden. Onder laatstgenoemde zijn er eenige, die (althans wat het reizigersverkeer betreft) catemiteu geworden of gebleven zijn, maar waarvan de met medewerking der Regeering gemaakte contracten slechts b betaling der aanlegkosten kunnen vervallen. Na den oorlog is het reizigersverkeer sterk gestegen, daarna vond een inzinking plaats tot 1926; i 1930 was het verkeer grooter dan ooit, het was ruim anderhalf maal zoo groot als in 1913, terwijl d bevolking 30 % was toegenomen. Ook met gewone plaatskaarten is het reizigersverkeer gesteger echter veel minder dan met abonnementen. Laatstgenoemd verkeer werd van 1913 tot/me 1930 bijna driemaal zoo groot, terwijl de opbrengst ruim viermaal zoo groot werd. He verkeer van abonné's bedroeg in 1931 40 % van hft totale verkeer (reizigerskilometers en 23 % van de totale opbrengst. In 1930 en 1931 werden gemiddeld per dag 10 millioei reizigerskilometers afgelegd, d.w.z. eene totale reislengte gelijk aan 250 maal den omtre", der aarde, doch bij 8 millioen inwoners slechts 1250 meter per inwoner en per dag. De totale opbrengst van het reizigersverkeer bedroeg in 1930225 % van 1913; hc reizigersverkeer (reizigerskilometers) zonder abonné's steeg slechts 20 %. De geringer stijging is ongetwijfeld aan auto's en autobussen toe te schrijven, en aan auto's misschiei tweemaal zooveel als aan bussen. Sommige buslijnen zijn aanvoerend voor den trein; zij kunnen dit geheel worden, indien zij niet trachten, het verkeer transiet de stations alwaar de sneltreinen stoppen over te nemen. De gemiddelde afstand, door treinreizigers afgelegd, bedraagt slechts 34 km.; afstanden tot ongeveer 10 km. zouden op den duur aan de bus kunnen worden afgestaan. Voor de bediening van dagelijksch spitsverkeer (forensen met trajectkaarten) toont echter de bus veelal geen belangstelling. Met het reizigersverkeer houdt het vervoer van rijwielen nauw verband. Het bedroeg in 1932 4 a 5000 per dag, waarvan in Augustus gemiddeld 11000 per dag. Van 1932 op 1933 daalde het aantal in het eerste kwartaal van 267000 op 220000; in het tweede kwartaal steeg het echter van 375000 op 395000. De gunstige invloed van de verlaging der reizigerstarieven was hier dus sterker dan de voortwoekerende crisis. Van de moeste spoorwegen in Europa is de opbrengst van het goederenvervoer twee- a drieinaal zoo groot als van het reizigersvervoer. Door het goedkoope vervoer te water zijn echter in Nederland beide opbrengsten nagenoeg gelijk. Bij dit betrekkelijk geringe goederenvervoer naar schatting gemiddeld 2000 ton per km. spoorweg en per werkdag had dan ook (naar de meening van N.S.) het aan het Julianakanaal en aan het Twente-Rijnkanaal besteedde geld beter kunnen worden benut. (Ook de toevallige totstandkoming van den verkeersweg over den afsluit dijk van het IJsselmeer heeft de econ. positie der spoorwegen geenszins versterkt). In den loop der jaren is dan ook weinig winst gemaakt; het vervoer heeft plaats tegen den kostenden prijs. De kosten van reizigers- en van goederenvervoer kunnen bezwaarlijk worden gesplitst. Bij de Duitsche Rijks- spoorwegen worden daarvan echter sedert jaren onverbeterlijk nauwkeurige gegevens ver zameld, en deze toonen aan, dat ? ^^MBk^ bij Duitsche verhoudingen de verhouding van de kosten ^^^^^T vancenreizigerstrein-km. tot eeri goederen- ^^^^^M^^^ trein-km. 2 : 5 be draagt. Aldus ^^^^^^^^^^^^^f±_ berekend komt een 'SM &>" »:?? 1Ü^S li.^*-/-1 ** 'j ?«i, ??>iv "* ,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl